» Historie » Beknopte Kroniek der Gemeente Andijk » 2 » Pagina 14-24
De dijk, of liever eerst de dijken.
Er zullen wel eerst drie dijken het land tegen de waterwolf beschermd hebben.
Hiervoor getuigt volgens ons het zogenaamde slapersdijkje, dat men
nog heden in Wervershoof aantreft. En als we nu rekenen dat Andijk
(waarschijnlijk door Melis Stoke geschreven) reeds in 1250 wordt
genoemd, waar deze geschiedschrijver aantekent “dat Graaf Willem
II van Holland in genoemd jaar op sijnen togt ter bestaking der
muitende West-Friezen eenen omweg maakte over Andieke en aldaar eenige rust
nam,” dan weet men ook dat men in de 13e eeuw nog niet de aanleg
van een dijk met paal- en weerwerken kende. Dat wist men eerst tussen
1450-1460. En wat zouden zelfs de mensen uit de 15e eeuw gezegd
hebben, als ze de kunstwerken van de ingenieurs uit de 20e eeuw
hadden kunnen zien? In vijf eeuwen tijd hebben de waterbouwkundigen
heel wat kunnen leren en onbillijk zou het dan ook zijn, om omgekeerd
het werk van die eerste dijkbouwers met een 20e eeuwse blik te gaan
bekritiseren. De mensen deden hun best en voelden zelf reeds, dat hun
dijkwerk nog zwak stond tegenover de kracht van storm en woedende golven;
daarvoor getuigt hun aanleg van drie dijken waarvan de buitenste,
dus de sterkste, de “waker” werd genoemd, dan kwam de “dromer” die bij storm gauw wakker was om zijn kracht te
tonen en tenslotte kwam het “slapertje”, dat weinig meer
betekende dan een versterking van de dijkvoet. Buitendijks maakte men
flinke glooiingen (ook nu nog) van grote stenen -nu liefst
bazaltblokken- om de kracht van het water reeds bij voorbaat te breken en daardoor de dijk zoveel mogelijk te sparen.
In de volgende eeuwen heeft men ook aan de kust der Zuiderzee
ingezien dat één machtige dijk meer waard was dan drie zwakkeren en
men verzwaarde zijn buitenste dijk, wellicht met de grond van de beide andere.
Het kan evenwel hard spoken in dit hoekje van West-Friesland en vaak
heeft het water, opgezweept door een felle wester of noordwester, tot
aan het randje van de landbeschermer gestaan. Soms kwam van het zilte
nat wel eens wat over de kruin, maar zo'n angstige nacht als de Andijkers
van 13 op 14 januari 1916 hebben doorgemaakt was nog nooit voorgekomen.
Bij hevige storm staan, zoals men weet steeds mensen (wachters) op de
uitkijk om de dijk te controleren. Aan de voet van het zandgevaarte
staan loodsen met zeilen om deze bij het eerste onheilssignaal over
de door de storm geslagen gaten te kunnen uitspreiden. Die zeilen
worden dan bezwaard met stenen om aldus het verder uitvreten van de
dijk te voorkomen. Hoe men toen ook had uitgekeken en hoe er ook
gestreden was tegen het woedende element, men kon niet verhinderen
dat op sommige gedeelten de binnenzijde van de dijk door het overgolvende
water was weggeslagen en aan de buitenglooiing een enorme schade was
aangericht zodat het gevaar van een doorbraak zeer groot was. Voor de
mensen van Andijk gelukkig, braken die nacht de dijken tussen
Durgerdam en Monnikendam én in de Anna Paulownapolder door. Het water
begon daardoor bij Andijk te zakken en toen nu later ook de storm
iets bedaarde was het ergste gevaar voor Andijk geweken. Natuurlijk besloot
het bestuur van Drechterland dadelijk de dijk zo spoedig mogelijk te
herstellen en onder de bekwame leiding van S. Prins (waarnemend)
Dijkgraaf van Drechterland en P. Groot Dzn, toen nog landbouwer,
sinds 1919 Uw burgemeester, werd daarmee de volgende dagen reeds
begonnen. In de Enkhuizer-Courant van 23 januari 1916 werd door Drechterland
een dringend verzoek gedaan aan de omliggende gemeenten om puin aan te voeren voor het herstellen van de dijk.
Spoedig daarn'a werden dagelijks vele karren met puin door de boeren
uit de omtrek aangevoerd en tot 's avonds laat werd door hen ook
grond gereden voor het dichtmaken van de gaten aan de binnenzijde van
de dijk. Duizenden zakken werden met grond en zand gevuld en over de losse
grond in de dichtgemaakte gaten opgestapeld, voor het geval dat er nogmaals een storm mocht komen.
Veel arbeiders uit Andijk en omliggende gemeenten hebben daaraan
meegewerkt en daar het winter was en het werk goed werd betaald was dit
voor hen nog een meevaller. In onderling overleg besloten nl.het bestuur
van Drechterland, rijk en provincie, om van deze gelegenheid gebruik te
maken de dijk te verzwaren. Ruim 250 huizen die daarvoor in de weg
stonden, moesten worden onteigend. Het waren wel meestal kleine huizen,
doch ook drie scholen met onderwijzerswoningen, drie spuithuizen, de
pastorie op het Buurtje, het Boerenleenbankgebouw, zes cafés en verschillende winkels behoorden erbij.
En nog meer verandering, maar vooral verbetering in de gemeente, bracht de
verzwaring van de dijk mee. Voor al de huizen die aan de dijk gestaan
hadden was daar nu geen plaats meer. En zie er kwam een prachtige nieuwe
weg die van Bangert tot Molenweg de naam “Stormweg” kreeg,
wellicht zo genoemd omdat de storm oorzaak was geweest van de aanleg. Maar
de weg verdient deze naam ook omdat hij vrij open ligt en het er dus
altijd waait. Deze naam is nu veranderd in “Nieuwe weg” die zich
vanaf de Molenweg onder de naam Kleingouw, Horn en de Knokkel reeds
voortzette tot Oosterdijk. Door deze acht kilometer lange weg die door 25
cementen bruggen aaneengesloten is, verkreeg men een rechtstreekse verbinding van west tot oost.
De ontreddering der huizen gaf aanleiding tot de oprichting van de
Andijker Bouwvereniging, die prachtig werk heeft gedaan, door moderne
woningen te bouwen. Het nieuwe systeem “woningen verrollen” kwam
in de mode en in Andijk zijn hiervan kranige staaltjes geleverd. In 1943
was ieder in de gemeente van een woning voorzien en de
tijdsomstandigheden, die toch de nieuwbouw belemmerden in aanmerking
genomen, is de Bouwvereniging opgeheven en het batig saldo verdeeld onder
de personen die met haar hulp hun nieuwe woning hadden laten zetten. Ook
langs de nieuwe dijk werd een prachtige asfaltbetonweg met gesloten
wegdek, dat er uitziet of het de eeuwen zal kunnen trotseren, aangelegd.
Die weg is met de Nieuwe weg enz. door enige dwarswegen verbanden. Die
wegen heten (van west naar oost) Molenweg, Hoekweg, Middenweg, Hornpad, de Weet, Schoolweg, Kerkepad en Oosterweg.
En zo ligt dan dit nieuwe Andijk voor ons, als eenlanggerekt eiland niet
door twee machtige rivierarmen, maar door een paar prachtige landwegen
krachtig beschermd. Eén ding is jammer, dat dit prachtige wegdek als het
geijzeld heeft een gladde ijsbaan wordt, haast onbegaanbaar voor de voet
ganger. En nu hebben we al eens getracht, de huisvrouwtjes te bewegen, dat
elk voor zich de asla voor haar huis zou ledigen; als de gemeente dan het
wegdek der bruggen voor haar rekening nam, kan de voetganger behoorlijk
gaan. De fietser valt wel eens, doch zijn rubberband houdt veel tegen en
de auto's? Ze mogen al eens slippen, maar door haar snelheid komen die er
ook wel door . Een afdoend middel voor zulk een ijsweg zou de pekelwagen
zijn, maar die is voor een kleinere gemeente een te kostbaar stuk, omdat
hij, laten we zeggen “gelukkig”, te weinig nodig is.
Dit als intermezzo.
Aan al de werkzaamheden van het herstellen en verzwaren van de dijk, de
onteigening en verplaatsing der gebouwen en vooral de aanleg met de mooie
doelmatige beplanting der nieuwe wegen, heeft burgemeester P. Groot Jzn.
door zijn onverdroten ijver en grote energie krachtdadig steun verleend.
Het herboren Andijk is des daags met zijn kranig onderhouden bouwlanden,
waaruit in voorjaar en zomer de leeuwerik jubelend omhoog stijgt, met zijn
door de zon beschenen talloze waterwegen, zijn vergezichten naar de Streek
of 's avonds met zijn door het electrisch licht fantastisch beschenen wegen, een sierraad in de kring der West-Friese dorpen.