» Boeken » Andijkers in verzet » Pagina 27-29
In Andijk is het verzet tegen de Duitse bezetter eerst in 1943 écht
op gang gekomen.
Landelijk gezien was er toen natuurlijk al veel verzet gepleegd. Als voorbeeld
kan worden genoemd de bekende 'februaristaking' op dinsdag 25 februari 1941,
toen arbeiders uit Amsterdam, Zaandam, Wormerveer, IJmuiden en omliggende plaatsen
het werk neerlegden, uit protest tegen de jodenvervolging.
Maar ook regionaal en plaatselijk werd er al spoedig na de bezetting op allerlei
manieren verzet gepleegd, aanvankelijk nog tamelijk ongeorganiseerd.
Wat Andijk betreft kan, als het gaat om beginnend verzet, b.v. gedacht worden
aan het hoofd van de Dr. A. Kuyperschool, de heer F. de Boer, die samen met de
journalist-schrijver Klaas Norel uit Enkhuizen het zgn. Schoolverzet leidde in
het gebied van de Inspectie Hoorn. Dit binnen het protestants-christelijk
onderwijs ontstane schoolverzet was begonnen toen de Duitse bezetter het na veel
strijd verworven eigen benoemingsrecht voor het bijzonder onderwijs aantastte.
In het voetspoor van de in de 19de eeuw met veel verbittering en doorzettingsvermogen
gevoerde strijd met de toenmalige overheden om juist dit benoemingsrecht, dat
de eigen aard van deze vorm van onderwijs kenmerkte, kwam de Schoolraad voor
de Scholen met de Bijbel, het hoogste overkoepelende orgaan in deze onderwijssector,
in fel verzet.
Samen met de vereniging voor christelijk volksonderwijs (CVO) activeerde de Schoolraad
de plaatselijke schoolbesturen ertoe de nieuwe verordening inzake het benoemingsrecht
naast zich neer te leggen.
Men nam het niet dat er alleen door de overheid kon worden benoemd. Het duurde
tot oktober 1942 voordat het schoolverzet ln feite de functies, zij het nu illegaal,
van de Schoolraad overnam.
De strijd tegen deze verordening had inmiddels reeds geleid tot de arrestatie
van alle leden van het dagelijks bestuur van de Schoolraad, tijdens een vergadering
te Utrecht op 5 maart 1943.
Vanaf dat ogenblik hebben de heren De Boer en Norel zich beijverd om schoolbesturen
die nieuwe leerkrachten hadden te benoemen, te adviseren en onder druk te zetten.
Zoals gezegd kwam het verzet in Andijk pas in 1943 écht en voor wie deze
tijd heeft meegemaakt is het nauwelijks voorstelbaar, dat alles wat zich in het
plaatselijk verzet heeft afgespeeld, slechts binnen twee jaren heeft plaatsgevonden.
Een voor de hand liggende vraag is welke omstandigheden er de oorzaak van waren
dat eerst in 1943 het verzet intensiever, grimmiger en ook massaler werd.
Zonder dat wij pretenderen hierop een voldoend genuanceerd antwoord te kunnen
geven, kwamen in gesprekken met Andijkers twee aandachtspunten naar voren.
Allereerst werd gewezen op een wat algemeen punt, nl. dat de Duitsers, in tegenstelling
tot hun optreden in tal van andere Europese landen, het Nederlandse volk voor
zich trachtten te winnen door een houding van behoedzaamheid.
Dat begon al met de geruststellende en vleiende toon waarop de door de Duitsers
voor Nederland benoemde Rijkscommissaris Dr. Seyss Inquart zich via de radio
tot het Nederlandse volk wendde.
Hij werd door het Duitse militaire gezag belast met het civiele bestuur over
ons land en suggereerde, dat onze nationale geestelijke vrijheden onder het Duitse
bestuur gewaarborgd zouden blijven.
Voor deze tegemoetkomende benadering werden in ieder geval twee verklaringen
gegeven:
— het Nederlandse volk was, als het Duitse volk, van Arisch ras. Men werd
geacht tot het Arische ras te behoren indien men van zuiver Indogermaanse ofwel
Indo-europese afkomst was, zonder bijmenging van joods of ander bloed;
— Nederland was een agrarische 'provincie', belangrijk voor de voedselproduktie
waarvan men goed zou kunnen profiteren.
In de tweede plaats was 1943 voor velen het jaar waarin het ware 'gezicht' van
de Duitsers zichtbaar werd.
Werd nl. bij decreet van 1 juni 1940 door de Führer Adolf Hitler bepaald
dat alle krijgsgevangenen moesten worden vrijgelaten, op 29 april 1943 maakte
de Duitse militaire bevelhebber Nederland, generaal Christiansen, via een proclamatie
bekend dat alle Nederlandse oud-militairen weer in krijgsgevangenschap moesten
worden teruggevoerd.
Tevens moesten studenten zich melden voor de zgn. Arbeitseinsatz, een gedwongen
tewerkstelling in Duitsland t.b.v. de oorlogsindustrie.
Ook in Andijk riep dit alles een storm van verontwaardiging op en velen begrepen,
dat hiermee een tijd van openlijke vijandschap met de bezetter was aangebroken.
Om een daad te stellen werd opgeroepen één dag te staken in de
land- en tuinbouw. Dit vond plaats op 30 april (of 1 mei) 1943.
O.m. Jb. Butterman en Dirk Mantel hebben in de omliggende gemeenten zoveel mogelijk
mensen aangezet eveneens te staken.
Gezien het tijdstip van de staking, nl. in een periode waarin nog nauwelijks
sprake was van aan- en uitvoer van tuinbouwprodukten, was dit geen diep ingrijpende
gebeurtenis.
Wel had deze actie een signaalfunctie, waardoor men de bezetter liet weten dat
er van nu af aan op verzet moest worden gerekend.