» Diversen » Gedenkboek Hoogkarspel 1940-1945 » Pagina 34-35
Janny Brouwer
Wanneer een middenstander terugdenkt aan de oorlog en de na-oorlogse tijd zal hem direct het beeld
van een tafel vol bonnen voor ogen oprijzen. Bonnenplakken en formuliertjes invullen was zowel voor
kruidenier, bakker, slager, melkboer, manufacturier als tabakshandelaar de vrijetijds-besteding in
oorlogstijd. Vandaar dat we ons in die tijd zo echt verbonden voelden. De middenstander was het, die
naast de gewone alledaagse narigheden in zijn bedrijf met zoveel bijzondere moeilijkheden te kampen
had.
Als we denken aan de bevoorrading. Wat kregen we als voorraad
toegewezen? Meestal was het voor ¾ bonaanwijzing (arme laatste
klanten), terwijl het de laatste. tijd was aangewezen op een vóór-inleveringsbon.
Kunt u zich de zoutbonnen nog herinneren? En de extrabon voor een
half pond gerstemeel waar we zo dol gelukkig mee waren, maar toen
het na ruim 6 maanden arriveerde, konden we er niets mee
beginnen en zelfs de bakker keek boos als je het bracht voor een broodje?
De eerste jaren zorgde de grossier nog voor de verzending der
goederen en kwam zo af en toe, als er iets te krijgen was, de wagen
met de twee ponny-paardjes voor do deur en werden een paar kisten,
pardon, cartonnen doosjes, met goed afgezet.
Spoedig echter moesten we de goederen zelf maar komen halen.
Gelukkig dat we een bakfiets hadden, om het ene wiel was wel een
"anti-plof" en de andere waren voorzien van extra lappen,
maar dat was niet erg. Het bonzen in je hoofd was gelijk het rhythme
van een spoortrein en herinnerde je aan de goede oude tijd, toen de
treinen nog reden.
Het kwam echter zo ver dat de mannen zich niet meer openlijk op
straat durfden vertonen, zodat onze evacué en ik ons genoodzaakt
zagen de tocht naar Hoorn met de slede te maken (het was n.l. in de
winter en alles was bedekt met een dikke laag sneeuw). De tocht
duurde van 's morgens 8 tot 's avonds 8. In de pakhuizen werden we
geholpen door enkele grijsaards en verder was het "Helpt u
zelve". Toch kwamen we voldaan thuis, want naast het zout
hadden we wat pakjes Tweebo, wat Turco en shampoo, terwijl onder in
de slede als kostbare schat nog wat doosjes K.K.K., M.M.M. en T.T.T.
lagen (Tweebo was poeder om een half pond margarine in een pond
heerlijke boter om te toveren, terwijl Turco het schuimende
wasmiddel voor witte kleren trachtte te zijn, verder tabletten voor
koffie, chocolademelk en thee).
Rondvragen in oorlogstijd was lang geen pretje. Wanneer ik voor een
of andere bon de klanten langs moest gaan, heb ik meerdere malen de
zucht geslaakt van "maar weer naar de snoepertjes". De
klanten konden soms zo echt humeurig zijn en ik kon toch ook niet
helpen, dat er haast niets te krijgen was. Toch was dit ten onrechte.
Hebben wij allen wel beseft, welk een grootse taak de huisvrouw in
oorlogstijd had? Want naast de tekorten aan levensmiddelen werden
haar textiel, gas, electriciteit en ten slotte ook het water ontnomen.
Denken wij aan de somtijds grote zorgen voor het leven van man en/of
zoons. En toch was het de huisvrouw, die altijd weer opnieuw
probeerde alles zo goed mogelijk voor elkaar te krijgen en de sfeer
in huis te bewaren. Zij klaagde haar nood bij de middenstander, maar
de klaagliederen van 10 huismoeders waren toch nog niet zo groot als
die van 1 man over de verlaging van zijn tabaksrantsoen.
De sfeer in het huisgezin weten te bewaren. Dit zal ik niet vergeten
hoe het was bij één van onze klanten. Toen ik binnenkwam, was
ieder aan het werk. Wonderkachel stoken, bietenstroop koken,
spinnen, aardappelmeel maken, alles in één kamer, want daar was
het warm, terwijl de oudste zoon bezig was de tenen uit de kleinste
zijn schoenen te knippen en de zolen te verlengen, zodat ook de
jongste weer een stel stappers kreeg.
Toen ik vroeg, hoe de arbeid hun beviel, zei de moeder: "Best.
Ieder doet zoveel hij kan. We klagen niet, want daar verandert de
zaak toch niet mee. We zijn allen nog bij elkaar, dus mogen we niet klagen".
Ook gebeurde het wel, dat ik tijdens het rondvragen aardige verhalen
hoorde van de kinderen; meestal gebeurde dit als moeder naar de
keuken ging om de bonnendoos te halen. B.v. "Als Janny komt
moet Ab in de badkamer" of "De radio staat boven in de
kast" "Wij hebben een oom in huis, Janny".
Controle of huiszoeking hebben wij tweemaal gehad. De eerste keer
was het de C.C.D., die alles zorgvuldig nasnuffelde en spoedig
verdween. We handelden niet zwart.
De tweede keer was het ook om fietsen begonnen, maar alles kwam tot
een goed einde.
Onze omzet was in de oorlogsjaren niet groot, wat niet te
verwonderen was. Toch konden wij ons beroepen op een uitgebreid
rayon. Op advies van onze dokter hadden wij tijdens de mobilisatie
200 pond rijst gekocht en weggezet voor eventuele noodtoestand. Die
noodtoestand kwam. Uit geheel West-Friesland konden de mensen met
een doktersbewijsje een half pond rijst halen, meestal voor
dysenterie-patiënten of baby's. Zelfs hadden we de laatste winter
ziekenhuisleverantie.
Nu ligt de oorlogstijd gelukkig achter ons. Voor ieder was het een
moeilijke tijd, ook voor de middenstander. Van heel veel narigheden
zijn we verlost en aan heel veel ellende is een einde gekomen, maar
alle problemen zijn nog niet uit de weg geruimd. Laten we daarom
allen, niet alleen de middenstanders, maar iedereen, één ding met
elkaar afspreken. Elk op zijn plaats en ieder naar zijn vermogen zet
zijn schouders onder het grote werk van de opbouw van ons vaderland,
dan kunnen we iets bereiken en zullen we zien, dat de offers, die in
de jaren 1940-1945 zijn gebracht, niet vergeefs zijn geweest.