» Diversen » Gedenkboek Hoogkarspel 1940-1945 » Pagina 11-17
W.T. Hellinga
Na de opwindende Mei-dagen van 1940, met o.a. de huisvesting van een zeer groot aantal geëvacueerden
uit Soest, waarover elders in dit verslag uitvoerig gesproken wordt, deed zo geleidelijk aan de "nieuwe
orde" haar intrede in het bestuur en de administratie van de gemeente. Aanvankelijk bepaalde zich
dit tot besluiten en circulaires waaruit de nieuwe geest duidelijk sprak, maar de maatregelen waren
nog van weinig ingrijpende aard. Zelfs de instelling van de "Winterhulp" tegen het einde
van het jaar 1940 werd toen nog niet ernstig ingezien, al ergerde ieder zich aan de bemoeizucht, die
men overal waarnam, aan het verachtelijk terzijde stellen van onze eigen organen en instellingen en de
vervanging daarvan op geheel nieuwe, d.w.z. op Duitse, leest geschoeide methoden. Ook de bekende
afstammingsverklaring, door iedere ambtenaar in overheidsdienst te ondertekenen, werd met weerzin
ontvangen, maar och, wie geen' jood was tekende toch maar, zonder te kunnen vermoeden, welke tragische
ontwikkelingsgang hiermede een aanvang nam.
Ingrijpender, naar onze toenmalige opvattingen, was de verordening van de Rijkscommissaris, waarbij de
gemeenteraden op non-actief werden gesteld en alle macht in handen werd gesteld van de burgemeester.
Deze verordening trad in werking op 1 September 1941. Zij stelde in het vooruitzicht de benoeming van
"raadslieden" (waartoe het nooit gekomen is) en de wethouders hadden nog slechts een adviserende
taak, geen beslissende stem meer. Hiermede was dus ook in de gemeente het leiderschap ingevoerd. Dit
betekende wel een vereenvoudiging van de administratie, doch dat was dan ook het enige voordeel. De
democratie was om hals gebracht. De laatste raadsvergadering vond plaats op 26 Juni 1941, de laatste
vergadering van het college van burgemeester en wethouders op 25 Augustus 1941, waarna de desbetreffende
portefeuilles en presentielijsten voor onbepaalde tijd konden worden opgeborgen.
ONDER HET BEWIND VAN VAN DER KUUR
De zegeningen van het nationaal-socialisme namen eerst recht een aanvang in onze gemeente, toen op
13 Juli 1942 burgemeester Middelhoff in gijzeling werd gesteld en twee dagen later de heer Van der Kuur,
hoofd der openbare lagere school en overtuigd lid van de N.S.B., als waarnemend burgemeester alle
macht in handen kreeg.
's Avonds voor zijn indiensttreding hadden we al vernomen dat hij met een aanstelling uit Haarlem was
thuisgekomen, en we waren dus op zijn komst, de volgende morgen, voorbereid. Hij trad om 9 uur de
secretarie binnen, drukte ons welwillend de hand en ontbood ieder afzonderlijk op zijn kamer om onze
medewerking in te roepen bij het hem opgedragen bestuur, daarbij de hoop uitsprekende op een
"prettige samenwerking". Ik gaf hem ten antwoord, dat de samenwerking een gedwongene was
en of die prettig zou zijn, zou van hemzelf afhangen. Ze is mogelijk niet geworden zoals hij het
zich had voorgesteld, althans hij heeft mij er bij het afscheid, in 1943. niet voor bedankt.
Hij opende het gesprek met er zijn leedwezen over te betuigen dat de autoriteiten tot het nemen van
gijzelaars hadden moeten overgaan, ten gevolge waarvan ook hier een nieuwe situatie was ontstaan!
Behalve het ontbieden van zoveel mogelijk personen en het bezoeken van de scholen was één
van de eerste maatregelen, door hem getroffen, dat hij aan het hoofd van de school verlof verleende met
behoud van salaris. Aldus kon hij uit twee betrekkingen tegelijk inkomsten genieten, zulks met goedvinden
van de kameraden aan het departement van Opvoeding.
Al spoedig ordonneerde de nieuwe gezagsdrager, dat de leveranciers der gemeente op de Winterhulplijsten
moesten hebben getekend en anders niet meer voor leveranties in aanmerking zouden komen. Op 21 Augustus
1942 werd burgemeester Middelhoff ontslagen; Van der Kuur, die wij tot dusverre steeds met "mijnheer"
hadden aangesproken, gaf toen te kennen dat hij voortaan met "burgemeester" wenste te worden
betiteld. Voorts mocht de telefoon vanaf dat ogenblik niet meer op het huis van Mevrouw Middelhoff worden
doorverbonden. Later heeft hij die telefoon laten verwijderen om in zijn eigen huis een aansluiting te
verkrijgen.
In September werd het Burgerlijk Armbestuur opgeheven en vervangen door "Maatschappelijk
Hulpbetoon"; enig lid de heer Van der Kuur. In October een voor alle personeel verplichte vergadering
over de Volksdienst. Op 14 November 1942 gaf hij mij ontslag als hoofd van de luchtbeschermingsdienst,
waartoe hij, tot zijn grote spijt en verwondering, opdracht had gekregen van de S.D. Natuurlijk had
hij tevoren zelf een voorstel hiertoe ingediend! Een opvolger kon hij niet vinden en ik kon hem er ook
niet aan helpen, zodat hijzelf de functie maar, zou waarnemen.
Om ons wat meer kennis omtrent het nationaal-socialisme bij te brengen, welke kennis niet groot scheen
te zijn en de waardering nog minder, arrangeerde burgemeester Van der Kuur een lezing, te houden door
de heer Jumelet, chef van het kabinet en rechterhand van de commissaris der provincie. Tot bijwoning
van deze lezing, die op 25 Januari 1943 in "Ons Huis" gegeven werd, werden "uitgenodigd"
niet alleen alle ambtenaren van Hoogkarspel, maar ook die van de omliggende gemeenten, op straffe van
ontslag als iemand verhinderd zou zijn te komen. Heer Jumelet had het over levensruimte en zou nog
meerdere leerzame onderwerpen behandelen, maar is nooit terug geweest.
Op 10 Maart 1943 ontving Van der Kuur bezoek van de commissaris der provincie, de heer Backer, en de
Beauftragte van de Rijkscommissaris, alzo zijn Hollandse en Duitse superieuren. Voorwaar hoog bezoek.
Heel merkwaardig was dat hij rustig op zijn kamer bleef zitten en de volontair (!) opdroeg om op het
afgesproken uur naar buiten te gaan en de heren naar zijn kamer te geleiden. Dat had een "gewone"
burgemeester eens moeten wagen! Maar ja, zo'n nieuwbakken burgemeester kon ook niet alles weten en
wilde blijkbaar liever niet aan ons vragen hoe het behoorde.
Bij gelegenheid van de algemene staking op 30 April en op 1 Mei 1943, waaraan ook hier velen deelnamen,
liet onze gezagsdrager zijn gezag ter dege gelden. Op 1 Mei werd het politiestandrecht afgekondigd,
met als sluitingsuur 8 uur 's avonds. Vóór 8 uur al stond Van der Kuur op de weg,
voorzien van een ontbloot pistool, uiteraard zich stellende onder bescherming van beroepspolitiemannen.
Eigenhandig joeg hij de schoolvrije jeugd van de hoek bij "Bantam" naar huis en trok vanaf
klokke 8 langs de weg om de vredelievende burgers (die daar op stonden te wachten) in hun woningen te
drijven. Het vuurwapen was voor onmiddellijk gebruik gereed. Hij werd wit van woede toen het hem duidelijk
werd, dat de meesten achter zijn rug terstond weer naar buiten kwamen en het een niet onaardig spelletje
vonden, vooral toen hij heen en weer begon te fietsen! Zodra de heer Van der Kuur zich terugtrok en twee
marechaussees op gemoedelijke wijze de mensen op het verbod wezen was de aardigheid er af en bleef men
rustig binnen. De volgende avonden is de voorstelling, tot veler teleurstelling, niet herhaald.
Een goed verloop van de inlevering der radiotoestellen was voor onze plaatselijke dictator een zaak
van het grootste gewicht. Er mocht natuurlijk geen enkel toestel, hoe klein ook, achterblijven. Na
bedreiging met het nemen van een aantal gijzelaars brachten velen hun kostbare apparaat weg. In totaal
kwamen er 180, vermoedelijk ongeveer de helft van de totale voorraad. Zonder Van der Kuur zouden er heel
wat minder ingeleverd zijn.
Eén van zijn hevigste emoties beleefde hij wel ter gelegenheid van de bevrijding van B. Mes,
waarover elders uitvoeriger verhaald wordt. Een week lang had hij nergens andere interesse voor.
Was Van der Kuur voor de inwoners een zeer lastig, onaangenaam en zelfs gevaarlijk mens, de ambtenaren
en mij heeft hij, het zij eerlijk erkend, over het algemeen correct bejegend. Dit zal wel mede een
gevolg geweest zijn van de omstandigheid dat hij ons voor de. uitoefening van zijn ambt enigszins te
vriend moest houden. Dat hij niettemin op alle mogelijke manieren werd tegengewerkt is hem wel niet
ontgaan, maar we zorgden er voor dat hij geen vat op ons kon krijgen. Zelden sprak hij over de oorlog
of over de nieuwe orde. Veel antwoord kreeg hij dan niet en dit was dus niet aanmoedigend. Op de meest
onverwachte ogenblikken kwam hij de secretarie binnenstappen, waar we o.a. lange tijd een radiotoestel
hadden staan en waar met persoonsbewijzen e.d. wel eens dingen gebeurden die niet door de beugel konden.
Het bleef altijd oppassen.
Het afscheid van v.d. Kuur op 12 October 1943 wegens zijn benoeming tot burgemeester van Beemster
verliep zonder tranen, ja, zelfs zonder woorden. Hij wenste ons "het beste", zonder meer.
Zijn vertrek was niet alleen voor ons maar voor de gehele gemeente een grote opluchting.
HET BESTUUR VAN D. NAASTEPAD
De volgende dag installeerde zich wethouder Naastepad in de burgemeesterskamer. Deze man hing
ook de N.S.B. aan en bracht, wanneer het te pas kwam, de Hitlergroet, maar was heel anders van karakter
dan zijn voorganger. In de periode v.d. Kuur was de order gekomen dat het secretariepersoneel 48 uur
per week moest werken, en er was toen geen sprake van dat daarvan mocht worden afgeweken. Langer werken
dan normaal en dan nodig was bij de toon reeds verminderde omvang der werkzaamheden, vond Naastepad
niet nodig. Andere secretarieën deden het ook niet. Hij gaf over het algemeen wel gevolg aan de
opdrachten van Duitse zijde, maar leverde tegelijkertijd critiek en zocht altijd naar de minst
aanvarende oplossing. Hij was toegankelijk voor raad van onze kant; Van der Kuur absoluut niet. Hij
praatte graag over de toestand en liet wel blijken er in zijn hart precies zo over te denken als wij.
Dat dit slechts schijn was, geloof ik niet. Onder zijn bestuur waren we dus heel wat vrijer in ons
doen en laten. Naastepad zat rustig de hele dag in zijn kamertje, liet ons ongemoeid en de karweitjes,
waar wij bezwaar tegen hadden, knapte hij zelf op.
Geheel onverwachts echter liep de boel in het honderd maar dat was niet de schuld van Naastepad. Op
25 Juli 1944 kwam 's middags een tweetal landwachters aan het loket om de burgemeester te spreken.
De ambtenaar Bakker, wiens geweten niet zuiver was, rook lont en ging de straat op. Spanjaart, 1e
ambtenaar, werd ter verantwoording geroepen, wat geen moeite kostte aangezien de zaak in kwestie vakkundig
behandeld was, maar beging de onvoorzichtigheid zich met Bakker in verbinding te stellen. Dit ontdekten
de landwachters, die daarop Spanjaart in verhoor namen en arresteerden. Bakker keerde vanzelfsprekend
niet terug en dook onder. Spanjaart werd de volgende morgen uit de cel bevrijd en verdween eveneens,
met z'n gehele gezin. Toen Naastepad 's morgens zelf de ontsnapping van Spanjaart constateerde en
mij dit, zeer ontdaan, kwam vertellen, moest ik mij uiteraard zeer verbaasd tonen, ofschoon ik met de
toedracht al op de hoogte was. Maar een beetje toneelspel hadden we in de loop der tijden al wel geleerd!
Zo bleef ik dan alleen op de secretarie achter. De volontair was juist kort tevoren vertrokken. Na
enkele weken kreeg ik wat hulp uit Grootebroek voor de meest dringende werkzaamheden en op 28 Augustus
trad de heer S.P. Kuin in dienst als tijdelijk ambtenaar. Door een toevallige omstandigheid was deze
vrij.
Aangezien het gewone werk steeds minder werd, brieven kwamen er haast niet meer, konden we samen
de zaak wel aan, totdat het koud begon te worden. Gas was er niet en andere brandstof om een kachel
te stoken evenmin. De spoorwegstaking was inmiddels begonnen, alles lag in wanorde, ook op de
departementen; de stedelingen werkten vrijwel niet meer, maar trokken erop uit om eten te halen en
zodoende was ook hier alle ambitie voor het werk weg. Enkele zaken, bevolking (in verband met de
distributie), burgerlijke stand en de zorg voor geëvacueerden en vluchtelingen moesten
doorgaan, evenals het helpen van het publiek aan bewijsjes en persoonsbewijzen enz., maar de rest
bleef rustig achterwege.
Toen het om de koude onhoudbaar werd hebben we een klein kacheltje
geplaatst in het burgemeesterskamertje, wat brandstof geleend van de centrale keuken en daar Kuin
geïnstalleerd. Zelf werkte ik voor zoveel mogelijk en nodig thuis. Naastepad begon te sukkelen
en bleef ook meestal thuis.
Inmiddels beleefden we nog de machtsovername door C. Reus.
In de nacht, volgende op "Dolle
Dinsdag", hadden n.l. enkele "onverlaten" de N.S.B.-ers zeer aan het schrikken gemaakt
door het aanbrengen van pijlen en kruisjes voor hun woningen. De volgende dag kwam Reus op de secretarie
met de mededeling, dat hij "de macht had overgenomen van Naastepad". Inderdaad toonde
hij een door Naastepad ondertekende verklaring, waarin deze Reus machtigde namens hem de openbare orde
te handhaven. Ik wees hem er op, dat deze verklaring zonder enige waarde was, doch dat zou hij wel met
de Duitse instanties regelen. Hij deed dus van zijn "machtsovername" den volke kond door
publicatie aan het bord en riep vervolgens de Duitse weermacht en de landwacht te hulp, voornamelijk
om op deze wijze met zijn lotgenoten bescherming te vinden. Op de secretarie hebben we deze waarnemend
waarnemend-burgemeester niet meer gezien.
Op 2 Januari 1945 op de secretarie komende ontdekte ik, dat het gehele bevolkingsregister verdwenen
was met een aantal geboorteregisters en andere bescheiden. De heer Kuin verscheen niet. Een grote
verrassing was dit niet voor me, maar een grote last wel, want alleen Kuin had door oefening de kunst
leren verstaan om de kachel in de burgemeesterskamer brandende te houden hetgeen mij niet wilde
gelukken. De heer Stroomer was zo vriendelijk om 's morgens het kacheltje aan te maken, doch
het natte hout maakte het onmogelijk een dragelijke temperatuur te verkrijgen.
Deze nieuwe
verwikkelingen hadden tot gevolg dat het gemeentehuis des ochtends nog slechts .van 9-10 uur opengesteld
was, tenzij de dames van de distributiedienst er zitting hielden, wat elke Woensdag het geval was.
Zij hebben verscheidene keren de koude getrotseerd.
OVERVAL OP HET GEMEENTEHUIS
Op 10 Januari 1945, kort na 9 uur, traden twee heren de nood-secretarie binnen, zwaaiden met revolvers
en eisten afgifte van het gemeentestempel, waartegen geen bezwaar bestond. Behalve de heer Stroomer
en de gemeente-architect bevonden zich ook de distributiedames in het kamertje; zij hadden juist de
kist met bonnen voor zich op tafel geplaatst en deze trok de aandacht van de overvallers. De bonnen
moesten dus ook mee. Een toevallig binnenkomend persoon kreeg de revolver onder de neus en opdracht
om het einde van de voorstelling bij ons af te wachten. De heren keken nog wat rond, namen een serie
stempels, een schrijfmachine en mijn actetas met papieren in beslag, maakten de telefoons onklaar en
vertrokken onder vreselijke bedreigingen voor het geval wij te spoedig alarm zouden maken.
Na. enkele dagen kreeg ik een zak met de geroofde bescheiden terug, waaronder ook de stempels, die voor
de "ondergrondse" geen waarde hadden. De tas was er niet bij, ook de schrijfmachine niet.
Merkwaardig is, dat noch de ontvreemding van het bevolkingsregister, noch de overval op het raadhuis
aan enige Duitse instantie aanleiding heeft gegeven tot het instellen van een onderzoek. Mogelijk zijn
ze het nooit te weten gekomen; ik heb wel gerapporteerd aan Naastepad en de plaatselijke politie, zoals
het behoorde, doch verder natuurlijk niet.
RIJWIELVORDERING
In Februari werd weer een opdracht ontvangen tot het leveren van een bepaald aantal rijwielen. De heer Naastepad, die sinds ongeveer Kerstmis opnieuw het bed moest houden en kennelijk achteruit ging, gaf zich niet veel moeite om het voorgeschreven aantal te verkrijgen. Zijn lastgeving om alle fietsen in te leveren had dan ook slechts tot gevolg, dat er enkele oude karretjes werden aangeboden. Nadat de termijn verstreken was, verscheen een Hollands sprekend lid van de Feldgendarmerie, die dreigde met een vordering door zijn dienst, waarvan hij afschrikwekkende verhalen deed. Zijn pogingen hadden geen succes; de wnd. burgemeester geloofde het langzamerhand wel. Inderdaad volgde toen een vordering lange de huizen, waarbij natuurlijk een aantal fietsen buitgemaakt werd, maar die toch nogal meeviel.
WETHOUDER K. PEREBOOM NEEMT WAAR
De heer Naastepad wenste tegen 1 Maart te bedanken als wethouder en wnd. burgemeester. Wethouder
Pereboom zou hem dan automatisch opvolgen, en als nieuwe wethouder beval hij de commissaris aan te
benoemen de heer Jb. Brander. De desbetreffende stukken, per post verzonden, waren wekenlang onderweg
en we hoorden er dan ook niets van. Toen het eenmaal 1 Maart was deden we maar net alsof de zaak in
orde was.
Op 25 Maart overleed de heer Naastepad.
's Daags voor zijn begrafenis werd ik opgebeld door
het kabinet van de commissaris der provincie, waar men uitermate boos was over het feit, dat ik van
het overlijden van de vorige burgemeester geen kennis had gegeven. Men had het toevallig moeten horen
van Van der Kuur. De slechte telefoonverbinding, was mij een goede verontschuldiging. De commissaris
kon n.l. over de Duitse lijn spreken, die onmiddellijk aansluiting gaf; wij mochten dat niet.
Nadat ik in Februari enige tijd hulp had gehad van de heer Dekker, onderwijzer, speciaal voor de
werkzaamheden, verbonden aan evacuatievergoedingen, kwam half Maart Mej. E. Wijdenes als tijdelijk
a.t.s. in functie voor hetzelfde doel. Deze werkzaamheden moesten doorgang vinden. Overigens was er
niet veel meer; de post bracht vrijwel niets. Af en toe kwamen er nog telefonische berichten, die
volgens een bepaald systeem over de provincie doorgegeven werden en meestal afkomstig waren uit Haarlem.
Blijkens ontvangen bevel, mochten we geen vaste brandstof meer gebruiken, maar het voorjaar brak aan
en zelfs met nat hout konden we toen de koude wel buiten de deur houden. Op 11 April plaatsten we het
kleine kacheltje op de secretarie met de bedoeling deze weer in gebruik te nemen en in de eerstvolgende
weken wat droog te stoken.
DE LAATSTE DICTATOR: G. DE GEUS
De legerberichten, die doorkwamen ondanks het uitvallen van de electrische stroom, deden de hoop
op een spoedig einde van alle ellende opleven, toen op 13 April nog onverwachts een nieuwe
waarnemend-burgemeester het raadhuis kwam binnenvallen: de heer G. de Geus uit Blokker. Een zakenman,
die lange jaren in Duitsland. had gewoond. Hij was uiterst correct en deed sympathiek, waaraan de
tijdsomstandigheden wel zullen hebben meegewerkt. Al dadelijk gaf hij te kennen, dat naar zijn opvatting
de duur van zijn bewind twee à drie weken zou zijn! Hij interesseerde zich zeer voor de voedselvoorziening,
bedacht allerlei plannen met betrekking tot brood en melk en wist door relaties met Ortskommandanten
enz. soms meer te bereiken dan een ander. Hij heeft, voor zover mij bekend, niemand enige overlast bezorgd.
Op 15 April en volgende dagen trokken hier vele Duitse soldaten langs, die het IJselmeer waren overgestoken
op hun vlucht uit Friesland. Zij vorderden wagens en rijwielen om zich verder te verplaatsen en bezorgden
menigeen nog grote schrik.
Op 4 Mei 's avonds kwam, zoals bekend, het bericht door van de
capitulatie der Duitse troepen. De volgende morgen verscheen de heer De Geus zoals gewoon op het raadhuis;
het nieuws had hem natuurlijk ook bereikt, maar hij had in de nacht reeds order ontvangen om te zorgen
voor een strikte handhaving van de orde. Voorts belde hij in de voormiddag de Ortskommandanten op en
verschillende collega's en trok uit hetgeen hij vernam de conclusie, dat er niet meer dan een
"Waffenruhe" bestond. Daarmede trachtten de heren blijkbaar elkaar nog te troosten.
In de loop van de 5e Mei kwamen de Duitse bevelhebbers tot de overtuiging dat er inderdaad gecapituleerd
was en lieten zij toe dat de vlaggen werden uitgestoken. Daarmede namen de uitingen van vreugdebetoon
ook in deze gemeente een aanvang; optochten werden geïmproviseerd en aubades gebracht voor de
woningen van N.S.B.-ers.
Maandagmorgen 7 Mei installeerde zich de N.B.S. op het raadhuis, terwijl inmiddels het plan was klaar
gemaakt om burgemeester Middelhoff enigszins feestelijk met een optocht van schoolkinderen in te halen
aan de grens van Westwoud. Tot ons aller verwondering verscheen de heer De Geus om 9 uur als gewoon
ten raadhuize! Desgevraagd gaf hij te kennen dat hij persoonlijk het bestuur der gemeente wenste over
te dragen aan zijn opvolger. Op zeer correcte wijze heeft hij dat ook inderdaad gedaan. Terwijl
burgemeester Middelhoff het gemeentehuis betrad, had zich op het voorplein een grote schare belangstellenden
verzameld, die bij het vertrek van De Geus een. nauwe doorgang openden en het Wilhelmus zongen. Hij
schreed langzaam en waardig door de mensenmenigte heen en vertrok op de fiets. Zijn bewind duurde
slechts 24 dagen.
TERUG NAAR HET NORMALE LEVEN
Op 9 Mei keerde het bevolkingsregister terug. Het was ondergedoken geweest in een kippenhok van de
heer D. Pereboom en door vocht vrij ernstig beschadigd. De volgende dag 'werd de gestolen schrijfmachine
terugbezorgd. Op 14 Mei kwam Spanjaart weer in functie, op 15 Mei de heer Kuin. Het laatst kwam de 2e
ambtenaar, de heer Bakker terug, die in Groningen vertoefde en door de toenmalige verkeersmoeilijkheden
en -beperkingen eerst op 4 Juni zijn werk kon hervatten.
Toen begon de secretarie haar oude aanzien weer te verkrijgen en konden we beginnen met het inhalen
van de zeer grote achterstand in de werkzaamheden, die noodwendig in het laatste jaar was ontstaan.