» Boeken » Andijkers in verzet » Pagina 91-95
De 'Plaatselijke Commissie L.O.' (en via haar veel anderen uit het Andijker
verzet) heeft ook buiten Andijk een belangrijke bijdrage geleverd in het verzetswerk.
In dit hoofdstuk willen we dat in beeld brengen door het in een aantal fragmenten
te beschrijven.
In 1943 werd Hovenga door de Provinciale L.O. benoemd als districtsleider;
toen hij later voedselcommissaris werd, nam dokter v. d. Weg deze functie over.
Enkele andere districtsleiders waren:
'Oom Koos', district Hoorn
'Oom Tinus', district De Egmonden
Jan de Vries, district het Gooi
Jan van Galen, district Zaanstreek
dokter Reitsma, district Enkhuizen
Hovenga (zijn schuilnaam was: De Wilde) werd districtsleider van een gebied
waarin vooral de gemeenten Wervershoof, Medemblik, Opperdoes en een gedeelte
van de Wieringermeer actief in het verzet waren.
De districtsleider had primair een adviserende taak. De 'Plaatselijke Commissies'
hadden grote behoefte aan adviezen, vooral als er nog weinig verzetservaring was.
Verzetswerk was uiterst riskant, en men werd graag geruggesteund door het advies
van een districtsleider. In het algemeen was de verhouding tussen 'Plaatselijke
Commissies' en districtsleiders voortreffelijk te noemen.
Behalve een adviserende had de districtsleider ook een informatieve taak. Districtsleiders
maakten deel uit van de Provinciale L.O. en derhalve konden zij belangrijke
informatie aan de 'Plaatselijke Commissies' verstrekken.
Deze 'Plaatselijke Commissies' waren dus nogal afhankelijk van een goede verhouding
met de districtsleider en via hem met de Provinciale L.O.
Immers, als een 'Plaatselijke Commissie' gebrek aan bonkaarten had, was men
aangewezen op de hulp van de Provinciale L.O., die evt. kon besluiten haar knokploegen
te belasten met het kraken van distributiekantoren om bonkaarten te bemachtigen.
De voorzitter van genoemde provinciale L.O. in de laatste periode van de oorlogsjaren
was Kees Haeck. Hij woonde in Heerhugowaard en was daar hoofdonderwijzer.
Toen hij werd gearresteerd hebben Hovenga en Bultsma zijn gezin naar Andijk
overgebracht. Het dook onder bij de familie Its Haaksma. Kees Haeck werd door
een knokploeg uit de gevangenis bevrijd.
Twee omstandigheden veroorzaakten dat de Provinciale L.O. behalve districtsleiders,
twee zgn. voedselcommissarissen moest benoemen:
1.
Het voedselgebrek werd steeds groter en dit werd voor diverse 'Plaatselijke
Commissies' een nijpend probleem. Veel gezinnen met een onderduiker konden het
niet meer zonder bonkaarten stellen en de schaarste hieraan nam toe.
2.
Vanuit Londen (waar de Nederlandse regering in ballingschap verbleef) kwam het
bericht dat hoeveelheden voedsel moesten worden opgeslagen in verband met het
te verwachten einde van de oorlog.
Moest dit einde nog worden bevochten, dan zouden bevriende legereenheden van
voedsel moeten worden voorzien.
Deze beide aspecten verdienden en vroegen om grotere aandacht, reden waarom
Jan de Vries en Hovenga tot voedselcommissarissen in Noord-Holland werden benoemd.
Dit bracht de noodzaak mee, dat andere districtsleiders in hun plaats moesten
worden benoemd, omdat beide functies niet door één persoon konden
worden vervuld.
Zoals gezegd nam dokter v. d. Weg de functie districtsleider van Hovenga over.
Ben Lenters en Arie Pilon zijn de koeriers van de Andijker districtsleiders geweest.
Voor Hovenga, als voedselcommissaris, heeft Jan Haak koeriersdiensten verricht.
Hij blijkt veel gevaarlijke opdrachten te hebben vervuld. Door zijn rustig en
beheerst optreden genoot hij bijzonder veel vertrouwen.
In dit verband kan nog worden opgemerkt dat koeriers meestal elkaars opdrachten
niet kenden. Dit gold overigens ook voor anderen die geen speciale koeriersdiensten
vervulden.
Ben Lenters en Arie Pilon (koeriers van de districtsleider) wisten b.v. niets
af van wat Jan Haak (koerier van de voedselcommissaris) deed.
Men vond het in het verzet belangrijk dat men altijd slechts een deel van wat
er gebeurde wist en nooit alles.
Iemand vervulde een bepaalde opdracht, maar anderen gaven daar het vervolg aan.
Wie die 'anderen' waren, wist men meestal niet. Als Jan Haak gearresteerd zou
worden en (b.v. bij marteling) zou gaan praten, zouden Ben Lenters en Arie Pilon
niet automatisch in gevaar hoeven komen. Men zat immers niet op dezelfde 'lijn'
van opdrachten en informatie.
De verzetsmensen werden door deze methode feitelijk beschermd; voor de verzetsorganisatie
was het veiliger en voor de bezetter uiterst moeilijk om greep te krijgen op
het organisatorische netwerk van het verzet.