» Diversen » Gedenkboek Hoogkarspel 1940-1945 » Pagina 44-48
J. Stein
Als rijksveldwachter gestationneerd bij de Veiligheidsbrigade te
Soestdijk, werd ik per 1 Juli 1941 overgeplaatst naar Hoogkarspel.
Nog maar korte tijd hier gestationneerd zijnde, moesten wij de
rijksveldwachtersjas uittrekken en deze verwisselen voor de
marechaussee-uniform, aangezien de rijksveldwacht was opgeheven en
het personeel overging naar de marechaussee, welk wapen vóór 1940
Koninklijke Marechaussee heette, doch volgens Duitse verordening
moest het woord "Koninklijke"verdwijnen.
Het eerste jaar te Hoogkarspel was een tamelijk rustig jaar,
aangezien hier weinig of niets van de Duitsers te bespeuren was.
Alleen de N.S.B.'ers begonnen zich wat meer te laten gelden. Vooral
R. Buijsman voelde zich door dat deel der bevolking, dat niets
voelde voor zijn ideeën, tegengewerkt, en kwam al gauw met
klachten. O.a. wilde men hem geen tabaksartikelen verkopen, omdat
hij N.S.B.' er was. Ook M. van der Kuur, toen nog hoofdonderwijzer
en C. Reus, veilingsleider, kwamen meerdere malen met klachten, o.a.
het meevoeren van fietsenvlaggetjes, hetwelk volgens de mening van
deze personen een uitdrukking was van oranje-sympathie en volgens
hen had het Oranjehuis afgedaan. Al deze klachten werden voor
kennisgeving aangenomen en verder geen aandacht aan besteed.
Daarna kregen we op 13 Juli 1942 de gijzeling van burgemeester
Middelhoff, met wie de politie altijd erg prettig had samengewerkt
en die de politie ook altijd terzijde stond. In de plaats hiervoor
kregen we toen op 14 Juli 1942 de fanatieke N.S.B.'er M. v.d. Kuur.
Reeds dezelfde avond kreeg ik via de toenmalige gemeenteveldwachter,
J. Kes, een boodschap om bij v.d. Kuur te verschijnen. Ik weigerde
dit, doch daarna kwam Kes met een vriendelijk verzoek om voor een
bespreking bij v.d. Kuur te willen komen, waarna ik terwille van Kes
ben meegegaan. Bij onze binnenkomst werd ons een stoel aangeboden en
kregen wij direct de mededeling: "Ik ben nu de burgemeester,
aangezien de heer Middelhoff niet meer aanwezig is. Is er nog iets
bijzonders in de gemeente? En dan wil ik van de heren graag een
opgave hebben van de door hen te verrichten diensten."Ik heb
daarop geantwoord, dat er geen bijzonders was en dat hij van mij
geen opgave kreeg van mijn diensten, aangezien ik als marechaussee
niets met hem had uit te staan. Hoogstens mocht hij een enkele maal
mijn dienstblad aftekenen voor contrôle. Dit is maar éénmaal
gebeurd, terwijl Burgemeester Middelhoff minstens 4 à 5 maal per week tekende.
Vanaf die tijd word het dubbel uitkijken. Ook hadden wij in die tijd
een 300 werklieden van de werkverschaffing uit Amsterdam, die per
trein tot Hoogkarspel kwamen. Door deze personen werd de zwarte
handel hier sterk bevorderd;ook hiervoor werd door v.d. Kuur nogal
veel assistentie gevraagd om daar tegen op te treden. In Maart 1943
kregen wij met de reorganisatie van de Nederlandse politie als
groepscommandant aangewezen H. Petersen (bijgenaamd Gekke Hent),
N.S.B.'er en lid van de S.S. Deze man was al heel spoedig bevriend
met v.d. Kuur en zij kwamen alle dagen bij elkaar, terwijl dit
gezelschap al spoedig uitbreidde tot 4 personen. Dit edele viertal
kwam dikwijls bijeen op de burgemeesterskamer, waar dan nogal luid
gesproken werd, zodat veel van die gesprekken afgeluisterd konden
worden. Zo werd ook het gesprek opgevangen, dat Stein en Kes niet
vertrouwd werden en dat zij eigenlijk maar van Hoogkarspel
weggewerkt moesten worden. Zover is het echter niet gekomen.
Met de Meistaking in 1943 werden door v.d. Kuur ter assistentie
geroepen Petersen en Voets, vooral voor de melkcontrôle. Ik ben,
toen zij op de hoek van Bantam stonden, in burger langs de R.K. kerk
via Nieuweweg, Binnenwijzend, Landpad en Streekweg alle boeren wezen
waarschuwen die dag geen melk af te leveren aan particulieren, zodat
de oogst voor de heren niet meeviel.
Daarna de radio-inlevering. Deze verliep de eerste mogen ook niet
naar de wens van de heren v. d. Kuur en Petersen, zodat zij om ± 11
uur opbelden naar Haarlem met verzoek enige gijzelaars te mogen
oppakken, daar dan de inlevering wel beter zou gaan. Voorgesteld
werd om de pastoor, dominee en enkele vooraanstaande personen te
gijzelen. Dit werd echter door Haarlem niet goedgekeurd. Inmiddels
had ik de pastoor en de dominee doen waarschuwen, die toen voor
enige dagen zijn vertrokken. De algehele inlevering was echter voor
de heren niet onbevredigend, zodat verder geen maatregelen zijn
genomen.
Begin 1943 begon mijn illegale werk, aangezien ik vanaf die tijd in
geregeld contact kwam met Dr. Wytema en Barend Mes. Ik nam toen op
mij de vervalsing van persoonsbewijzen, aangezien ik zelf. in het
bezit was van een schrijfmachine en zo nodig gebruik maakte van de
beide schrijfmachines op het gemeentehuis. Zo werden door mij een
100-tal P.B's veranderd, toen mij door Dr. Wytema werd verzocht er
tijdelijk mee op te houden om niet de aandacht op mij te vestigen.
Door mij was ook vervalst het P.B. van een broer van Barend Mes,
n.l. Bram Mes. Aangezien er in die tijd tarwe was gestolen bij P.
v.d. Gulik, hetwelk natuurlijk de bijzondere belangstelling had van
v.d. Kuur, werd ik op 30 Augustus 1943 ontboden bij v.d. Kuur. Deze
verzocht om onmiddellijke assistentie van mij, aangezien hij
waarschijnlijk een spoor had inzake de tarwediefstal en daartoe
huiszoeking wilde doen bij de Gebr. Kraakman. Aldaar aangekomen ging
v.d. Kuur zelf de woning doorzoeken, terwijl ik bij de bewoners
bleef. Door v.d. Kuur werd toen in een zijkamertje een persoon
aangetroffen, die niet tot de familie behoorde. Deze bleek later een
broer van Barend Mes te zijn en wel Bram Mes. Zonder verder
commentaar werd deze persoon medegenomen door v.d. Kuur naar het
raadhuis en in de cel ingesloten. De arrestant zou door hem zelf wel
verhoord worden en daarop ben ik vertrokken. Des namiddags, toen ik
met Kes bij slager Schipper was voor contrôle bij een
noodslachting, kwam opper Laagland bij ons en droeg ons op om ons te
melden bij v.d. Kuur, dan ging deze met ons mede om Barend Mes te
arresteren. Wij hebben toen via W. Pontvuijst een boodschap gestuurd
naar Barend Mes en zijn daarna naar v.d. Kuur gegaan. Deze ging
onmiddellijk met ons mede. Juist voor de woning van B. Mes
ontmoetten wij hem en moest hij weer mee naar binnen en moest zijn
woning onderzocht worden. Kes had inmiddels het vuurwapen van Mes in
zijn bezit genomen, terwijl de huiszoeking niets opleverde. Barend
Mes werd medegenomen naar het raadhuis, doch weigerde iets te
zeggen, waarop hij in de cel werd gesloten en kreeg ik opdracht voor
zijn voeding te zorgen.
Diezelfde avond kreeg ik contact met "Rinus"uit Zaandam,
om te praten over een eventuële bevrijding van Barend en ook zo
nodig van zijn broer. Deze was inmiddels overgebracht naar de cel in
Grootebroek. De volgende avond, 31 Augustus, moest ik v.d. Kuur
assisteren bij het verhoor van Barend Mes en zat hierbij even hard
te zweten als Mes, aangezien ik zelf het P.B. voor hem ten behoeve
van zijn broer had veranderd. B. Mes begon zelfs te weifelen met
zijn verklaringen, doch gelukkig werd het verhoor gestoord door de
komst van Jan ter Hofstede (boerenleider te Venhuizen), die v.d.
Kuur een moment moest spreken. Hierdoor kreeg ik de gelegenheid
Barend in te lichten over het zo juist klaar gekomen plan voor zijn
bevrijding, welke die nacht zou plaats vinden. Nadat v.d. Kuur
terugkwam weigerde Barend dan ook verder iets te zeggen. Diezelfde
nacht omstreeks 3 uur is toen de bevrijding gelukt. Daarna enige
dagen van spanning en veel bezoek van de S.D. met diverse arrestaties.
Vanaf die tijd werd v.d. Kuur steeds lastiger en wantrouwender.
Huiszoekingen moesten worden gedaan bij Sluis in de Hout, bij Joris
van Kampen, Th. Schipper en meerderen. Waarschijnlijk werden diverse
gevallen bij v.d. Kuur aangebracht. Een opluchting was het dan ook,
dat v.d. Kuur Hoogkarspel ging verlaten wegens zijn benoeming tot
burgemeester van Beemster.
Als zijn opvolger werd toen benoemd D. Naastepad, sympathiserend lid
der N.S.B., doch in het geheel geen gevaarlijk persoon en die
gemakkelijk om de tuin was te leiden. Bij de eerste fietsenvordering
werd mij gevraagd door Naastepad om met hem samen een lijst op te
maken van die personen, die het best hun fiets konden missen. Ik heb
dit geweigerd en gezegd, dat het in de eerste plaats tegen mijn
principe was en in de tweede plaats dat wij ingevolge dienstorder in
geen enkel opzicht aan de rijwielvordering mochten deelnemen. Hij
kon zoiets billijken en heeft dan ook nimmer meer gevraagd naar iets
dergelijks. Met de arrestatie en bevrijding van Spanjaart heeft hij
zelfs zijn best voor mij gedaan;dit was dan ook wel een van de
redenen, waarom mijn arrestatie niet is doorgegaan.
Op 25 Juli 1944 werd door de Landwacht en S.D. een onderzoek
ingesteld op het raadhuis van Hoogkarspel inzake vermeende fraude
met P.B.'s. De 2e ambtenaar A. Bakker, welke met de behandeling
hiervan belast was en die ook meerdere P.B.'s had afgegeven ten
behoeve van onderduikers, kreeg een moment de kans om weg te komen
en vluchtte bij mij in huis, alwaar mijn vrouw alleen thuis was. Zij
haalde hem binnen met het gezegde: "Hier zoeken ze je toch
niet". Even daarna vertrokken de landwachter en de S.D.'er per
motor en kwam de 1e ambtenaar P. Spanjaart ook in mijn woning en
heeft daar met Bakker gesproken. Bij het teruggaan van Spanjaart
naar het raadhuis kwam juist de landwachter met de S.D.'er weer
terug en zagen zij Spanjaart lopen. Zij gingen toen met Spanjaart
naar boven en hebben hen daar gevraagd wat hij buiten doen moest,
daar zij hem hadden bevolen, binnen te blijven. Spanjaart heeft hen
toen verklaard, dat hij bij Stein in huis met Bakker had gesproken.
Bakker had zich echter inmiddels per fiets uit de voeten gemaakt en
was nog maar even weg, toen de landwachter (commandant van Duin)
naar mijn woning kwam en aanbelde, waar mijn vrouw hem opendeed
aangezien ik zelf niet thuis was en waar zich toen het volgende
gesprek ontspon: "Is u mevrouw Stein?""Ja".
"Heeft u bezoek?""Neen"(Landwachter loopt de
gang in tot de deur van de achterkamer). "Wat komt u
doen?""Uw huis doorzoeken.""Wie bent u en wat
geeft u daartoe het recht? Ik zal er man mede in kennis
stellen."(loopt naar de telefoon). "Wat is uw man?"
"Opperwachtmeester der marechaussee."De landwachter gaat
dan de deur uit. Even daarna komt de landwachter terug, vergezeld
van de S.D.'er, de waarnemend burgemeester Naastepad en P. Spanjaart
en wordt de woning doorzocht. Hierbij zagen zij niet dat op de
schoorsteen een "Vrij Nederland"lag en de radio nog
steeds op de Engelse zender stond. Hierna verdwenen zij en werd de
1e ambtenaar Spanjaart in arrest gesteld.
Diezelfde avond heb ik toen contact gezocht met de K.P. om Spanjaart
zo mogelijk te bevrijden. De volgende morgen tussen 8.30 en 8.45 uur
is Spanjaart door de K.P. bevrijd en daarna ondergedoken. Zelf had
ik die dag distributiebewaking te Venhuizen en collega Kes te Hem.
Ik had zodoende om 8.30 uur de sleutels van de cel gebracht aan de
woning van Naastepad en hem persoonlijk gevraagd om de
verantwoording over te nemen, aangezien ik weg moest. Diezelfde
middag werd ik door dezelfde landwachter, en S.D.'er, die Spanjaart
hadden gearresteerd, onder verhoor genomen op het groepsbureau te
Grootebroek. Ik weigerde echter een verklaring af te leggen tegen
deze personen, met de mededeling dat ik wel verhoord wilde worden
door een superieur van mijn eigen corps. Dit is toen gebeurd door
Opperluitenant Adriaanse, die toevallig juist daar kwam. Vooraf
moest ik echter op verzoek van de landwachter ontwapend worden,
aangezien ik hun arrestant was. Na dit verhoor wilden zij mij
vasthouden en overbrengen naar Hoorn. Dit werd tegengehouden door
Opperluitenant Adriaanse en met succes. Ik heb nadien nimmer meer
van het geval gehoord.
Daarna kregen we de bekende Septemberdagen 1944 met de z.g. Dolle
Dinsdag. Zoals overal in het land deden ook in ons dorp de wildste
geruchten de ronde. Hierdoor aangemoedigd hebben twee personen des
avonds bij alle N.S.B.'ers en van N.S.B. verdachte personen een wit
kruis op het huis geschilderd en een witte pijl op de weg. Door één
van de N.S.B.'ers is dit tijdig ontdekt en is deze nog diezelfde
nacht naar mij toe gekomen. Zijn vrouw deed, daarbij het woord
tegenover mijn vrouw, aangezien collega Kes en ik ons niet thuis
hielden. Mijn vrouw vertelde hun, dat wij op nachtdienst waren in de
polder. Zij verzochten toen om zo gauw als wij thuis kwamen, even
bij hen te komen. Daar wij wel voelden waar het om ging en de
kruisjeszetters nog bij mij in huis waren en de pot met witte verf
nog als een stille getuige bij mij in de gang stond, hadden wij niet
veel idee om naar hen toe te gaan. 's Morgens voor de eerste trein
was het toen een hele uittocht van N.S.B.'ers.
Aangezien wij na de bevrijding van Spanjaart meenden, dat de op het
raadhuis verstopte radiotoestellen daar niet meer veilig stonden,
had ik 4 toestellen bij mij in huis gehaald. Op deze Dolle Dinsdag
nu meende ik deze toestellen wel weer naar hun resp. eigenaars te
kunnen terugbrengen, waartoe ik ze op de grond in de voorkamer had
staan. Juist op dat moment stopte er een luxe auto voor de deur en
werd er gebeld. Mijn vrouw ging naar de bel en meteen stapten twee
moffen de deur binnen, vroegen naar de Polizei Stein en liepen
meteen door. Ik wist nog gauw van de voorkamer naar de achterkamer
te gaan en de suitedeuren achter mij dicht te doen. Toen zij de
kamer inkwamen, begonnen zij meteen te razen en te vloeken en
beschuldigden mij van sabotage tegen de Duitse maatregelen. Er
stonden volgens hen meer dan 5 personen bij elkaar en 's avonds na 8
uur was het nog drukker op de weg dan vóór 8 uur. Zelf was ik te
beduusd om er iets tegen te zeggen, aangezien ik maar steeds aan die
radiotoestellen dacht. Mijn vrouw wist echter de situatie te redden
door te zeggen, dat bepaalde mensen nu bang begonnen te worden en
wel zouden willen dat Stein aan de voordeur ging zitten en Kes aan
de achterdeur. Na ongeveer 10 minuten binnen te zijn geweest
vertrokken zij weer en bleken er nog 3 in de auto te hebben gezeten.
Gelukkig dat zij maar niet door het raam naar binnen hebben gekeken,
daar zij dan de radiotoestellen hadden kunnen zien staan.
Na die Dolle Dinsdag kregen we het droppingsveld "Laloe"
in Hem, waar ik vaste medewerker van werd en waar wij vele
spannende, doch uiterst gevaarlijke nachten hebben meegemaakt. Hier
kwamen tonnen wapens en munitie, doch ook sigaretten, chocolade en
levensmiddelen naar beneden. Ook hebben we toen nog een mislukte
dropping in Hoogkarspel gehad. De hier per vergissing neergeworpen
wapens waren bestemd voor het droppingsveld "Oliver" aan
de Zwaagdijk. De moffen hebben van deze dropping 3 containers en een
gedeelte van een zendapparaat in handen gekregen;de rest (21
containers) is nog in veiligheid gebracht.
Op 22 Januari 1945 lag ik ziek in bed toen mijn vrouw mij vertelde,
dat er een groep landwachters met 28 gevangenen voor het raadhuis
stond en dat de commandant die in de twee cellen wou opsluiten. Ik
heb toen gevraagd of die commandant bij mij wou komen en heb hem
toen gezegd, dat arrestanten van de landwacht of Duitse politie niet
meer in de cellen mochten en dat er bovendien onmogelijk 28 personen
in 2 cellen konden. Hij zou toen een auto laten komen om ze naar
Hoorn te vervoeren. In afwachting van dit vervoer zijn 24 gevangenen
ondergebracht in het leegstaande schoollokaal onder het raadhuis.
Nadat de commandant van de landwacht bij mij vertrokken was, kreeg
ik bezoek van de K.P.'ers "Bob" en "Dick", met
wie een plan beraamd werd om die 24 mensen te bevrijden. Dit waren
K.P.'ers van de groep van "Flip", terwijl ik ook nog
bezoek kreeg van "Joop" en "Nico" (later in de
Hout doodgeschoten) van de anti-S.D.-groep. Er werd toen
overeengekomen, dat de auto, waarmede de arrestanten vervoerd
werden, onderweg zou worden overvallen en dat zulks niet in
Hoogkarspel zou gebeuren. Daar ik noch mijn vrouw enig ander bericht
kreeg, vertrouwden wij er op, dat dit zou geschieden.
Mijn vrouw ging daarom, vergezeld van 2 kinderen, ook in het lokaal
om daar met toestemming van de twee voor de bewaking achtergebleven
landwachters brood en soep uit te delen, wat door verschillende
dorpsgenoten was gebracht. Groot was de schrik, toen er plotseling
hevig geschoten werd en ik kort daarop mijn vrouw gillend met de
kinderen binnen hoorde komen. Gelukkig was het alleen maar de schrik
en waren zij niet getroffen, alhoewel enige kogels door mijn ramen
waren gegaan en in de keuken en de slaapkamer terecht waren gekomen.
Ook geen der houthakkers had letsel opgelopen. Van de twee
landwachters was er een dood en de ander zat van de schrik al
spoedig bij mij boven te rillen als een juffershondje. De gedode
landwachter werd later door Dr. v.d. Reep en Zr. Karthaus in mijn
huiskamer gebracht en op de divan gelegd, aangezien er bij mij nog
wat licht in huis was. Die avond kwamen er nog wel een 30 Duitsers
en landwachters, die allemaal mijn huis doorsjouwden en er met hun
sneeuwschoenen gewoon een varkenshok van maakten. In die nacht is
het lijk overgebracht naar Lutjebroek.
De eerstvolgende dagen waren erg rumoerig en angstig door de
bezoeken van S.D., Grüne en Landwacht en vooral mijn vrouw moest verschillende
verhoren ondergaan en mijn telefoon heeft 14 dagen onder contrôle
gestaan, terwijl er vaak een post van.de landwacht voor mijn huis
stond of in de gang bij de telefoon zat. In die dagen werden tevens
Peters, Jan de Vries, Klaas de Vries en Klaas Mol gearresteerd,
terwijl enige dagen daarna W. Wagemaker Jr., E. Meilink en H.
Meilink eveneens werden gearresteerd. Gelukkig zijn deze allen weer
gezond en zelfs nog voor de algehele bevrijding thuisgekomen. De 6e
Februari 1945 was echter voor Hoogkarspel nog een zwarte dag, want
als represaille voor de gedode landwachter werden 5 goede
Nederlanders gefusilleerd naast de kapperssalon van de wed. Houten.
De capitulatie op 5 Mei 1945 was ook voor ons een hele opluchting en
volgens een later door de gedetineerde commandant ven de landwacht
v.d. Spek tegenover mij afgelegde verklaring, voor mij ook juist op
tijd gekomen, daar zij eindelijk zoveel bezwarend materiaal tegen
mij hadden verzameld, dat ik ieder ogenblik gearresteerd had kunnen
worden en dan had hij mij niet veel kans gegeven. Gelukkig dus de
vrede van 5 Mei 1945.