» Diversen » Gedenkboek Hoogkarspel 1940-1945 » Pagina 76
A.M. VAN DULMEN
Het verspreiden van illegale bladen was een moeilijk en riskant werk, omdat de mensen dikwijls meer
belang stelden in de bezorgers dan in hetgeen in de blaadjes stond te lezen. Enkele domme Hollanders
waren erg nieuwsgierig en spraken graag over hun vermoedens. Dat aanhoudende gepraat kon natuurlijk heel
gemakkelijk verkeerde oren bereiken en zo gebeurde het wel eens dat men één of twee weken
moest wachten voor het belangrijke nieuws weer kon worden rondgebracht. De meesten waren op de bladen
aangewezen, omdat zij hun radiotoestel bij meester Van der Kuur hadden ingeleverd.
We hebben het ook wel meegemaakt dat iemand ons achtervolgde of dat voor een of andere verdachte vreemdeling
uitgekeken moest worden. Gelukkig waren we niet schrikachtig en misschien zelfs wel wat roekeloos. Wij
riepen in een dergelijk geval een paar K.P.'ers te hulp en als wij een verdacht persoon aanwezen, dan
werd deze aangehouden en gefouilleerd, of hij misschien papieren bij zich had van een of andere politieke
partij. Tweemaal op één avond is dit gebeurd. Elke avond als wij de illegale bladen
rondbrachten zagen wij steeds dezelfde persoon bij ons in de buurt. Daar wij alleen maar gedachten van
hem hadden moesten wij hem laten lopen en werd de verspreiding weer voor 14 dagen stilgelegd.
Als het wegbrengen der bladen in spertijd gebeurde moesten we natuurlijk zeer voorzichtig zijn en oppassen
dat geen moffen of landwachters ons ontdekten. In de winter van 1944-1945 deed ik het persoonlijk bij
voorkeur 's nachts, doordat de toestand zeer critiek was en het risico overdag of bij schemeravond
groot. Daar ik aan de centrale keuken werkte, was ik voorzien van een Nachtausweis en was daarmee mooi
gedekt.
De illegale bladen werden altijd bij mij thuis gebracht door een koerierster (Elly Smit). Van mij uit
werden ze overgebracht naar Zwaagdijk (Pierre) en Westwoud (P. v.d. Heuvel), die op hun beurt er voor
zorgden dat het nieuws onder de mensen in hun omgeving kwam.
Voor de keuken werkte ik eigenlijk weinig. Dat was meer camouflage en een middel om de kost te verdienen.
De chef-kok, P. Knip, werkte reusachtig mee. Als ik zei dat ik weg moest was dat altijd goed en wanneer
ik terugkwam zou hij wel zien. Hij begreep immers wel voor welk doel ik in zo'n geval wegging.
's Avonds om 9 uur luisterden we altijd naar de Engelse zender; de keuken had electrische stroom. Op
zekere avond werden we daarbij verrast door iemand die het niet weten mocht. Dat kwam natuurlijk niet
goed af. Kort daarna verscheen op een morgen, om half tien ongeveer, de Landwacht. De heren vroegen
terstond naar Esser en Van Dulmen, maar die waren op tijd gewaarschuwd en hadden de keuken juist verlaten.
Onze kok wist hen van antwoord te dienen en zei, dat wij om groenten uit waren. Zij gingen toen zoeken
naar het radiotoestel, maar ook dat was tijdig ondergedoken. Na veel gevloek en geketter verdwenen ze
ten slotte, om op andere vangst uit te gaan.