» Diversen » West-Friesland toen en nu » Deel 13, hoofdstuk 4
Aan de voet van de Westfriese Omringdijk, pal aan het druk bevaren IJsselmeer, verheft zich aan de Middenweg in Andijk een trotse gereformeerde kerk uit 1929, vanuit zee direct herkenbaar. De kerk vormt een opvallend verschil met de simpele gebouwtjes uit de tijd van de Afscheiding, waarvan een enkele bewaard bleef, zoals Eben Haëzer in Kolhorn. Veel van die kerkjes werden indertijd met centen en dubbeltjes of bescheiden aandelen gebouwd en leidden een moeizaam bestaan.
In zijn architectuur en torenpartij kan de kerk van Andijk gemakkelijk wedijveren met de hervormde
middeleeuwse Bonifaciuskerk van Medemblik en de exuberante roomskatholieke Werenfriduskerk van Wervershoof.
Misschien was dat ook wel de bedoeling van de stichters. In het kerkelijk zeer betrokken kustdorp was
de bestaande gereformeerde kerk in de jaren twintig van de vorige eeuw veel te klein geworden.
De Andijker kerk omstreeks 1950. (Pc)
De plannen om het gebouw uit 1867 te vervangen door een godshuis waarin de meer dan duizend gemeenteleden
een plaats konden vinden, leken ook financieel realiseerbaar. Tot de kerk behoorden namelijk verschillende
kwekers die door de bollenteelt in de jaren twintig goede tijden beleefden. Men kon zich zelfs een architect
van naam permitteren: Egbert Reitsma (1892-1976), een Groninger van origine en bekend vertegenwoordiger
van de Amsterdamse School.
Architect Egbert Reitsma ontwierp voor de kerk een heel eigen baksteenstijl.
De prominente toren is 45 meter hoog. (Foto TM)
Het kerkgebouw van Andijk geldt als het meesterwerk van Reitsma, een man die een grote liefde had voor
de bijzondere eigenschappen van baksteen. ‘Meester in Baksteen’ werd hij wel genoemd. Die
passie is aan deze kerk goed af te lezen. Grillig gevormde, met opzet te hard gebakken, paarsrode steen,
diepliggende voegen en de van andere architecten uit de Amsterdamse School bekende vlakverdelingen.
Speelse constructies zorgen voor de ene verrassing na de andere. Het exterieur is het meest intrigerend:
de gegroefde buitenmuren, de voor het oog haast raadselachtige verzameling gebouwtjes en gebouwen, de
royale pastorie, helemaal in stijl, de kosterswoning in de onderste geleding van de toren, de ligging
aan de voet van de Westfriese Omringdijk, en niet te vergeten de majestueuze 45 meter hoge toren.
Van binnen is de kerk ook indrukwekkend. Als in een theater is de gemeente gegroepeerd rond het Woord:
preekstoel, avondmaalstafel en het orgel. De akoestiek is uitstekend en dankzij de bankopstelling
inspireren de nog steeds talrijke gemeenteleden elkaar.
Tot tweemaal toe hebben orthodoxe calvinisten zich in de 19de eeuw van de Nederlandse hervormde
kerk afgescheiden. Zij wensten zich vrij te houden van deze door de overheid beheerste en grotendeels
vrijzinnig geworden kerk. Ze hadden er veel voor over eigen kerkgebouwen te stichten, eigen predikanten
aan te stellen en eigen bijzondere scholen te beginnen. Het waren vaak, naar de woorden van Abraham
Kuyper, ‘kleine luyden’, die met hun idealen het gebrek aan financiële middelen
moesten compenseren.
In West-Friesland lieten deze orthodoxen, die zich tooiden met de oude 17de-eeuwse naam
‘gereformeerden’, al vrij spoedig na de Afscheiding van 1834, en later nog eens na de
Doleantie van 1886, van zich horen.
In Enkhuizen, Andijk en Den Helder ging het voornamelijk om de eigen bewoners; meer westelijk waren
het de grondwerkers, vooral vanuit Zeeland, die vanwege de nieuw gewonnen polders daar neerstreken. In
Anna Paulowna kwamen de gereformeerden uit de gelijknamige polder, de kerkelijke gemeente van Kolhorn
groeide dankzij de Waard- en Groetpolder.
De bouwplannen van de jaren twintig waren goed en over de inzet van de gemeenteleden viel niet te
klagen. Maar de wereldcrisis stak een spaak in het wiel. De bollenteelt stortte ineen en daarmee ook
de basis van de financiering. Er moest beknibbeld worden op materiaalkeuze en personele kosten.
Kon er bijvoorbeeld wel zo'n toren komen? Ja, vond de architect, al werd het bouwwerk uiteindelijk
minder hoog dan hij had gewild.
Zuinigheid had consequenties voor de degelijkheid van fundering en betonbouw. De bovenbouw van de toren
was slecht verankerd zodat die er ooit bij een zware storm bijna afwaaide. Bovendien kwam het speelse
karakter van het interieur, met een overvloed aan kleurige patronen in het muurwerk en de glas-in-loodramen,
menigeen te oneigengereformeerd over. Volgens de verhalen werd besloten de heftigste kleurvlakken met
karnemelk(!) te bestrijken om de kleuren wat te vervagen.
Het exterieur van de kerk heeft allerlei grillige hoeken, vormen en
constructies. Zo is de pastorie geheel in het complex opgenomen. De kerk is sinds 1985 een rijksmonument.
(Foto TM)
Zo'n tachtig jaar later was het inmiddels tot rijksmonument verklaarde gebouw hard toe aan restauratie.
In 2009 begon dit project met als vooruitzicht dat het in oorspronkelijke staat terugbrengen van kerk
en toren wel enige jaren zou gaan duren. Het is daarbij ook de bedoeling dat de originele ‘heftige’
kleuren van architect Reitsma terugkeren in het interieur van de Andijker kerk.
NB: De foto's met vermelding "Foto TM" zijn gemaakt door Theo Mes.
Bron: West-Friesland toen en nu. Deel 13, Ziel en zaligheid, hoofdstuk 4. Auteur: Herman Lambooij. (2010)
Westfries Genootschap.