» Diversen » Gedenkboek Hoogkarspel 1940-1945 » Pagina 58-60
J. Schaper
Het was Dinsdag 14 Mei 1940, toen M. van der Kuur mij kwam vragen of ik met hem mee naar Enkhuizen
wilde gaan (daar wij er al eens samen over hadden gesproken hoe onze families in Friesland het zouden
maken) om zo mogelijk inlichtingen te krijgen hoe het aan de overkant gesteld was.
Onderweg werden natuurlijk de oorlogskansen besproken, welke een somber beeld hadden aangenomen. In
Enkhuizen gekomen hoorden wij, dat H.M. de Koningin met het ministerie gevlucht was naar Engeland,
hetgeen wij nog moeilijk geloven konden. Wel zei Van der Kuur: "Als dat het geval is word ik lid
van de N.S.B., want als Zij ons in de steek laat en ons geheel aan ons lot overlaat, waarom zouden
wij dan niet met de Duitsers meegaan, temeer daar er een goede leider voor ons klaar staat, die wèl
voor ons op de bres staat, n.l. Mussert". Ik was het daar lang niet mee eens, temeer omdat ik
eerst moest weten wat de oorzaak was van de vlucht van Hare Majesteit en dan kon ik mij ook niet met
de redenering van Van der Kuur verenigen, wat dan ook een heftige woordenwisseling teweeg bracht. Van
der Kuur meende, dat Zij ongeacht de omstandigheden bij haar volk moest blijven, daar andere leiders
niet zouden vluchten, maar de bezetting met hun volk zouden willen delen. Ik stelde hem voor wij uit
elkaar gingen, de vraag, hoe het mogelijk was, dat hij als voorzitter van het Oranjecomité dergelijke
gedachten kon hebben en reeds plannen had om tot de N.S.B. toe te treden zonder te weten wat de reden
der vlucht kon wezen, waarop hij het antwoord schuldig bleef.
De volgende morgen, toen het officiëel bekend was dat H.M. was overgestoken naar Engeland met de
reden waarom, sprak ik hem weer op de hoek bij K. Mol; hij was zeer kwaad en vertelde dat alles wat
Oranje was bij hem had afgedaan en hij alles had verscheurd wat met Koningin en Koninklijk Huis te
maken had en tevens dat hij zich zou melden bij de N.S.B., waarop ik hem zei, dat hij dan vanaf heden
kon rekenen dat wij vijanden waren, daar ik trouw bleef aan Oranje en mij zou inzetten voor de vrijheid
van ons land en volk. Van der Kuur waarschuwde mij met te zeggen, dat hij mij in al mijn gangen zou
nagaan en niet zou schromen mij te laten oppakken, indien ik zou saboteren tegen de Duitsers, daar de
N.S.B. onder hun bescherming stond. Hij zei tevens; "Wie het laatst lacht, lacht het best".
Terwijl ik hem hetzelfde heb toegewenst ben ik vertrokken en heb mij op alle mogelijke manieren verzet
tegen de bezetter, tot ik in de Nederlandse Unie een beweging zag, waar wij gezamenlijk verzet konden
plegen, vooral tegen de N.S.B. en heb ik mij aangesloten als lid. Daar ik al spoedig in het bestuur
der afd. Hoogkarspel kwam, hadden wij veel bijeenkomsten en kwamen wij regelmatig in contact met wijlen
Dr. Wytema, wijlen Akkerman, Langedijk, P. Dudink en anderen. Zodra de Unie door de Duitsers verboden
werd riep Dr. Wytema de verschillende bestuurders bijeen om een verzetsgroep op te bouwen. Na 14 dagen
bedenktijd werd de groep opgericht, waarvan bovengenoemde personen en ik zelf de kern vormden. Deze
vergadering werd bij Dr. van der Koogh in Bovenkarspel gehouden en van de oorspronkelijke ± 16
man tellende groep waren er 5 opgekomen, daar de anderen het gevaar te groot achtten om openlijk verzet
te bieden. Hier kreeg elk zijn opdracht om plaatselijk een kern te vormen. Ik slaagde er in hier de
medewerking te verkrijgen van J. Besseling, J. Kraakman en S. Kok.
Nu kon met de werkzaamheden worden begonnen. Eerstens de verspreiding van de illegale bladen, verder
onderduikers te plaatsen en voor eten te zorgen. O.a. kregen wij opdracht, wanneer er van Engelse zijde
iets gebeurde of ondernomen werd, de namen van de N.S.B.'ers te noteren en ook de eventuële zwarte
handelaren aan te tekenen; verder een korps samen te stellen van ± 30 mannen om straten en
wegen af te zetten en, daar burgemeester Middelhoff in gijzeling was gezet, een tijdelijk bestuur der
gemeente Hoogkarspel samen te stellen, hetgeen na vele huisbezoeken is geschied. Later is daar wijziging
in gebracht toen ik moest onderduiken.
Wij kregen hier, door een koerierster gebracht, alle illegale bladen als Je Maintiendrai, Parool, Trouw
e.a. voor de gehele Streek, Venhuizen, Andijk, Wervershoof, Westwoud en Zwaagdijk om ze op de verschillende
posten in bovengenoemde plaatsen te bezorgen en in Hoogkarspel te verspreiden. Vervolgens hadden we
gelden in te zamelen voor aankoop van levensmiddelen, vooral tarwe, om te verdelen onder de mensen,
bij wie we onderduikers wisten te plaatsen. Ook het vervalsen van persoonsbewijzen was door ons ter
hand genomen, waarin Barend Mes een specialist was.
Al spoedig nadat de werkzaamheden enigszins ruchtbaar werden, werd ik bespionneerd op last van v.d.
Kuur, in de zang zowel als onder de ramen thuis werd steeds naar een of andere uitlating geluisterd,
maar steeds kon hij niets te weten komen, totdat hij zelf regelmatig trachtte iets uit te lokken.
Ofschoon ook dat niet lukte, werden Gorter en ik, als voorzitter en secretaris der zangvereniging,
gelast om bij Van der Kuur op het matje te komen. Een en ander is goed afgelopen, daar mij bleek dat
hij niets wist, alleen maar wat vermoedde.
Het plaatsen van onderduikers was voor ons een zwaar probleem, daar de bevolking hier over het algemeen
bang was; toch gelukte het ons er enigen onder te brengen. Om de jongens en mannen, die aangewezen
werden om in Duitsland te werk te worden gesteld, thuis te houden, was eveneens lang niet eenvoudig.
Na eerst de geestelijkheid van beide gezindten te hebben gevraagd de jeugd te bewerken hebben we later
zelf huisbezoek gedaan en vele avonden opgeofferd om ze er toe te brengen niet te gaan. Het resultaat
was eerst matig, maar werd geleidelijk beter.
Ook de invordering der radiotoestellen heeft ons heel wat werk bezorgd, maar het resultaat was toch,
dat het heel stroef ging, zo zelfs, dat Van der Kuur naar Amsterdam telefoneerde of hij gijzelaars
mocht stellen. Vele apparaten zijn dan ook niet ingeleverd. Later hebben we overwogen om alle gevorderde
toestellen uit de o.l.-school te halen, maar we besloten toch maar ons niet in gevaar te brengen voor
hen, die geen durf hadden om hun toestel thuis te houden.
Intussen was B. Mes door Van der Kuur gearresteerd, evenals zijn broer, die was ondergedoken bij Kraakman
en onder het gemeentehuis ingesloten. De ontzetting van B. Mes heeft ons heel wat hoofdbrekens bezorgd.
Kraakman en ik hebben veel moeite moeten doen om de nodige personen bij elkaar te krijgen, maar de
bevrijding is gelukt en Dr. Wytema zorgde voor het wegbrengen van de arrestant. Elders is dit, door
Stein al vermeld. Later ging een dergelijk karwei gemakkelijker; dan werd er maar een K.P. opgebeld
en de rest ging vanzelf. Nadat B. Mes was ondergedoken is door mij de vervalsing der persoonsbewijzen
ter hand genomen, wat veel tijd vergde. Ook dat ging later beter, toen ik de beschikking kreeg over
chemische middelen en P. Spanjaart met de schrijfmachine de nieuwe gegevens invulde. Het invullen van
blanco formulieren voor het verkrijgen van nieuwe stamkaarten werd ook door mij verzorgd; ongeveer 70
stuks zijn op die manier in onze handen gekomen en konden wij zonder overvallen over voldoende bonkaarten
beschikken. Mej. A. Smit was daarbij een buitengewone hulp, daar zij op het distributiekantoor in
Venhuizen zitting had en de bonnen van het inlegvel voor ons inwisselde, zodat de verzorging van onderduikers
op rolletjes ging.
Inmiddels kreeg ik nog een huiszoeking door Van der Kuur om eens te zien of er niet iets te vinden was.
Kes had tevoren tegen Van 't Hoff gezegd mij te waarschuwen, maar hij deed het te laat, zodat ik wel
angst had, dat er iets gevonden zou worden, daar ik 5 radiotoestellen in het warenhuis had verborgen
en juist 's morgens enige pakken illegale bladen (± 1500 stuks) had ontvangen. Stein en
Kes waren ook mee en hebben hun best gedaan om Van der Kuur op een dwaalspoor te brengen daar zij
wisten wat hier verborgen was. Er werd niets ontdekt, ondanks het feit, dat Van der Kuur over 2
toestellen was heengestapt en op de mand, waarin de illegale bladen waren verstopt, heeft gezeten. In
huis heeft hij alle papieren aan een onderzoek onderworpen, maar kon niets vinden dan alleen een brief,
welke door mijn zoon Wabe als onderduiker was geschreven om eventueel een vals spoor aan te wijzen en
welke door ons speciaal op de schoorsteenmantel was neergezet. Deze brief nam hij mee met de mededeling,
dat hij nu mijn zoon spoedig zou vinden en de straf niet uit zou blijven. Later kreeg hij er erg in dat
hij er in was gevlogen.
Een grote slag was het voor ons, toen Dr. Wytema door moordenaarshand werd neergeschoten, alhoewel wij
direct besloten om onvervaard door te gaan in het spoor dat door hem was aangewezen en zo nodig hem te
wreken. Zo ging het nog enkele maanden door, maar de razzia's en arrestaties van illegale werkers namen
toe, totdat ook ik aan de beurt kwam om ingerekend te worden. Voor het zover was heb ik nog verscheidene
weken bij anderen geslapen. Totdat ze mijn duiker kwamen halen, die ook verraden was, maar nog juist
tussen de mazen van het net kon doorglippen. Daarna zouden ze om mij of mijn vrouw komen en was het
beter om met mijn gezin onder te duiken. Ik heb het werk overgedragen aan Besseling, Kraakman en Kok,
die later het gehele verzetswerk hebben ingeschakeld bij de L.O.
Mijn taak als illegaal werker was toen ten einde, althans in Hoogkarspel.