» Diversen
» De Speelwagen
» 1950
» No. 3
» pagina 73-76
Eerder verschenen in 'De Speelwagen',
5e jaargang,
1950,
No. 3,
pagina 73-76.
Uitgave: Historische Genootschappen in Hollands Noorderkwartier.
Auteur: Mr H. J. J. Scholtens.
In de zeventiger jaren van de 16de eeuw, toen Midden-Kennemerland strijdtoneel was van de oorlog
tegen Spanje, fungeerde Heer Timan van Wou als pastoor van de oude Sint-Aagtenkerk te Beverwijk. Hij
behoorde tot het kleine convent van de Haarlemse commanderij van Sint Jan, dat de parochiekerken van
Beverwijk en van Heemskerk bediende. Van Wou is de laatste cureit van de oude kerk geweest. Al spoedig
na zijn optreden als pastoor pakten zich donkere wolken samen. In de zomer van 1572 was Haarlem in
handen van de geuzen gekomen en was het gehele Noorderkwartier bevrijd van het Spaanse gezag.
Niettegenstaande de door de Prins gewilde verdraagzaamheid leidde dit hier en daar tot ruwe tonelen
en conflicten.
In die zomer gelastte de wereldlijke overheid annotatie of opschrijving der geestelijke goederen in
Holland door de plaatselijke magistraten. Ten behoeve van de legeruitgaven moesten bovendien gelden
en kostbaarheden van kerken en kloosters, van gilden en broederschappen, bij het stedelijk bestuur
worden gebracht. Deze annotatie en deze inbewaargeving hebben feitelijk gelijk gestaan met confiscatie.
Van de kant der rechtmatige beheerders zijn dan ook allerwege pogingen in het werk gesteld om kerkelijke
paramenten, gouden en zilveren gebruiksvoorwerpen en andere waardevolle goederen, alsmede archieven,
in veiligheid te brengen, hetzij door berging bij particulieren, hetzij, waar dit mogelijk was, door
uitvoer naar Duitsland of naar de Zuidelijke Nederlanden.
Te Beverwijk liet zich de toestand zo ernstig aanzien, dat de beide kerkmeesters uit voorzorg enkele
kostbare kerkelijke voorwerpen zoals het grote ciborie, kelken, zilver en gewaden in een kist en in
een pakmand borgen en naar Haarlem overbrachten, waar ze ten huize van een ingezetene in bewaring zijn
gegeven. Tijdens de belegering dier stad door de Spaanse krijgsmacht in 1573 is echter het daar verborgene
door twee stadsboden weggehaald en naar het stadhuis gevoerd. Een ander gedeelte van de sieraden der
Beverwijkse kerk, o.a. een kruis, twee lepeltjes, en het archief van kerk, gasthuis en leprooshuis,
had men te Amsterdam in goede handen overgegeven. Enige jaren later heeft de nieuwe regering van Beverwijk
deze goederen teruggehaald en verkocht.
Omstreeks 1575 heeft pastoor Timan van Wou, toen verblijvend te Haarlem, zich beijverd om de verspreide
eigendommen van de Sint Aagtenkerk weder op te sporen en daarvan een kleine inventaris op te maken.
Hij had ze „eensdeels bij hem gehadt, eensdeels hen te bewaeren gegeven, eensdeels vyt der luyden
huysen hier en daer gehaelt, eensdeels gekreghen in Haerlem, als die stadt overginck.” Als
zilverwerk vermeldt het lijstje 9 voorwerpen, waaronder twee kelken, enige H. Olievaatjes en een zilveren
lepeltje. Voorts een beschadigde zilveren pateen, „welcke sommige luyden genoemen ende begraven
hadden ende sulcks mij op haer dootbedde bekendt hebben, ende ick daer terstondt nae gesocht ende gevonden
hebbe.”
Tekenend is ook genoteerd, dat het zilveren ciborie voor dagelijks gebruik in stukken lag, „overmits
die luyden, die het binnen Haerlem hadden, het anders niet en souden hebben kunnen bewaren”. Eindelijk
komen in de opgave nog voor: altaardwalen, getekend met een rode B, alben, amicten, manipels, kasuivels,
3 rode fluwelen stoelen, 2 schilderijen op doek „dat vaenen geweest hebben”, antependia
pullen, kandelaars en een koperen wierooksvat. Ten slotte ook nog de klok van het verwoeste leprooshuis,
welke met orgelpijpen en andere zaken in bewaring was geweest bij Claes Jansz.
De statige commanderij te Haarlem was in 1572 geplunderd en van haar eeuwenoude luister beroofd. Het
kleine convent moest naar Utrecht uitwijken. Toen het na de herovering der stad in de zomer van 1573
kon terugkeren, bleek de aanzienlijke inventaris te zijn verdwenen. Daaronder waren schilderijen van
Geertgen van Sint Jans, Jan van Scorel, Maarten van Heemskerck en andere meesters, wel 40 in getal.
Zelfs in het nabijgelegen hospitaal, dat door de Sint-Jansheeren werd verzorgd, was veel verloren
gegaan, zodat alles moest worden vernieuwd.
Na de dood van de commandeur Heer Philips van Hogensteyn hebben de conventualen in Januari 1575 Timan
van Wou tot zijn opvolger gekozen, en wel met algemene stemmen. Kort daarna heeft de meester van Duitsland
deze benoeming bevestigd en is de nieuwe commandeur naar Spiers gereisd om daar zijn opwachting te gaan
maken. In een testament, dat hij 's jaars te voren in Beverwijk had gemaakt, bond Timan van Wou
zijn broeders, zusters en zwagers op het hart „Godalmachtich alle die dagen haers levens te vresen,
ende te bliven bij die oude ende catholijcke roomsche kerrick, alwaert oock al zaicke datalle deze
Nederlanden afvielen”. In dat stuk werd ook bepaald, „dat men dat Marienbeelt dat ick doen
vermaicken hebbe, sal setten in de Parochiekercke van Beverwijck ter eeren van de weerdige Moeder
Gods”.
Het hier bedoelde beeld is het enige voorwerp van alle sieraden en meubelen uit de oude Sint-Aagtenkerk
en haar pastorie, dat behouden is gebleven. Het is een fraai gesneden eiken relief uit de eerste helft
der 16de eeuw. Pastoor Van Wou had het, blijkens het vorenstaande, in zijn tijd laten restaureren. Het
stelt voor een Madonna met Kindje op de maansikkel in een nis, welke is geflankeerd door renaissancezuilen.
Thans prijkt het stuk in de nieuwe Sint-Agathakerk aan de Breestraat te Beverwijk, waar de parochianen
het beschouwen als een van hun waardevolste bezittingen.
Maria op de maansikkel; eiken relief in de Sint Agathakerk
te Beverwijk. Eerste helft 16de eeuw.
Wij mogen veronderstellen, dat dit beeld overeenkomstig de beschikking van 1574 toen in de oude kerk
is geplaatst. Waarschijnlijk is het daar bewaard in de noordelijke beuk der kerk, waar zich het Lieve
Vrouwe-altaar bevond. Nog in de 17de eeuw, toen het gebouw reeds voor de hervormde eredienst was ingericht,
noemde men dat gedeelte van de kerk het „onse lieve vrouwenchoor”. Hier hield ook het
„Vrouwe-ghilde” zijn godsdienstige samenkomsten. Van deze corporatie, ook wel de Lieve
Vrouwe Broederschap genaamd, vindt men in het begin van de 16de eeuw terloops melding gemaakt. Aan
deze broederschap is ontleend en herinnert nog het tegenwoordige zegel van de Nederlands Hervormde
gemeente van Beverwijk. Dit vertoont een lelie met de oude lofspreuk op de H. Maagd: sicut lilium inter
spinas, als een lelie onder de doornen. De lelie doelt in de christelijke symboliek op de maagdelijkbeid,
doch is hier vermoedelijk tevens een toespeling op de figuur in het stedewapen van Beverwijk.
In 1576 werd de wrede Sonoy meester van het stadje, dat toen geheel in puin lag. Ook het kerkgebouw
was deerlijk getroffen, uitgebrand, geplunderd en voor de dienst totaal onbruikbaar geworden. Hoe
het Mariabeeld bij deze gebeurtenissen aan de ondergang is ontkomen, is niet bekend. Blijkbaar was
het door de ingezetenen in veiligheid gebracht. De zwaar beproefde parochie is daarna gedurende bijna
driekwart eeuw geheel zonder herder en zonder kerkruimte gebleven. Toen omstreeks 1644 te Beverwijk
het eerste vaste schuilkerkje aan de Arendsweg ontstond, heeft het beeld overeenkomstig de laatste
wil van Tirnan van Wou in dit verscholen kerkhuisje een plaats gekregen. Na twee eeuwen is het in 1841
overgebracht naar de R. K. kerk in de Peperstraat, waar het is bewaard tot dit gebouw ruim 25 jaar
geleden is vervangen door de tegenwoordige grote kerk aan de Breestraat.
Mr H. J. J. Scholtens
Rechtop van lijf, rechtop van ziel.
Grijp nimmer naar een draaiend wiel.
Wie dat probeert en wel en doet,
Die doet wel wat, maar doet niet goed.Jan Visser