» Diversen » Selecties uit boeken » Geschiedenis van den polder Het Grootslag
Pagina 23 uit het boek “Geschiedenis van den polder Het Grootslag”. (Joh. P. Noordeloos, Joh. Morsink, 1946)
Toen Enkhuizen en Gommerskerspel op 16 Maart 1355 tot één stedelijk gebied werden vereenigd,
werd daaraan in de betrekkelijke akte de naam van Enkhuizen gegeven. Toen hertog Albrecht van Beieren op
2 Augustus 1364 Bovenkarspel vereenigde met Grootebroek, kreeg die combinatie de naam van Broec. In de
geboorteakte van den polder het Grootslag ontbreekt evenwel iedere naamgeving. Deze is voortgekomen uit
den volksmond van dien tijd.
Die naam vraagt voor ons wel eenige verklaring, want voor ons spreekt hij niet zoo, dat wij het begrijpelijk
vinden, dat men dien naam aan den polder heeft gegeven.
Wij vinden het gebied van den polder aangegeven als Oosterkogge, als uitender Kogge en als „Uijteijnde
van Dregterland, dat wij hieten eenen grooten Slagh”.
De vraag is, wat beteekent het woord slag?
Slaan had oudtijds de beteekenis van deelen of verdeelen: een beteekenis, die wij nog terugvinden in omslaan.
In overeenstemming daamede heeft slag de beteekenis van aandeel of deel. Tot voor eenigen tijd hadden wij een
belasting, die hoofdelijke omslag heette, het was een belasting, waarin voor ieder bepaald werd, welk aandeel
hij voor zijn hoofd in een bepaalde belastingsom had te betalen.
In de beteekenis van deel werd slag echter bij voorkeur gebruikt in verband met het onderhoud van wegen en
dijken dan beteekende het het aandeel, dat iemand in een dijk moest onderhouden. In oude tijden nu drukte de
last van het dijksonderhoud op den grond. Na de groote verdeeling van den dijk over de ambachten en de
verdeeling van het aan een ambacht toegewezen gedeelte over de buurschappen, volgde de verdeeling van het
vak van de buurschap over de landerijen, zoodat den eigenaar van een stuk grond een met de grootte van zijn
grondbezit overeenkomende gedeelte van den dijk werd toegewezen om te onderhouden. Dit gedeelte noemde men
zijn slag, of vaak ook zijn hoefslag, de slag die aan een hoeve was toegewezen. Het verdeelen zelf noemde
men verhoefslaan. Later was verstoelen meer gebruikelijk. Het gevolg van de verdeeling van het dijksonderhoud
over het grondbezit had tot gevolg, dat de dijk ten aanzien van het onderhoud verdeeld werd in zeer kleine
vakken, parken of slagen. Deze drukten in roeden of voeten en soms zelfs in enkele duimen op de betrokken
perceelen grond.
Voor den weg, die de steden Enkhuizen en Grootebroek en de banne Westwoud moesten maken en onderhouden, werd
zulk een minutieuze onderverdeeling in kleine slagen echter niet doorgevoerd. Feitelijk was de geheele weg
één groot slag. Zoo hebben ook onze voorouders het gezien en aangevoeld en noemden den polder
daarnaar terecht den Grooten Slagh, hetgeen in ons spraakgebruik is omgevormd tot het Grootslag.
Zie ook:
Pagina 201 en 202: Bijlage 9,
Overzicht van de in het gebied van den polder liggende bannen.