» Diversen » De Speelwagen » 1950 » No. 3 » pagina 66-68
Eerder verschenen in 'De Speelwagen',
5e jaargang,
1950,
No. 3,
pagina 66-68.
Uitgave: Historische Genootschappen in Hollands Noorderkwartier.
Auteur: F. Mars.
Juist een dezer dagen vermeldden de dagbladen, dat een sub-commissie uit de Verenigde Naties zal
gaan bestuderen, op welke wijze de windkracht het best voor industriële doeleinden gebruikt zou
kunnen worden. Dit idee is niet nieuw. Sinds de late middeleeuwen gebruikt men in ons land windmolens,
die de kracht van de wind kunnen benutten voor het verrichten van zware arbeid, die anders door mens
of dier gedaan moet worden. Die oude molens waren eerst onvolmaakt en primitief. Maar men wist ze al
gauw te verbeteren en geschikt te maken voor het malen van broodgraan en het oppompen van water.
In het laatst van de 16e eeuw werd de beweegbare kap uitgevonden en nu maakte men een molen, waarmede
het mogelijk was om b.v. olie uit zaden te persen. En een andere, waarmee men van boomstammen planken
kon zagen, een zeer zwaar werk, dat voordien geheel met de hand moest worden verricht. Beide uitvindingen
zijn waarschijnlijk door Noordhollanders gedaan; de eerste door een te Alkmaar wonende Vlaming, de
laatste door de bekende inventeur Com. Cornelisz. van Uitgeest.
Zo begon de industriemolen zijn zegetocht.
De Zaanstreek, gelegen in het vlakke land aan een breed en bevaarbaar water, was een heel geschikte
plaats om molens te bouwen: Noord-Holland is een winderig land en vaarwater heeft men nodig voor de
aanvoer van grondstoffen en afvoer van de producten.
De Zaanstreek werd de streek, waar de industriemolen zijn meest volmaakte vorm heeft gevonden. In de
17e en 18e eeuw bouwde men daar honderden molens van allerlei soort. Behalve houtzaag-, en koren- en
pelmolens stonden er vele oliemolens, papier-, verf-, vol- en snuifmolens. Er stonden toen aan de Zaan
alleen meer molens dan in de rest van de provincie Holland.
In 't begin van de 18e eeuw bracht de uitvinding van de stoommachine een ommekeer onder de krachtwerktuigen
teweeg. Meer en meer werd deze machine als drijfkracht voor de industrie gebruikt. Nu is windkracht
grillig en onberekenbaar. Ook waait het soms in dagen niet en dan is er met een windmolen niets te
beginnen. De toepassing van stoom als drijfkracht betekende onafhankelijkheid van natuurkrachten en
onafgebroken werkzaamheid het hele jaar door. De stoomfabrieken namen het werk van de oude windmolens
over. Die oude werktuigen die soms 300 jaar dienst hadden gedaan waren nu overbodig en werden gesloopt
of raakten, veelal door verandering van bestemming, in brand.
De Zaankanters betreurden dit zeer, want het waren voor hen bezielde, levende wezens. Het bestaan van
de Zaankanter was ondenkbaar zonder zijn molens. Maar de techniek houdt geen rekening met sentiment
en schrijdt voort: tenslotte waren er van de 700 molens maar weinige meer over.
25 jaar geleden werden de wieken van de molen „de Zoeker” te Zaandijk door een windhoos
vernield. De eigenaar kon de herstelkosten niet betalen en de molen zou de weg van zijn vele soortgenoten
volgen.
Dit voorval bracht op 17 Maart 1925 een dertigtal Zaankanters bijeen om te trachten de molens een
helpende hand toe te steken. Een inzameling werd gehouden en het nodige geld bijeengebracht om „de
Zoeker” te redden. Toch ging de weg van de jonge vereniging niet over rozen. Met talloze
teleurstellingen had men te kampen, financiële moeilijkheden deden vele plannen mislukken. Maar
hoewel slechts zelden belangrijke financiële steun bij het herstellen of restaureren van molens
verleend kon worden, toch werden belangrijke resultaten geboekt.
Een geslaagde molententoonstelling bracht vele nieuwe leden aan en maakte voor de idee „molenbescherming”
veel goede propaganda. Een paar jaar later werd het Molenmuseum gesticht in een mooi oud-Zaans Koopmanshuis
te Koog aan de Zaan. Het gebouw bevat een rijke verzameling van modellen, tekeningen, archivalia, enz.,
evenzovele herinneringen aan de bloeitijd der molens.
In 1939 werd de oliemolen „het Pink” te Koog aan de Zaan geheel gerestaureerd.
Zonder ook maar iets aan de verrichtingen van wie dan ook te kort te willen doen, past het om bij de
herdenking van het 25 jarig bestaan een woord ter nagedachtenis aan de heer Evert Smit te wijden. Als
penningmeester diende hij de vereniging vanaf de oprichting tot aan zijn verscheiden in 1942, op
voortreffelijke wijze.
Zijn optimisme en grote liefde voor de goede zaak is b.v. een belangrijke stimulans geweest om de
bijna wanhopig lijkende taak, van de ruïne van de molen „'t Pink” een keurige molen
te maken, tot een goed einde te brengen.
De korenmolen „de Koker” te Wormer, werd gerestaureerd en zal dit jaar geheel klaar komen.
Met de molen „de Strijd” aan het Kalf te Zaandam was men minder gelukkig: nadat men grote
sommen aan restauratie had besteed, verbrandde hij 22 Feb. '49 op onverklaarbare wijze.
Het zou te ver voeren om alle bemoeiïngen, die de vereniging met de Zaanse molens had, te memoreren.
Onder de vele moeilijkheden, die zij op haar weg ontmoette, was de vaak wonderlijke houding, om niet
te spreken van hebzucht, van de moleneigenaars.
In het feit dat de gemeente Zaandijk juist onlangs de molen „de Zoeker” aankocht om die
voor verval te behoeden, moge men de erkenning zien van de juistheid van de gedachte: „Molenbescherming”.
Bij de stichting van de vereniging stonden velen daar sceptisch tegenover, het is zeker een belangrijk
winstpunt dat hier in een kentering ten goede is ingetreden.
F. Mars