» Historie » Beknopte Kroniek der Gemeente Andijk » 6 » Pagina 44-52
Vijftig à zestig jaren geleden was er in Andijk nog geen behoorlijke
straatverlichting. Wie 's avonds niet beslist uit moest, bleef thuis. En
wie door omstandigheden, hetzij voor vreugde hetzij voor verdriet, de weg
op moest, kon zelf voor verlichting van zijn pad zorgen. Dat ging met
zogenaamde stallantaarns met kaars- of petroleumverlichting. Er bestaan in
Andijk -en ze worden heden ten dage weer gebruikt- nog lantaarns met
hoornen glazen. Het lijkt ons geen gezellig werkje om in het stikkedonker,
het pad slechts verlicht door kaars of petroleumlampje (zoals men
tenminste vroeger moest) boven op de dijk te lopen, terwijl regen en
windvlagen het gezicht bewerken. Doch, als men niet anders weet, aanvaardt men
de tocht en volbrengt die ook.
Van ± 1850 af kon men ook onder aan de dijk behoorlijk lopen. De
voetpaden aan de benedendijk werden door de omwonenden onderhouden.
Hiervoor werd eens per jaar het zogenaamde padgeld opgehaald. Wat ver in
het land gelegen boerderijen zorgden des winters voor eigen verlichting
met petroleum. Langzamerhand kwamen aan de weg ook petroleumlantaarns, die
door middel van ijzeren bouten aan palen verbonden waren. Het onderhoud
van die lantaarns werd door particuliere verenigingen, die zo wat in elk
buurtje gevestigd waren, gedragen. Later vergoedde de gemeente Andijk de
lantaarnopsteker, die ook voor het doven van de lampen moest zorgen, ƒ 2,50
per paal. Of de lampen in Andijk laag hingen, zodat de opsteker ze
staande kon aansteken en doven, of dat hij bij iedere lantaarn in de paal
moest klimmen, weten we niet, maar wel kunnen we U vertellen dat ongeveer
100 jaar geleden Amsterdam ook een verlichting met lantaarns had. Daar
werden echter de lampen door middel van touwen in de paal gehesen of bij
doving neergelaten.
Hoeveel de vergoeding te Amsterdam per paal bedroeg is
ons onbekend, maar wel kunnen we U vertellen, dat, toen omstreeks 1880
aldaar de petroleumverlichting door middel van gas (de vleermuisbranders)
werd vervangen er grote ontevredenheid onder de lantaarnopstekers heerste.
Hoort U maar met welk mooi rijmpje zij het nieuwe licht begroetten:
Toen het licht hing aan palen,
Was er nog wat te halen.
Maar nu het licht komt uit de grond,
Is 't helemaal str...
Rijmt U zelf maar verder. Uit dit rijmpje blijkt ons duidelijk dat de
lantaarnopsteker, buiten de, laten we zeggen ƒ 2,50, die hij per paal
verdiende, nog wel eens wat olie op de bodem van zijn kannetje vond, welke
vloeistof later de weg naar zijn huis vond. Van het gas uit de grond, kon
hij niets mee naar huis nemen en de kans op een extraatje was dus
verkeken. De “vleermuis” werd te Amsterdam vervangen door “gasgloeilicht” doch toen dit het veld moest ruimen voor
electra, was ook de lantaarnopsteker overbodig, want thans steekt men in
de grote steden hele wijken tegelijk aan, of wordt op dezelfde wijze de
verlichting uitgeschakeld. Wij geven U deze beschrijving van de opvolging
van soorten van straatverlichting in Amsterdam, om U te laten zien, welke
dringende eisen een druk en laat verkeer van de bevolking aan de
verlichting stelt. Immers goede verlichting betekent “meerdere veiligheid” en dit vooral heeft de grote stad nodig.
Geheel anders is het met de plattelandsgemeenten. Hier gaat de bevolking
vroegtijdig naar bed. Andijk had dan ook lange tijd genoeg aan zijn
petroleumverlichting. Straat- of liever wegenverlichting met gas heeft men
daar niet gekend. En toch klinkt het -voor vele stedelingen misschien
onbegrijpelijk- als we zeggen, dat haast elke Andijker zijn eigen
gasfabriekje had. Den West-Fries behoeven we geen uitleg te geven, niet waar?
Deze weet, dat zijn bodem, rustend op veen en moerasgas, rijk is
aan natuurgas. Men boorde een lange buis in de grond, zette er een
miniatuur gasketeltje op en het fabriekje werkte. Helaas moeten we
eigenlijk schrijven was, want menig huismoedertje heeft al tot haar
spijt moeten ondervinden dat haar fabriekje geen brandstof meer toegevoerd
krijgt en dus niet meer werkt, zodat ze om de maaltijd te kunnen bereiden
haar toevlucht heeft moeten nemen tot het kolenfornuis, of wat later
mogelijk was, tot electriciteit. Natuurlijk werd tijdens de gasperiode ook
voor de huisverlichting van gas in allerlei vorm, maar het meest door gasgloeilicht gebruik gemaakt.
In 1920 werd Andijk aangesloten op het Provinciaal Electriciteits Net, de
P.E.N., en verkreeg daardoor niet alleen zijn prachtige wegenverlichting
maar ook binnenshuis was de ellende die het vaak breken van de gloeikousjes meebracht, hierdoor meteen van de baan.
In 1921-1923 kwam ook de Gemeentelijke aansluiting op het telefoonnet.
De electriciteit vergemakkelijkt ons leven, dat staat vast. We kunnen
echter ook zonder haar leven, iets wat we van “Water” niet
kunnen zeggen. En gelijk we hierboven reeds schreven, dat elke Andijker
z'n eigen gasfabriekje had, zo bezat hij ook zijn eigen waterbron. Dat was
dus in orde zult U zeggen. Niet geheel, waarde lezer(es). De bron was er
wel, maar het water beantwoordde niet aan de moderne eisen. We weten allen
dat regenwater -want dat bevatte die bron- heel veel voedseldelen bevat
voor planten; de landman zegent immers de groei aanbrengende regen. Door
de bestanddelen die het regenwater bevat is het zogenaamd “zacht”, en dus ook zeer geschikt voor de was, omdat men
daardoor minder soda nodig heeft. Ja, het is geschikt voor alle
huishoudelijke bezigheden, maar niet zo goed als drinkwater voor den mensch.
De hygiëne stelt daarvoor andere eisen.
Het regenwater dat langs dak en goot vloeit, neemt daarvan natuurlijk veel vuile stoffen mee. Nu weten we
wel, dat veel van dat vuil in de bak bezinkt, zodat als deze jaarlijks wordt schoongemaakt, minder vuil in de menselijke maag terecht kwam. Maar
met dat schoonmaken ging het maar zo zo. En al kan onze maag ook veel verdragen en zorgen dat de vuile delen niet in ons bloed komen, beter is
het toch maar als ze in het geheel niet in ons lichaam belanden.
Dat zag het bestuur van Andijk ook in en liet de gemeente in 1927 op het waterleidingnet aansluiten. De gemeentenaren moeten hiervoor jaarlijks nu
wel een klein bedrag betalen, maar deze simpele belasting werkt mede tot verhoging van de algemene gezondheidstoestand.