» Diversen » Gedenkboek Hoogkarspel 1940-1945 » Pagina 57
S.P. Kuin
De eventuele lezer van dit opstel zal misschien een interessant inbrekersverhaal, opgesmukt
met een spannende achtervolging, verwachten. Niets is echter minder waar. Wanneer wij de bovenvermelde
gebeurtenis nu 2 jaren daarna met onze Hollandse nuchterheid gaan bezien, dan vinden wij er niet veel
interessants meer in. Toch was het in die dagen zeker nog wel een hachelijke onderneming en tevens een
demonstratie van het goed georganiseerde verzet tegen de bezetter.
Het was in de koude Decembermaand 1944. Koud ja, want Nederland was van alle brandstof verstoken, terwijl
bij deze kou nog gevoegd werd de honger, die duizenden mensen de straat opjoeg om een klein gedeelte
van de nog resterende voorraden te bemachtigen. Reeds werden door de Duitsers, vooral in de grote steden,
maar ook daarbuiten overal drijfjachten op mensen gehouden, die bestemd waren om het overblijfsel van
hun oorlogsmachine gaande te houden. En of dit alles nog niet erg genoeg was, kwam plotseling het bevel
tot de algehele arbeidsinzet van alle Nederlandse mannen van 18-40 jaar, zonder uitzondering en zonder
pardon.
Deze aankondiging was een slag voor Nederland, die de toch reeds zo grote ongerustheid ten top dreef.
Misschien werd gedacht hiermede de harde koppen der Hollanders murw te krijgen, maar dan hebben zij
zich vergist. Immers, zoals dit reeds dikwijls gebleken was, toonde ook nu de illegaliteit over goed
organisatievermogen te beschikken. Uit ervaringen was gebleken dat de Duitsers voor de uitvoering van
hun maatregelen betreffende de Arbeitseinsatz een hulpmiddel vonden in de gemeentelijke bevolkingsregisters.
Dit was voor hen een onmisbare bron voor vergelijking van gegevens, het opsporen van adressen en eventueel
het uitschrijven van oproepingen; dan immers ging alles planmäszig.
Dit planmäszig ging echter anders dan de heren hadden verwacht. In één nacht verdwenen
alle bevolkingsregisters, de registers van de burgerlijke stand en het materiaal voor de uitgifte van
persoonsbewijzen van de gemeentehuizen. Iedere basis voor massa-deportatie was hiermede weggevallen.
Wel was op 30 December 1944 de bewaking van alle gemeentehuizen voorgeschreven, doch voor aan dit bevel
uitvoering kon worden gegeven was de illegaliteit hen vóór.
Op de laatste Zondag van het zo sombere jaar, op 31 December 1944, kwamen de heren Dudink en Kok met
het verzoek om medewerking te verlenen bij de uitvoering van deze actie. 's Avonds half zeven waren
de heren, vergezeld van marechaussée Stein, op het gemeentehuis en werd de kluis geopend. 5
bakken met kaarten, de oude bevolkingsregisters, de registers van geboorten, alsmede alle
persoonsbewijzenmateriaal werden in een jutezak geladen en naar het kippenhok van D. Pereboom gebracht.
Gevreesd werd nog dat deze zak bij het transport zou scheuren, doch gelukkig liep alles goed af. Een
kwartier na de aanvang was de "bezigheid" beëindigd en konden wij de resultaten afwachten.
Zelf kreeg ik een adres waar ik voor de verdere duur van de oorlog kon gaan onderduiken.
Maandag 2 Januari 1945 kwam van bijna alle plaatsen het bericht binnen: "Het bevolkingsregister
met verdere bescheiden is van het gemeentehuis weggehaald".
Blijkbaar was de bezetter tegen een dergelijk massa-verzet niet opgewassen, want het werd bij een
noodzakelijk politie-onderzoek met gebruikelijk proces-verbaal (meestal opgemaakt door een politie-autoriteit
die zelf bij de affaire betrokken was) gelaten. Wij mogen echter wel zo vrij zijn aan te nemen, dat
dit niet het gebrek aan Duitse belangstelling demonstreerde, doch veeleer hun machteloosheid.
De uitvoering der maatregel van algehele arbeidsinzet is practisch achterwege gebleven en dit is zeker
voor een overgroot deel aan deze illegale onderneming te danken.