» Historie » Beknopte Kroniek der Gemeente Andijk » 9 » Pagina 63-70
Met dit laatste onderwerp willen we beginnen, omdat de “nijverheid”
zeer weinig invloed heeft uitgeoefend op de bloei van Andijk, wat zeer goed te begrijpen is bij mensen, die in de landbouw
en als gevolg daarvan in de handel van hun producten hun rijke bestaansbronnen vinden.
Van de “Industrie” noem ik in de eerste plaats het verwerken van
de “meekrap”, die hier omstreeks 1850 werd verbouwd en waarvoor
12 Oct. 1860 een zogenaamde “stoof” (werkplaats) werd gebouwd.
Lang heeft deze industrie niet bestaan; de meekrapstoof is reeds sinds jaren, garage van de W.A.C.O.
Verder is nog het inzouten van ansjovis te noemen. In 1890 en enige jaren
daarna werd de ansjovisserij door enige personen uit deze gemeente
uitgeoefend. Aanvankelijk ging zulks goed en beleefden de vissers goede
jaren. Nabij het stoomgemaal
was door J. Glas en anderen een zouterij
daarvoor gebouwd en in de beste jaren gaf de verpakking aan vele handen,
gedurende enkele weken, een zeer lonend inkomen. De ansjovisvangst werd
echter gaandeweg minder en was spoedig van geen betekenis meer. Andijk
telde tot voor een twintigtal jaren nog enige vissers onder zijn bevolking.
Misschien is er op heden (1944) nog één persoon die dit beroep uitoefent; de rest is in de landbouw gegaan.
In 1893 is een coöperatieve “inmaakvereniging” opgericht met het doel, om
voor gezamenlijke rekening groenten in te maken. Helaas bestond die
slechts kort, want na een kwijnend bestaan van twee jaren werd de zaak opgeheven.
Over “Handel”, we zouden het hier den groothandel kunnen noemen, schreven we reeds in ons
artikel “Handel en Verkeer”. Doch er was en is in Andijk nog een ander soort handel, namelijk
die van landbouwproducten, die meer door ieder persoonlijk reeds in de Middeleeuwen met de omliggende
gemeenten gedreven werd. De woelige tijden van de 16de en 17de eeuw gingen heen, maar landbouw en de
handel in die producten bleef.
Er kwamen nieuwe tijden en daarmee nieuwe producten; en daar we hierboven gezien hebben, dat landbouw en
de handel van de gekweekte producten twee dingen zijn, die onafscheidelijk samen gaan, vloeien landbouw en handel nu inéén.
Een van de nieuwe producten waarop de Andijker beslag legde, was de
aardappel, die haar intrede in Europa gedaan had.
De rijke bodem van de gemeente leverde een prachtig gewas en de Andijker “muisjes” werden geroemd door heel het
vaderland. De grote vraag naar aardappelen
deed uitzien naar meer bouwland. Elke veeboer, die zijn boerderij en
landerijen verkocht kon ervan verzekerd zijn, dat zijn land door grotere
en kleinere landbouwers werd gekocht. Het boerenbedrijf bleek niet lonend
meer en vooral ng 1900 verdween de ene veeboer na de andere. Het grasland
werd gescheurd met als gevolg dat er ná 1930 weinig grasland meer over was.
Ieder legde zich op de landbouw toe. Karwij, mosterd, graan, peulvruchten
en aardappelen waren de voornaamste producten die verbouwd werden. De
aardappelteelt werd allengs groter en de verbouw der drie eerstgenoemde
producten werd vervangen door
allerlei tuinzaden.
Ook de Andijker “muis” is later grotendeels van de markt verdwenen en toen de
buitenstaander, die omstreeks 1930 in de gemeente was, slechts zaden voor
de prachtigste bloemen en zelfs tulpenvelden te aanschouwen kreeg, vroeg
hij zich af, of dit alles nu voor voedsel moest dienen.
En ja, het diende voor voedsel, maar niet op de manier die de stadsmens
ervan verwachtte. De handel zette alles voor de Andijker om in voedsel.
De energie van de man uit het plaatsje aan den proefpolder had hem voor de
zooveelste maal geleerd, dat hij de bakens moest verzetten, als het getij
verloopen was.
En het getij was weer verloopen; de handel met het buitenland stond grotendeels stil.
Groenten en aardappelen werden in rijke verscheidenheid vanuit alle windstreken op de
markt gebracht; dit gaf voor de Andijkers grote concurrentie en minder verdienste.
De zaad en bloembollenteelt begon.
Andijkers, hebt ge U zelf wel eens afgevraagd, hoe rijk aan verschillende voedingsstoffen Uw bodem toch
wel moet zijn?
De bollen, die naar men steeds meende, alleen op de geestgronden en dan nog voornamelijk tusschen
Hillegom en Lisse gekweekt konden worden, gedijen op Uw land boven verwachting.
Ge verkreegt een prachtige grote bol met een forse bloem; Uw kwekersvernuft zei U: „Laat dien bol op
de geestgronden veredelen.” Ge deedt het en het volmaakte was bijna bereikt.
De tijdsomstandigheden (oorlog 1944) hebben aan die weelde voor U een einde gemaakt, doch Ge blijft met
wilskracht en energie U op den verbouw van
Uwe producten toeleggen en hoe de levensstormen dan ook mogen razen, de Vrije West-Fries houdt stand.