Kistemaker

Thuis » Diversen » Gedenkboek Hoogkarspel 1940-1945 » Pagina 24-27

9. Luchtwacht

J.P. Stet

In November 1940 werd in deze gemeente een vaste kern van de luchtbeschermingsdienst in het leven geroepen, in de wandeling genaamd: "De luchtwacht", waarvan als leden werden aangesteld de heren F.F. Preitschopf, W. van Ophem, M. de Haas en J.P. Stet. Onze afdelingsleider was de heer J. Kes; als hoofd van de luchtbeschermingsdienst fungeerde de heer W.T. Hellinga. Vermeld dient te worden, dat wij onder leiding van genoemde heren prettig en aangenaam hebben gediend en de volle medewerking hunnerzijds genoten.
Hetzelfde kan worden getuigd van het hoofd der gemeente, burgemeester Middelhoff. Tevens kan ik er met trots op wijzen, dat de heer Hellinga de luchtwacht, wat aangaat de verzorging met  materialen en hulpmiddelen, tot in de puntjes perfect in orde had, zodat de luchtwachtdiensten uit omliggende gemeenten daarop jaloers waren.

Na deze korte inleiding zal ik trachten weer te geven de ervaringen en avonturen, die wij hebben beleefd.

Toen wij dan in November 1940 in functie traden was de dienst geregeld als volgt: wij hadden dienst van 8 uur 's avonds tot de volgende morgen 6 uur. Wij waren met 4 man en hadden ieder om de 3 nachten een nacht vrij. Twee man surveilleerden op de fiets door de gemeente en hadden als opdracht uit te kijken of alle woningen enz. goed verduisterd waren en of er mogelijk gevaar uit de lucht dreigde. De wacht was het eerste jaar gevestigd in het gemeentehuis. De derde man bleef steeds in het wachtlokaal; de post mocht nooit onbezet zijn in verband met telefonische en andere berichten, die binnen konden komen. Van alle gebeurtenissen werd nauwkeurig schriftelijk rapport uitgebracht.

Het eerste jaar verliep betrekkelijk rustig zonder ernstige voorvallen, hoewel er 's nachts wel vliegtuigen overvlogen, die toen nog te tellen waren. Doch langzamerhand werd het steeds drukker in de lucht en dreigde er ook meer gevaar, aangezien er geregeld een Duits jachtvliegtuig in het noorden verscheen en niet aarzelde om tussen de bommenwerpers door te dringen, en zo, zijn moordend lood afvurende, dikwijls een vliegtuig naar beneden deed storten.
Het was op een Zaterdagavond van 8 op 9 Mei 1941, toen deze jager een vliegtuig neerschoot, terwijl wij met de heer Kes ons bevonden achter de Ned. Herv. Kerk, waar wij moesten schuilen voor de kogelregen. Wij dachten dat het geraakte vliegtuig op de Tolweg neerstortte, doch later vernamen we dat het in Opmeer-Hoogwoud was gevallen.

In de nacht van 11-12 Mei 1941 (deze nacht vergeten we niet licht) waren om ongeveer 3 uur Preitschopf en ondergetekende op surveillance, toen een vliegtuig, komende uit het oosten, zeer laag overvloog. Wij vermoedden dat er met die machine iets niet in orde was, wat dan ook wel bleek, want plotseling sloeg er een vlam uit; het vliegtuig zwenkte zeer laag over de kerk en na een bocht gemaakt te hebben, stortte het brandend neer op het weiland van Gebr. de Jong in het oosteinde der gemeente. Wij maakten onmiddellijk alarm, waarschuwden burgemeester en hoofd luchtbeschermingsdienst. Al spoedig waren alle hulpdiensten.present. Twee piloten waren per parachute uit het vliegtuig gesprongen, w[l.waarbij één hunner zijn enkel brak. Twee andere inzittenden vonden de dood. Verder gebeurden er gelukkig geen persoonlijke ongevallen. De twee overlevenden werden later door de Duitsers opgehaald.

Sinds die bewuste nacht werd het steeds drukker in de lucht, want nu kwamen de bommenwerpers in groten getale overvliegen en kwam ook het gevaarlijke jachtvliegtuig meer in actie en boekte nogal eens resultaten. Zo viel in de nacht van 12 op 13 Juni 1941 weer een Engels vliegtuig, vermoedelijk een 2motorige bommenwerper, brandend neer aan de Zwaagdijk, juist over de grens der gemeente.
Maar een week later liet het zich voor onze gemeente ernstiger aanzien. Op 19 Juni om 1 uur 's nachts vond een luchtgevecht plaats waardoor een Engelse bommenwerper brandend neerviel in 6 stukken op en nabij de Streekweg in het oosteinde. Wonder boven wonder heeft niemand van de inwoners hierdoor letsel opgelopen. WeI werd er veel schade aangericht aan de huizen in de omgeving, vooral toen 1½ uur later een zware bom ontplofte. Twee inzittenden van het vliegtuig werden dood uit de wrakstukken te voorschijn gehaald, enkele anderen zijn door de Duitsers gevangen genomen.

Na deze ongevallen, die nog zo goed waren afgelopen, werd onze dienst veranderd en werd de westertoren van de R.K. Kerk ingericht als uitkijkpost. Er kwam een glazen hokje, voorzien van telefoon, zodat wij in verbinding konden blijven met de hoofdwacht. Daarna werd de commandopost nog verplaatst naar de kelder van de R.K. Kerk. Op genoemde toren hebben wij mooie, maar ook angstige nachten doorgebracht. Wij hadden daar een prachtig uitzicht en dank zij een ons ter beschikking gestelde verrekijker konden wij alles van nabij aanschouwen. In drukke nachten hadden we altijd veel belangstelling op de toren. Het was vooral onze leider Kes, die veel bij ons was, vergezeld van zijn hond, die hij onder zijn arm langs alle trappen en ladders naar boven sjouwde. Ook de heer Hellinga, de burgemeester, Dr. Wytema, politie en anderen kwamen ons dikwijls gezelschap houden.

Ik sprak zoeven van bange nachten; we vluchtten n.l. soms van de toren af, omdat we vreesden dat een vallend vliegtuig boven op ons zou terecht komen. Zowel het vliegtuig, dat bij de woningbouw in het oosteinde neerstortte als dat, wat in Zwaagdijk neerviel, vloog rakelings langs ons heen. Dat waren natuurlijk angstige ogenblikken. Het ging er dikwijls warm aan toe. Er zijn tijden geweest dat er 4 vliegtuigen binnen een uur neergeschoten werden. Wij hebben een nacht meegemaakt, dat we niet minder dan 21 vliegtuigen hebben zien vallen. Door een goed idee van de heer Hellinga. werden wij op de toren verrijkt met een gradenmeter, een bord met de aanduiding van 360 graden in cirkelvorm, waarover een wijzer kon draaien. Viel ergens een vliegtuig, dan richtten wij de wijzer daarop en gaven het aantal graden telefonisch door aan de commandopost, waar een grote landkaart aanwezig was met dezelfde gradenboog er op getekend. Aan de hand daarvan konden we zuiver bepalen waar het vliegtuig was gelegen.
Vaak maakten we ook een z.g. kruising met de luchtwacht van.Venhuizen of Bovenkarspel, die over eenzelfde apparaat beschikten. De plaatsbepaling kwam steeds goed uit en dit hulpmiddel heeft ons goede diensten bewezen.

Mochten wij op de toren niet over gebrek aan belangstelling klagen, beneden in de kelder hadden we nog meer aftrek. Dit kwam waarschijnlijk wel voornamelijk door het kopje koffie dat daar verkrijgbaar was en wat zelfs de dames op prijs wisten te stellen. Behalve de leidende personen behoorde ook pastoor Vollebregt tot onze vaste klanten. Het werd zelfs zo druk met koffiegasten, dat wij genoodzaakt waren om hiervoor andere bronnen van inkomsten te zoeken. Na rijp beraad werd besloten een bus in de vorm van een spaarpot op tafel te plaatsen en zo wisten wij, want er werd goed gecollecteerd, de koffiepot nog geruime tijd te presenteren.

Doch plotseling kwam aan deze gezellige tijd:een einde, toen in Juli 1942 de burgemeester als gijzelaar werd gevangen genomen. In zijn plaats kwam als waarnemend burgemeester de heer M. van der Kuur. Kort daarna werd onze vriend Preitschopf in militaire dienst geroepen en opgevolgd door W. Bakker. Tevoren was P. Sinnige al bij ons gekomen ter vervanging van M. de Haas, die moest bedanken wegens de gezondheidstoestand van zijn vrouw. En ten slotte verloren we ook nog onze hoofdleider, de heer Hellinga, die werd afgedankt door Van der Kuur. Deze trad toen zelf op als hoofd van de luchtbeschermingsdienst. Van toen af ging het mooie er af, want met N.S.B.'ers was het oppassen en zwijgen.

Nadien werden we weer verplaatst naar het gemeentehuis en moesten we opnieuw langs de weg, ten minste als het druk: in de lucht was. Wij werden dan vergezeld door Van der Kuur en W. Bakker, die in huis rust noch duur hadden. Weliswaar hebben we nog heel wat vliegtuigen zien neerkomen, doch God zij dank zijn er geen ongelukken in onze gemeente gebeurd en vielen er geen slachtoffers te betreuren. Het spreekt vanzelf, dat onze dienst toen niet erg aangenaam meer was in de voortdurende tegenwoordigheid van deze indringers, die ons wel niet veel last, maar toch ook geen gezelligheid en aangename samenwerking brachten.

Op het gemeentehuis werd het er voor ons ook niet beter op, integendeel: wij moesten naast de luchtwachtdienst ook nog politiediensten verrichten. Het gebeurde meer dan eens, dat Van der Kuur (een ijverig speurder) een arrestant had, die beneden de secretarie in de cel werd ingesloten. Dan waren wij tevens aangesteld voor bewaking, wat niet van harte ging. Dat het ook niet zonder gevaar was, bleek op een nacht (naar ik meen in het laatst van Augustus 1943) toen we tussen 3 en 3½ uur plotseling werden opgeschrikt door het binnentreden van 4 personen, gewapend met vuurwapens, die ons sommeerden bij elkaar te gaan zitten. Wij werden aan handen en voeten gebonden, terwijl de telefoon onklaar gemaakt werd. Op de vraag wat dit alles betekende, werd ons geantwoord: "als jullie rustig blijven zal je niets overkomen". Dit bracht ons enigszins tot rust, want we hoorden tegelijk beneden de celdeur openbreken. Er moest een gearresteerde collega worden verlost! En dit is op voortreffelijke wijze geschied.
Nadat wij onszelf van de boeien verlost hadden, alarmeerden wij de politie, die na enige tijd verscheen, met Van der Kuur. Hem stond deze bevrijding niet aan en hij was slecht te spreken. Alles speelde zich binnen een kwartier tijd af. Weldra was er heel wat drukte om ons heen, want het gehele politie-apparaat kwam op de been en deed ijverig nasporingen onder leiding van Van der Kuur, doch zonder succes. Het was een voorbeeldig staaltje van illegale actie!

Sindsdien werd het er voor ons niet beter op. We werden toen geheel geïsoleerd; als we 's avonds in dienst kwamen werden de deuren gesloten en gegrendeld en men kwam niet binnen of men moest zich goed kunnen legitimeren. Dit was een opdracht van W. Bakker, die na die bewuste nacht doodsbang was en zich zowel binnen als buiten niet meer veilig gevoelde. We hebben er wel eens hartelijk om gelachen, want als er wat loos was, stond Bakker duizend angsten uit en Van der Kuur niet minder. Er is zelfs sprake van geweest om ons ook te bewapenen, maar zover is het gelukkig niet gekomen.

Vrij onverwachts kwam voor ons het verlossende einde. Toen wij op een Woensdagavond zoals gewoonlijk naar onze post gingen, in Mei.1944, lag er voor ieder van ons een ontslagbriefje op tafel, inhoudende, dat wij, ingaande dezelfde avond, op staande voet werden ontslagen met 14 dagen loon. Zo werden we dan na 3½ jaar dienst als een kwajongen op straat gezet, maar spijten deed het ons niet.

En hiermede meen ik in enkele brede trekken onze ervaringen en belevenissen te hebben weergegeven, ook in de geest van mijn collega's.


Bovenstaande tekst is overgenomen uit het
"Gedenkboek" Hoogkarspel 1940-1945, uitgegeven in 1947.

 


© 2001-2024 | Sitemap | Contact

Facebook: Ansichtkaarten van Andijk