» Boeken » Al deze Stenen voor Sparen en Lenen » Hoofdstuk 6 » Pagina 79-81
In de 19e eeuw hoorde Grootebroek en het aangrenzende Lutjebroek tot de
zeer arme gebieden in Nederland.
De inkomsten moesten voor een groot deel komen uit de teelt van
aardappelen. De aardappel was in die tijd nog zeer onsmakelijk, daarom
werden ze alleen gegeten door de zeer armen en werden ze gebruikt als
veevoer. Wie het kon betalen, at in die tijd onder andere pastinaak. Ook
ontstond er geregeld veel schade door ziekte in de aardappelen, reden
waarom de verbouwde oppervlakte nogal schommelde.
In 1846 stond er 36 bunder in Grootebroek, maar een jaar later was dat nog
maar 20 bunder. Langzaam kruipt de teelt uit een dal. In 1879 is er 48
bunder verbouwd, maar dan volgt weer een periode met ziekte.
In mei 1885 komt de spoorlijn Zaandam - Purmerend - Hoorn - Enkhuizen
gereed. Aan deze lijn komen stations onder andere in Westwoud,
Hoogkarspel, Bovenkarspel en Grootebroek. Hierdoor ontstond eindelijk een
ontsluiting van het gebied. De oprichting van “Veiling de
Tuinbouw” volgde en de agrariërs profiteerden van deze enorme
impuls. De tuinbouw kwam tot bloei en natuurlijk ontstond daarbij ook een goede voedingsbodem voor een coöperatieve bank.
De geschiedenis van het coöperatief bankieren in Grootebroek, valt in
twee ieder zeer verschillende delen uiteen.
De bank die opgericht werd voor en door het protestantse deel van de
bevolking heeft het kortste leven gehad en bovendien is er niet veel over bewaard.
De “katholieke” bank daarentegen heeft een rijkere historie en
was het beginpunt van een aantal fusies waaruit de Rabobank
Westfriesland-Oost is ontstaan. We beginnen met de bank die in 1916 werd opgericht voor het niet-katholieke bevolkingsdeel.
Onder deze naam werd een coöperatieve vereniging opgericht bij akte
van 10 maart 1916. Als notaris trad op C. Th. Pool te Grootebroek.
Dominee Daniël Boer speelde een belangrijke rol. Niet alleen in de
oprichting, maar ook in het verdere verloop van de geschiedenis. Indien
nodig staat de consistoriekamer van de kerk altijd ter beschikking voor
vergaderingen wanneer er elders even geen plaats is. Het heeft heel wat
vergaderingen gekost voor men tot het besluit kwam om een eigen bank te
stichten. Ook vanuit Utrecht is verschillende keren een voorlichter naar
de kerk van Dominee Boer gekomen om te wijzen op de vele voordelen en te
helpen bij de voorbereidingen. In de oprichtingsakte staat hij als eerste
vermeld samen met de initiatiefnemers uit Grootebroek en Lutjebroek.
Inderdaad ook deelnemers uit Lutjebroek. Ook daar vormden de protestanten
een minderheid en in 1906 was er al een bank opgericht voor en door de
katholieken. Dominee Boer behartigde de geestelijke belangen van de
gelovige niet-katholieken in Lutjebroek en liet ze nu ook delen in de
stoffelijke voordelen van de coöperatieve bank. Op die, voor hen,
historische dag in maart ondertekende de volgende mannen de akte bij de
notaris: Daniel Boer, predikant; Simon Brugman, arbeider; Maarten Raven,
landbouwer; allemaal uit Grootebroek en uit Lutjebroek: Klaas Toereppel,
landbouwer en Jan Bakker Maartenszoon, landbouwer.
In de loop van de maand mei komt er wat regelmaat in de nieuwe bank. Niet
alle initiatiefnemers laten zich op plaatsen in het Bestuur of Raad van
Toezicht kiezen. Dominee Boer leidt nog wel de eerste vergadering, maar
trekt zich dan terug om het reilen en zeilen van de nieuwe bank van een
afstandje te kunnen bekijken. De 32 leden stemmen over de indeling van het
Bestuur en kiezen G. A. Schrikker als voorzitter en S. Gerrits, S.
Brugman, J. Bakker Mzn. en K. Ruiter als leden. De Raad van Toezicht
krijgt Burgemeester S. Prins als voorzitter en C. van Kleeff en O.
Keersemaker als leden. J. Smit, die al in dienst was van de Posterijen, kreeg de taak om als Kassier de bank te dienen.
Bij het 40-jarig jubileum in 1956 schrijft de krant over de geschiedenis
van deze bank en constateert dat op dat moment van de oprichters alleen
Schrikker en van Kleeff nog in leven zijn. De journalist maakt van de
gelegenheid gebruik om een moraliserende les uit het verleden te trekken:
“Tegenwoordig schijnen veel jongeren op het platteland vergeten te
zijn, welk een voorname rol de Boerenleenbanken hebben gespeeld om het
agrarische deel der bevolking op alle rnogelijke manieren te behoeden voor
de ondergang. Laten deze jongeren uit de agrarische sector zich daarom
terdege bewust blijven, dat, ondanks dat hun huidige positie misschien
mogelijk niets te wensen overlaat, en men de Boerenleenbank dus niet
direct nodig heeft, het hun plicht is hun zaken door hun bank te laten
behartigen. Aan de durf, samenwerking en doorzettingsvermogen van de
oprichters, waarin de toenmalige predikant ds. Boer een voorname rol
speelde, is het te danken dat men thans op gunstige voorwaarden geld kan krijgen, indien dit nodig is.”
Kort na de oprichting komt de heer Van der Geest uit Wervershoof, in zijn
functie van inspecteur, langs. Naar aanleiding van zijn bezoek staat er in
de notulen: “zijne Ed. gaf zijn grote tevredenheid te kennen.”.
Hij heeft kennelijk ook geen opmerkingen over de kosten van de bank. Toch
was juist de vergadervergoeding voor de Kassier verhoogd wegens de sterk gestegen sigarenprijzen.