» Boeken
» Samen nei de brand
» Pagina 12-14
Het ging steeds beter met de brandweer.
Naast de echte brandweerwagen kregen we nu ook een droogtoren. Dat was een tamelijk hoog gevaarte van stalen
buizen met een ophijsmechaniek. De natte slangen werden na gebruik
opgehesen en bleven hangen tot ze droog waren, want we werkten toen
nog met vlasslangen. Zoals U weet is vlas een natuurprodukt en als dit
spul niet goed droog is gaat het schimmelen en soms zelfs rotten. Met
zulke slangen kun je niet werken, dus daarom moesten ze na elk gebruik
gedroogd worden. Stel je voor dat ze tijdens het spuiten zouden springen,
dan zou je mooi te kijk staan. Bovendien waren de slangen duur, wel ƒ 3,- per meter.
Er waren dan ook amper genoeg slangen en de spuitgasten
voelden zich ook nooit zo erg op hun gemak als alles hing te drogen,
want je zal maar weer alarm krijgen. Er werden zelfs "torenoefeningen"
gehouden om in geval van brand zo vlug als het kon de slangen opgerold te krijgen.
Over oefenen gesproken. Dat kon wel wat beter, heel wat beter zelfs. Soms kwamen ze helemaal niet en
dat verontrustte Cdt. Klopper, die inmiddels de heer Buter was opgevolgd, in hoge mate en hij sprak er schande van.
Het kwam er zelfs van dat er op jaarvergaderingen presentielijsten werden voorgelezen die uitwezen dat
de bezoeken aan de oefeningen nergens op leken. Als dat zo doorgaat, aldus Cdt. Klopper konden ze in
het vervolg maar beter Wervershoof roepen als er brand was, alhoewel ... of die veel beter waren.
De reden van het verzuim is in de notulen niet terug te vinden, want als ze met 2 zinnen toekenden in een verslag, zouden ze er vast geen 3 van maken.
We zullen terug moeten gaan in de tijd om daar achter te
komen. Bijna al de spuitgasten waren eigen baas, en het bedrijf vroeg nogal
wat tijd. Van vrije tijd hadden ze nog nooit gehoord en bovendien kwam
er ook nog wel wat gemoedelijkheid bij van, "We wete wel wat we doen
moete". Van geavanceerde en speciale apparatuur zoals tegenwoordig
wisten ze niet. De auto deed het meestal wel en het ging toch altijd goed? Nou dan.
De verdiensten hielden trouwens ook niet over in die tijd. ƒ 2,- per uur voor overdag en 's nachts of 's Zondags wel ƒ 4,- en met
16 man kregen ze per jaar ƒ 400,- oefengeld. Maar hoe dan ook, Cdt.
Klopper vond dat iedereen paraat moest zijn en wie dat niet wou moest
z'n ontslag maar nemen. Na deze woorden zweeg iedereen beschaamd en werd er besloten om de zaken voortaan wat fanatieker aan te pakken. Dat
was wel nodig ook want in datzelfde jaar was er 16 keer een schoorsteenbrand.
Van de brandweer wordt verwacht dat ze altijd snel ter plekke zijn.
Tegenwoordig is dat geen punt met de "piepers", maar
hoe ging dat vroeger? Als er brand was werd er naar het gemeentehuis
gebeld, want boven op dat gebouw stond de sirene. Overdag zwierven de
brandweermannen overal, de één op het land, de ander onderweg of ergens te
werk. Bovendien had nog niet iedereen telefoon, dus vandaar die sirene.
Hierbij komt nog dat de sirene ook nog een andere sociale functie had.
's Morgens om 6 uur, ja, ja, gilde dat ding de boel al bij elkaar, want
dan was het tijd voor de bouwers om naar het land te gaan. Om 9 uur
ging ie weer, want dan was het "konkeltoid". Om 12 uur weer om aan te geven
dat het "eterstoid" was en om 3 uur loeide hij opnieuw het hele dorp
over want dan was het"skoft-toid". En 's avonds om 6 uur voor de
laatste keer, dan was het "ophuisangaanderstoid".
Voor al die signalen werd één langgerekt geluid gegeven, maar als er brand was, was het een
jankend alarm. Spuitgasten die op het land aan het werk waren, bevonden
zich nogal in een lastig parket, als er alarm was. De kruipbroek uit en
met een noodgang naar de schuit. Als ze heel "Zuid-op" zaten, moesten
ze vaak nog een heel eind kloeten voordat ze bij het eerste beste huis
waren om een fiets te lenen. De Cdt. stond af en toe op tilt als er een
grote brand was, want ja, had iedereen de sirene wel gehoord?
Ondertussen heeft U wel begrepen dat de brandweerlui soms met een aanmerkelijk tijdsverschil arriveerden, maar dan werd er ook wel
gewerkt, dat kunt U gerust aannemen. Je kon dan ook het beste maar 's nachts
brand hebben, dan was tenminste iedereen thuis.
Nog een leuke anekdote uit die tijd is ook wel aardig om te vertellen. Voor de
brandweergarage was een kastje bevestigd met een glazen deurtje waar
de sleutel in hing, dan hoefde niemand om de sleutel te denken. Wie
schetst echter de verbazing van een wakkere spuitgast die op een vroege morgen langs de kazerne ging en tot z'n ontsteltenis ontdekte dat het glas
kapot was. De sleutel hing er netjes in, dat wel. Daar moest ie meer van
weten, stel je voor dat de "spuit" gestolen was. Hij ging gauw naar
binnen en daar stond om de hoek van de deur een lege jerrycan met een briefje er op: Beste brandweermannen. Vannacht stond ik hier met m'n auto en m'n benzinetank was leeg. Tanken kon ik niet meer en omdat ik wist dat jullie benzine aan boord hebben voor noodgevallen, heb ik jullie
benzine maar efkes gebruikt. Bedankt hoor en ik zal zorgen dat ie weer
vol komt en 't glas gemaakt. En 't kwam voor elkaar, ja, dat kon allemaal in die tijd, moet je nou es proberen.
Of er niet weer es wat verteld kan worden over een brand?
Jawel, en die ontstond notabene door het nemen van voorzorg. Het gebeurde in de barre winter van '62-'63.
Het vroor elke nacht dat het kraakte en de woningen waren daar bepaald
niet zo op berekend als nu. Derhalve was er nogal es sprake van
bevroren waterleidingen. En zo was er een bezorgde burger die daar nogal
goed mee an was en een 4-pits petroleumstel in de spoelbak in de
bijkeuken zette om de leiding erboven te ontdooien. Ziezo, de kraan
maar open, dan kon ie horen als de boel ontdooid was en het water begon
te lopen, dan was dat ook weer geregeld. Goed bedacht zult U zeggen, ja
natuurlijk, niks op aan te merken, alleen ... je moet er wel bij blijven. En
dat deed deze voortvarende burger nou net niet. Zou U erbij blijven
staan? Nou dan. Maar voor de rest verliep het proces volgens plan van de rooie haan.
Na verloop van tijd begon de kraan weer voorzichtig op
gang te komen, maar niemand had wat in de gaten. 't Was heel in de
bijkeuken en in de kamer was het lekker warm. Er kwam nog bij dat de
afvoer in de spoelbak ook bevroren was, dus kwam het water al hoger
totdat het over de rand van het oliereservoir naar binnen liep. De
olie dreef natuurlijk mee op het water naar de 4 brandende pitten van het stel. En ja hoor, daar kwam al een piepklein haantje boven de spoelbak
uit, en keek begerig naar nieuwe prooi, dewelke hij vond in de gordijntjes boven zich. U hebt er geen idee van wat zulke haantjes
in zo'n korte tijd voor elkaar weten te krijgen. Totdat één van de
familieleden ontdekte wat daar achter in het huis gebeurde en de brand met emmers water te lijf ging tot de brandweer er was.
Na het blussen was er niet veel meer van de bijkeuken over en de rest van het huis rook nou ook bepaald niet fris. Zo zie je maar weer dat goede
voorzorgen nou niet altijd goed aflopen.