» Boeken » Andijkers in verzet » Pagina 115-121
Het verzetswerk was vaak uiterst moeilijk, omdat er geen enkele ervaring
was in de manier waarop je dit het beste kon doen.
In veel opzichten moest de ondervinding de mensen wijs maken.
Omdat het plegen van verzet grote persoonlijke risico's met zich meebracht,
heeft men vaak veel vernuft ontwikkeld om het gevaar te reduceren.
Wat dit betreft kwamen we onder de indruk van de manier waarop Hielke Bultsma
(expediteur), soms geassisteerd door Wim Weverink, een eigen verzetsmethode
ontwikkelde op het gebied van vervoer en expeditie.
Het woord 'methode' is eigenlijk niet goed gekozen, omdat het de suggestie inhoudt
dat alles vooraf zorgvuldig was bedacht en overwogen.
Wie Bultsma hoort vertellen, komt tot de slotsom dat hij in hoge mate intuïtief
handelde. Dat handelen paste overigens feilloos in het gangbare verzetssysteem,
nl. je voert een verzoek of opdracht uit voor hen in wie je alle vertrouwen
stelt en je vraagt niet naar het waarom en waartoe.
Weinig weten was het veiligste, en daarom was het een gouden regel.
De verhalen van Bultsma getuigen van listigheid, maar zijn op een of andere
manier ook ongecompliceerd.
Dat was overigens ook zijn filosofie over de Duitse bezetting. Op onze vraag
waarom hij dat riskante verzetswerk eigenlijk had gedaan, gaf hij als antwoord:
'Omdat ik een Fries ben. Het zinde me niet, die moffen moesten in Duitsland
blijven'.
Zijn verzetswerk kenmerkte zich door het handelen in een dubbelrol.
Hij maakte zijn vijanden zogenaamd tot vrienden, en dat is hem wonderwel gelukt.
Een bij velen bekende, een zekere De Jager, die later door het verzet is geëlimineerd,
stond bekend als een gewetenloze verrader. Volgens Bultsma werkte deze man,
die in Enkhuizen woonachtig was, bij hem achter het huis, waar een sloot werd
uitgebaggerd. Hij werd natuurlijk door iedereen gemeden maar Bultsma nodigde
hem regelmatig uit en bood hem koffie aan.
Dit schiep een 'band', waardoor Bultsma gedaan kreeg dat De Jager, die uiteraard
contact met de Duitsers onderhield, hen wist te bewegen om Bultsma niet steeds
te controleren wanneer hij met zijn vrachtauto naar Enkhuizen reed.
Deze controle vond vooral plaats voor Enkhuizen (Enkhuizerdijk), tegenover de
putten, waar de Duitsers een bunker in de dijk hadden gebouwd.
Over het feit dat De Jager de Duitsers ervan wist te overtuigen dat er geen
enkele reden was om hem te controleren of te wantrouwen, zei Bultsma: 'Dat kwam
mij erg goed van pas, want ik moest vaak met vrachtjes naar Enkhuizen die beter
niet konden worden gecontroleerd. Ook moest ik maandelijks bonkaarten vervoeren
en tientallen keren onderduikers, die vanuit Andijk voor onderzoek of behandeling
naar het ziekenhuis in Enkhuizen moesten.
Verder vervoerde ik de bagage van onderduikers die in Enkhuizen aankwamen (bij
Lenters) en vandaar in allerlei dorpen werden ondergebracht'.
Ook zocht Bultsma zelf contact met de Duitsers in Enkhuizen. Hij zag zelfs kans
'bevriend' te raken met de Ortskommandant (Pruys) en met een andere officier,
Maier genaamd.
Met deze Maier ging hij wel mee naar de Wasserschutzpolizei in Amsterdam. Bultsma
vertelde: 'Hiervoor werd ik op een gegeven moment gewaarschuwd door de Ortskommandant,
die mij adviseerde voorlopig dit soort uitstapjes na te laten, omdat ik geschaduwd
werd.
Ook Flip Fluitman (leider van de knokploeg in Enkhuizen) kende ik.
Flip waarschuwde mij voor het contact met De Jager, maar hij zei wel: 'Als jij
op jouw manier kameraad met hem kan worden, dan heb je mijn zegen'.
Op den duur bood het contact met de Duitsers Bultsma aanzienlijke voordelen,
want daardoor werd hij niet meer gecontroleerd.
Soms, b.v. als hij een onderduiker naar het ziekenhuis in Enkhuizen moest brengen,
riep hij vanuit de auto tegen de Duitsers: 'Ik moet even iemand wegbrengen,
maar op de terugweg kom ik een bakje koffie halen'.
Dat deed hij dan ook.
Op deze wijze raakte hij bij de Duitsers bekend als een joviale, onschuldige
en betrouwbare vrachtrijder.
'Over politiek of de oorlogssituatie in het algemeen heb ik met die moffen natuurlijk
nooit gepraat. Ik keek wel uit!', aldus Bultsma.
De indruk die hij bij de Duitsers vestigde werd nog versterkt, doordat hij ook
verschillende vrachten voor de Duitsers verzorgde.
Bultsma zegt hierover dat hij daarvoor nooit geld van de Duitsers heeft ontvangen,
maar ze ook nooit een rekening had gestuurd.
De gevaarlijkste opdrachten vond Bultsma het vervoer van joden.
Hij verborg ze dan tussen de bollenkisten, maar hij was bij controle door Duitsers
altijd bang dat ze zouden gaan hoesten en daardoor zouden worden opgemerkt.
Vooral bij het viaduct onder Purmerend, waar meestal controle was, vond hij
het link en daarom liet hij tijdens die controles de motor (gasgenerator) hard
brullen.
De Duitsers vroegen hem weleens waarom hij dat deed en waarom dat nodig was.
Hij zei dan: 'Dat kan niet anders, want als de motor afslaat krijg ik hem niet
meer op gang'.
Bultsma spreekt met grote bewondering over Ds. Slomp, die hij twee keer heeft
ontmoet.
Een van de opdrachten die Bultsma kreeg luidde: 'Ga je met je auto
bij het station in Enkhuizen staan, met een rode zakdoek in je hand. Er komt
dan iemand op je af met een kromme pijp in zijn mond. Van hem krijg je bonkaarten'.
Bultsma hierover: 'Inderdaad gebeurde e.e.a. feilloos. Er kwam iemand met een
kromme pijp in z'n mond op mij af die vertelde dat hij bericht had gehad om
mij 450 bonkaarten te overhandigen. Hij beloofde voor de volgende maand 500
bonkaarten.
We gingen even in de cabine van de auto zitten en hij haalde die 450 bonkaarten
zo uit z'n tasje. Een maand daarna gebeurde hetzelfde; toen bracht hij de beloofde
500 bonkaarten.
Ik heb er bewondering voor, omdat wat hij deed (met zoveel bonkaarten in de
trein), levensgevaarlijk was.
Later hoorde ik dat deze man Ds. Slomp was geweest'.
Het is verleidelijk de verhalen van Bultsma uitvoerig te beschrijven.
Toch zullen we ons ook hier moeten beperken. Met betrekking tot de bonkaarten
willen we in elk geval nog vermelden, dat mevrouw Bultsma deze uiterst belangrijke
kaarten met grote trouw bij de gezinnen met onderduikers bezorgde, een bezigheid
die zeker risico's inhield.
Enkele gebeurtenissen willen we nog in kort bestek memoreren.
Bultsma kreeg eens het verzoek van de Ortskommandant in Enkhuizen om brandstof
te halen uit Alkmaar.
Bultsma vertelt hierover: 'Dat verzoek kwam op een heel gelegen ogenblik, want
ik moest nog allerlei spullen illegaal wegbrengen naar verschillende plaatsen,
o.a. 5 mud tarwe naar Bakkum.
Dat was nu geen probleem, want er zou een Duitser met ons meegaan naar Alkmaar.
Die kon prachtig als 'dekker' fungeren.
In aanwezigheid van een gewapende Duitser kon ons immers niets overkomen?
De man wilde in de cabine zitten en hij zat tussen mij en Wim Weverink in. Nadat
ik eerst de eigen vrachtjes had afgeleverd, gingen we naar Alkmaar, waar we
inderdaad brandstof kregen'.
Over wat er verder gebeurde vertelt Wim Weverink: 'Ik weet het mij nog goed
te herinneren. Het ging om een vracht briketten. Vanuit Alkmaar reden we naar
Hoorn, waar we even zouden opsteken.
Toen we in een café kwamen zat daar Jacob Groot (een Andijker slager).
We gingen bij hem zitten en hij was het die kans zag de
Duitser zoveel drank toe te dienen dat deze in een tamelijk beschonken toestand
door ons tot in de auto moest worden geholpen. Zijn koppel met revolver hebben
we maar even op veilige afstand van hem (en ons) gelegd'.
In Andijk aangekomen wilde men even wat sterke koffie drinken bij Jacob Groot.
Bultsma vertelt: 'Toen wij koffie dronken hebben Wim Weverink en de beide zonen
van Jacob Groot, Jan en Simon, het grootste gedeelte van de briketten uitgeladen.
Wij moesten toch ook stoken? In Enkhuizen werd de rest bij de Duitsers gelost.
De Duitsers namen hun collega, die met ons mee geweest was, mee naar binnen
en ontdekten natuurlijk de toestand waarin hij verkeerde.
Even daarna moest ik ook binnenkomen en ze vroegen wat er met hun collega was
gebeurd. Ik zei daar niets van te weten, dat we onderweg wel even wat hadden
gedronken en dat dat bij hem waarschijnlijk niet zo goed was gevallen'.
Een onvergetelijke gebeurtenis voor Bultsma vormt zijn arrestatie op 17 maart
1945.
In de omgeving van Lambertschaag werden hij en Wim Weverink door een Duitse
patrouille aangehouden, omdat ze belastende goederen vervoerden.
Eerst werden ze meegenomen naar Medemblik, waarna ze in het huis van bewaring
in Alkmaar werden ingesloten.
Daar maakte hij kennis met een 19-jarige jongen, Sjef Middelhoff. Sjef was een
Alkmaarse jongen die bij familie in Heiloo was ondergedoken geweest. Zijn oom
was in die jaren burgemeester van Hoogkarspel.
Bultsma vertelt dat deze jongen door een buurman aan de Duitsers was verraden.
Toen hij door Duitse soldaten van z'n bed werd gelicht, had hij naar z'n revolver
gegrepen, die echter niet afging. Dit was voor de Duitsers aanleiding om hem
op een afschuwelijke manier te martelen. Men wilde weten van wie hij dat wapen
had gekregen.
Bultsma vertelt: 'Op een avond werd hij bloedend en kapotgeslagen bij mij in
de cel gegooid. Ik legde hem op de enige brits in de cel.
Hij vertelde dat hij de volgende dag weer zou worden verhoord en
dat ze dan zijn voeten in het vuur van de kachel zouden stoppen.
Hij zei toen: 'Bultsma, ik doe zelf niets meer aan mijn geloof, maar bidt u
met mij'.
We zijn toen samen in de cel neergeknield en hebben gebeden. Toen we opstonden
gaf hij mij een hand en zei: 'Nu voel ik mij sterk'.
De volgende dag werd hij weer verhoord. Toen hij terugkwam vertelde hij: 'Ik
word doodgeschoten. Ik heb gevraagd of ze dat op Alkmaarse grond willen doen'.
Hij gaf mij toen een gouden kettinkje dat hij van zijn moeder had gekregen.
Hij vroeg of ik dat naar Heiloo wilde brengen en of ik de ondergrondse wilde
vertellen wie hem verraden had.
Ik beloofde hem dit te zullen doen en hèb dat ook gedaan.
Hij is met 10 andere mensen gefusilleerd in Limmen en begraven in Overveen.
Ik heb nadien wel 8 of 10 keer zijn graf bezocht'.
Aan het einde van dit hoofdstuk vermelden wij nog dat we over genoemde Sjef
Middelhoff informatie ontvingen van mevrouw Ina de Bie-Greidanus. Zijzelf deed
verzetswerk, maar vooral haar man (Pierre de Bie) nam samen met Frits Conijn
een belangrijke plaats in bij de provinciale K.P.-organisatie.
In een in haar bezit zijnd fotoalbum kwamen we inderdaad tegen:
Stephanus Martinus Middelhoff.
Geboren 5 februari 1924 te Alkmaar.
Gefusilleerd 6 april 1945 te Limmen.
In angst en tranen
werd zijn strijd gestreden.
Toen kon hij toebereid
naar voren treden.
De duisternis kon,
wat zij mocht verzinnen,
hem niet verwinnen.
(E. L. Smelik)