» Boeken
» Al deze Stenen voor Sparen en Lenen
» Hoofdstuk 17
» Pagina 168-170
Al lijkt het aan de buitenkant alsof er geen verschillen meer zijn met
andere banken, de praktijk is anders. in wezen is er aan de grondslag in
100 jaar niets veranderd. We zagen in het voorgaande hoofdstuk dat de
Rabobank Westfriesland-Oost nog steeds de bekende structuur heeft: een
Bestuur dat namens en in overleg met de leden het beleid bepaalt, een Raad
van Toezicht, die een vinger aan de pols houdt bij het gevoerde beleid en
een directeur, die met zijn managementteam voor de dagelijkse gang van zaken zorg draagt.
Al heeft ook daar wel eens iemand aan getwijfeld: de organisatie en ook de
lokale banken zullen in de toekomst als coöperatie door het leven blijven
gaan. Alleen daardoor kan de sterke financiële positie gehandhaafd
blijven. Al was het alleen maar omdat er geen hoge uitkeringen aan aandeelhouders moeten worden voldaan.
Maar het draagvlak is veranderd. De bestuursleden hebben het gevoel minder
betrokken te zijn bij het sturen van de bank, directeur met zijn
managementteam neemt de beslissingen. De Raad van Toezicht voelt haar taak overgenomen door het Bestuur.
De democratische bestuursvorm, die in de loop der tijden het belang van de
leden heeft gediend, werkt soms vertragend. Maar star is de organisatie
als geheel zeker niet. Er zijn in 100 jaar veel structurele aanpassingen
geweest. Nu, aan het begin van een nieuwe eeuw, is de discussie gevoerd
over een nieuwe invulling van de landelijke en de plaatselijke coöperatie in de 21e eeuw.
Tijdens de discussies over dit onderwerp bleek opnieuw het verschil in
inzicht tussen bijvoorbeeld de banken die in een hoofdzakelijk agrarische
gebied werkzaam zijn en banken die werken in grote steden, zonder enige agrarische binding.
Doel van alle discussie was steeds om een nieuw model te vinden, waarbij
de kracht van de coöperatieve structuur niet alleen bewaard blijft, maar
versterkt wordt op een zodanige wijze dat ook naar buiten toe duidelijk
wordt dat de Rabobank een andere bank is dan de handelsbanken. Dat die
verschillen er niet alleen in de structuur zijn, maar dat ze ook gevolgen
hebben voor de leden/cliënten. En dat het die leden/cliënten ook
duidelijk is voor wat voor soort bank ze gekozen hebben en wat voor de
individuele cliënt daarvan de voordelen zijn, ongeacht of bij agrariër is of niet.
De Raad van Toezicht:
Mevrouw W. Sneeboer-Peelen, Ir. C. J. J. Neefjes, H. M. de Boer,
Ing. L. A. Bentschap Knook, T. C. Kok, C. M. A. Schouten,
J. J. H. Schamineé, J. C. Commandeur, A. Rosier.
Weer citeren we Het Financieel Dagblad. Dit keer van 25 november 1997.
“Rabo rondt discussie over coöperatie af.” Het dagblad ontleent
deze kop aan de afronding van de discussie in een grote landelijke
vergadering van bestuurders op 19 november 1997. Daar zijn de
uitgangspunten vastgelegd voor het nieuwe beleid. In de toekomst zal de
Rabobank niet alleen meer een kredietcoöperatie zijn, maar een coöperatie
waarin veel meer mogelijkheden zijn onder gebracht. Het aantal leden
bedraagt nu 600.000 en dat zijn vrijwel uitsluitend ondernemers. In de
nieuwe coöperatie staat het lidmaatschap open voor iedereen en kan het
ledental stijgen tot enkele miljoenen. Drie verschillende
aandachtsgebieden zijn er voor het beleid: Belang, Betrokkenheid en
Beheer. Het totaal daarvan geeft het gezicht van de Rabobank in de 21e eeuw een duidelijker vorm.
In het eerste onderdeel, belang, is vastgelegd op welke wijze de banken er
zijn voor de cliënt. Voorop staat daarbij dat de Rabobank er is voor
iedereen. De jongste spaarder met een klein bedrag is net zo welkom als
het (echt)paar dat voor het eerst een huis koopt, maar ook de kleine en de
grote ondernemer vinden een financiële dienstverlening op maat.
Daarbij hoeft niet meer winst te worden gemaakt dan voor een gezonde
bedrijfsvoering noodzakelijk is. Dat heeft tot gevolg dat voortdurend
gestreefd kan worden naar zo gunstig mogelijke tarieven. Een klein deel
van de winst is bestemd om de betrokkenheid bij de gemeenschap, waarin de
bank functioneert, te kunnen tonen. Onder andere door bijdragen aan lokale projecten.
In een tweede onderdeel, betrokkenheid, zijn afspraken gemaakt over het
lidmaatschap van de coöperaties. Het lidmaatschap is niet langer
verplicht voor bepaalde categorieën cliënten. Maar wie zich betrokken
voelt bij de bank, zal geactiveerd worden om lid te worden en daarmee ook
zijn invloed uit te oefenen op het beleid. De instelling van
klankbordgroepen, waarin leden met een zelfde achtergrond zitting hebben,
is daarbij een hulpmiddel. Maar ook kunnen leden financieel deelnemen.
Daartegenover staat een voordeel bij de afname van diensten.
Tot slot is opnieuw vorm gegeven aan de besturing van de lokale bank, het
beheer. De taken van, en de verhoudingen tussen, de directeur en zijn
managementteam, het Bestuur en de Raad van Toezicht zijn opnieuw
vastgelegd. De directeur krijgt een plaats in het Bestuur en onderhoudt
daardoor rechtstreeks de band met de, door de leden gekozen,
bestuursleden. Zij het in een moderner vorm, komt de structuur terug,
zoals die was toen de Coöperatieve banken van start gingen. Ook toen was
de voorzitter van het Bestuur de Directeur, al had bij toen geen actieve
functie in de dagelijkse gang van zaken. In de nieuwe vorm is de Directeur
onderdeel van het managementteam, maar heeft ook een directe lijn naar de leden.
De Raad van Toezicht behoudt een controlerende taak bij de uitvoering van het te voeren beleid.
De pas 100 jaar jonge Rabobank Westfriesland-Oost gaat een nieuwe eeuw in
als een sterke bank, die in alle opzichten de cliënt centraal stelt en
een optimale financiële dienstverlening nastreeft. De Directeur die de
nieuwe structuur in de bank gaat invoeren is niet degene die in de
afgelopen 20 jaar alle fusiebewegingen heeft meegemaakt. Jan Buurman gaat
in 1998 van een welverdiend pensioen genieten. Hij bracht de bank tot
bloei en de huidige enorme omvang. Th. M. C. Omerzu neemt zijn taak over.
Hij is afkomstig uit de Streek en zijn brede ervaring die bij in vele
functies, zowel bij locale banken als bij Rabobank Nederland, heeft
opgedaan zullen hem helpen de bank op een juiste koers naar de 21e eeuw te brengen.
De komende (Th. M. C. Omerzu)
en de gaande man (J. Th. N. Buurman).