» Historie » Beknopte Kroniek der Gemeente Andijk » 7 » Pagina 53-59
Jarenlange overpeinzingen, besprekingen en proefnemingen zijn
nodig als men een zee, al is dit dan ook een binnenzee, wil
droogmaken en inpolderen. Zo is het ook in ons land met de Zuiderzee
gegaan. Het is geen kleinigheid zo iets te ondernemen. De plannen
moesten eerst proefondervindelijk vaststaan, anders wagen ons knappe
waterbouwkundige ingenieurs hun goede naam niet aan het werk. Zo ging het ook hier.
Volgens ons verstrekte gegevens hadden de dijken der Zuiderzee nooit
kunnen worden opgeworpen indien die zelfde zee niet het “keileem”
had bevat. “Keileem” is het leem, dat afkomstig is van de
vergane oerstenen uit het ijstijdperk, toen die stenen naar hier zijn
afgezakt en in de bodem zijn vergruizeld. Dat keileem werd
opgebaggerd en, op elkaar getast, vormde het een onverwoestbare bodem
voor de dijken die daarop verder naar bekwame berekening werden
opgeworpen. Onderwijl begon men met het uitmalen van het ingedikte
land en toen nu de dijk was afgewerkt werd het laatste water uit de “Proefpolder” gemalen.
Behalve veel vis werden op de bodem van de nieuwe polder heel wat
huishoudelijke dingen gevonden, die de Andijkers als niet maar voor
gebruik geschikt maar over de dijk in zee hadden geworpen. Al deze
ongerechtigheden werden verwijderd en de bodem werd bedrijfsklaar
gemaakt. De naam van de oudste ingenieur die nu voor altijd aan de
proefpolder is verbonden, omdat mede door zijn bekwaamheid, alles zo
prachtig in orde is gekomen, is Bosma, kranig bijgestaan door
ingenieur Zuur. De proefboer heette Langereis. Deze is inmiddels weer
naar de Wieringermeer vertrokken, teneinde ook daar het werk met de in Andijk
vermeerderde kennis beter te kunnen leiden.
Voorzichtig als de Nederlander is, kwam er dus eerst een proefpolder om de gesteldheid van de zeebodem
op vruchtbaarheid enz. te kunnen toetsen. De proef gelukte en -mede door de vermaardheid der Hollandse
waterbouwkundigen, werd Andijk, aan welks rand de proefpolder is gelegen, waar ter wereld ook maar een
courant wordt gelezen, beroemd. We hadden nog al eens vaak de eer de heer Bosma te spreken en dikwijls
liep dan het gesprek over de proefpolder. De heer Bosma ging natuurlijk in zijn werk op; wij leefden
mee. Tijdens al die gesprekken pijnigde ons de vraag , die we niet durfden stellen. Toen alle gewassen
tot volle rijpdom waren gekomen, kregen we van ingenieur Bosma een uitnodiging om eens in de proefpolder
te komen kijken. We hadden de drooggemalen bodem van de polder gezien, dus verwachtten we wel dat van
deze maagdelijke kleigrond flinke planten te voorschijn zouden komen, maar de vraag die ons bezig hield,
welk antwoord zou daarop komen? En uit angst ons belachelijk te maken durfden we haar toch niet te stellen.
Ingenieur Bosma leidde ons zelf rond. De planten stonden prachtig, de
korrels van het te veld staande koren waren buitengewoon groot en na
alles bewonderd te hebben. hadden we dus kunnen gaan. Maar neen, we
gingen niet. We móesten eerst antwoord hebben op die vraag en we
deden haar. Meneer Bosma, zeiden we, die planten staan prachtig
maar hoe groot is het zuurgehalte van de onderscheidene soorten?
Nemen de poreuze stengels meer zout op dan b.v. die van het koren en
hoe denkt U nu die eerste oogst te kunnen ontzouten? Want het stond
bij ons vast: die eerste planten hadden een te groot zoutgehalte.
Ing. Bosma keek ons aan en stelde een wedervraag. “Als U aan een welvoorziene
dis zit, eet U dan van één spijs, al is die nog zo lekker meer dan
u lust? We voelden waar het heen ging. “Neen” zeiden we.
Welnu, gaf de heer Bosma ten antwoord, zo doen de planten ook. Die
halen uit de bodem alleen datgene wat ze nodig hebben, meer niet. We
waren tevreden, en dankten onze vriendelijke gastheer. Kort daarna werd te
Enkhuizen de Zuiderzee-tentoonstelling gehouden en naast alle attributen
van het bedrijf der Zuiderzeevissers maakten de produkten uit de
Andijker proefpolder een uitstekend figuur. De oppervlakte van de
polder bedraagt 40 ha en op 28 juli 1928 is de polder als grondgebied
aan Andijk toegevoegd. Nooit echter zullen ƒ 2.000.000,- uit de Nederlandse schatkist beter besteed zijn.