» Boeken » 100 Jaar Akkerbouw 1883-1983 » Pagina 7-8
In de stad Amsterdam waren toentertijd opslagplaatsen in kelders en het heette dan ook dat de
aardappelen werden "gekelderd". Er waren nu commissionairs ingeschakeld die de verkoop in de stad regelden
en de kopers zochten. Er was geen kans op rechtstreekse verkoop van producent aan consument in de steden.
De afnemers waren daar de handelaren, groenteboeren, die overigens weinig met het boeren te maken
hadden.
Wie de aardappelen van de Commissionairs uit de keldervoorraad kocht noemde men "een keldergast". De
verkoop van voorjaars- en zomeraardappelen geschiedde aan de Prinsengracht in Amsterdam.
De tuinders gebruikten de driehoek voor het merken van manden en zakken.
Zij gaven ook het lidmaatschapsnummer aan, waaronder zij bij "Akkerbouw" waren aangesloten en
vermeldden hun naam.
Per zeilschip werd het produkt verscheept van Broekerhaven naar de hoofdstad en die zeilschuit kon aan
de Prinsengracht lossen.
Het schijnt dat er lange tijd voorkeur was voor het vervoer per zeilboot boven het gebruik van
motorschepen, die men minder vertrouwde. Het risico van verzending was voor de afzender, die zich wel kon
verzekeren, maar die dat veelal niet deed – misschien om godsdienstige – mogelijk ook om financiële
redenen.
Behalve aardappelen werden ook veel andere produkten van het land verscheept, zoals groenten, slabonen,
doperwten, snijbonen en uien, maar dat nam toch geen heel hoge vlucht. Deze groente werd doorgevaren naar
de markthallen aan de Marnixkade in Amsterdam, waartoe het schip echter een grote omweg moest maken om
deze te bereiken.