» Diversen
» De Speelwagen
» 1947
» No. 5
» pagina 132-133
Eerder verschenen in 'De Speelwagen',
2e jaargang,
1947,
No. 5,
pagina 132-133.
Uitgave: Historische Genootschappen in Hollands Noorderkwartier.
Auteur: Gerrit de Beurs.
De wagen voert ons langs volle sloten en bonte weiden, goudgeel van de paardebloemen en langs de
slootkanten hier en daar lila van de pinksterbloemen en rood van de moeraskoekoeksbloemen. Het gaat
langs grazende koeien en dromende paarden. Schermende kieviten en op damhekpalen tutende tureluurs
begeleiden ons. Af en toe vliegt er een blauwe reiger uit de slootkant voor ons op en zet koers naar
Wittenburg, waar zij hun broedkolonie hebben gebouwd tezamen met de zwarte roeken.
Over onze hoofden wieken zes grote witte vogels met lange zwarte
lepelvormige bekken in een rechte lijn achter elkander. Wij kijken ze na
totdat de voorste afzwenkt en zich met gespreide vleugels in een spiraal
naar beneden laat zweven. De anderen volgen haar een voor een. De eerste
strekt haar lange zwarte poten uit en landt aan de slootkant en wacht
daar totdat de anderen bij haar staan. Dan waadt zij rustig en statig in
het water en maait met haar lepelbek in het ondiepe water heen en weer.
Dit zijn de lepelaars van het Zwanewater. Al vroeg in het voorjaar heb
ik de eersten van uit het Zuiden zien komen en zo langzamerhand volgden
er meer, totdat in de Aprilmaand alle weer present waren.
In het Zwanewater bij Callantsoog broeden zo'n honderd paren. De tweede
broedkolonie in de Mui op Texel herbergt ongeveer honderdtien paren,
terwijl de derde kolonie in het Naardermeer een negentig paartjes
huisvest. Deze drie broedplaatsen, alle drie in onze provincie gelegen,
vertegenwoordigen alle lepelaars van Noord-Europa. De eerstvolgende
broedplaats bevindt zich eerst in Hongarije. Vroeger moeten de lepelaars
onder Jisp ook een broedkolonie gehad hebben. Dit moet in de zestiende
en zeventiende eeuw geweest zijn. Dus al een aardig poosje geleden. De
lepelaar is in West-Friesland gelukkig nog een algemene verschijning.
Dit kunnen we van de ooievaar jammer genoeg niet meer zeggen. Deze is
hier vrijwel of geheel en al verdwenen. Hoe is het met het nest te
Abbekerk? Is het nog bewoond? Als dat nest ook verlaten is, zullen we
het in West-Friesland zonder ooievaars moeten stellen.
Het geel van de weide gaat verdwijnen, want de bloemen sluiten zich en
het wordt stiller op de weide. Een eierenzoeker zoekt de weide nog af en
een kievitenpaartje buitelt en duikt nog in de lucht. Maar hij raapt de
eieren niet meer. Die tijd is voorbij, want het is alweer twee weken
geleden dat ik ouwe Noot met een hengselmandje met kievitseieren aan
zijn arm zag stappen. Dus het kievitseierenzoeken gaat nu om de sport en
niet meer om de eieren.
De nevel trekt van uit de sloten over de akkers en de koeien zoeken hun
plaatsje op waar ze rustig gaan liggen herkauwen. Het duurt niet lang
meer of alleen hun ruggen steken nog boven het neveldek uit. Het
kikkerkoor zet nu volop in. Donkere silhouetten van de blauwe reigers
wieken over en laten af en toe hun schorre kreten over de rustende
polder klinken.
Nu wordt het ook onze tijd om weer uit te spannen. Bruin gaat op stal en
krijgt zijn deel en de wagen gaat tot de volgende keer de dars weer in.
Gerrit de Beurs