Kistemaker

Thuis » Diversen » De Speelwagen » 1950 » No. 6 » pagina 162-172

Het museum van de Zuiderzee

Eerder verschenen in 'De Speelwagen', 5e jaargang, 1950, No. 6, pagina 162-172.
Uitgave: Historische Genootschappen in Hollands Noorderkwartier.
Auteur: S. Spoelstra Jr.

Wie in de kop van Overijsel over de oude kustlijn trekt, voelt zich op de grens van twee werelden. Aan de ene kant, benedendijks, groepen de boerenbehuizingen met groengeverfde puntdaken tussen opgaand geboomte en daar doorheen opent zich 't zicht over het grasland, doorstreept van sloten en poelen, waarboven ruige knotwilgen te peinzen staan. Maar aan de andere zijde van de dijk spreidt zich onder het fijne zomerblauw van de effen hemel de wijdheid van het nieuwe polderland met zijn eindeloze banen van zonnig geel graan, even doorschampt door het felle dakenrood van een vereenzaamde schuur en hoeve. En het contrast tussen dat oude en het nieuwe land frappeert nog sterker als men belandt in de stadjes, die daar knus gevangen liggen in een vouw van de dijk. Voor de walletjes van Vollenhove, dat met zijn rijen huisjes en het warme steenrood van zijn oude kerk verweerd ligt in de zon, doet het vierkant van zijn moderne haven met het levendig transiet van bouwstoffen en pas gewonnen producten onwezenlijk aan. Maar bepaald troosteloos is de aanblik van de pittoreske havenkom van Blokzijl, van Kuinre, in de oneindigheid van het wijde land daarbuiten. En de statelijke huizen, die met hun baksteenpronk zo aardig zich rijen om die verlaten haven, kijken met trieste ogen over al die leegheid uit.

Meer om de Zuid in Elburg en Harderwijk, in Huizen en Bunschoten, op Marken en in Volendam, vindt men nog het mooie vergezicht over het beweeglijke water, het bont palet van witte en bruine zeilen op de korte deining; aan de havens nog het kwiek beweeg van in- en uitvarende schuiten en in de buurten het versjouwen van net en gaal, zoals het altijd was in al die nijvere vissersplaatsen langs de boorden van de Zuiderzee.

Nu het gestagneerde werk van de inpoldering weer ter hand genomen wordt,kan het pijn doen te bedenken, dat ook deze tierige oorden weldra besloten zullen liggen in de onmetelijkheid van het polderland, afgewend van de zee, die zovele eeuwen bestaan bood aan vissers en handwerkslui en een bescheiden welvaart bracht. Vervreemd van eigen aard zal die verandering ze voeren naar een langzame versterving of naar een gehaaste omvorming van vissersplaats tot bevoorradingscentrum van het nieuwe gebied. En met het verdwijnen van het meest eigene leven, de visserij, verdwijnt alras het kloeke ras, dat in het gebries van de zeewind en in de barre woestheid van storm en ontij gestempeld werd tot een eigen volk, met eigen leefwijze, zeden en gewoonten, eigen taal, eigen bedrijf en behuizing, om in een nieuwe era genivelleerd, „beschaafd” te worden en onder te gaan in de eenvormigheid van de grote gemeenschap.

Heel dat aparte leven, de ziltige sfeer van al die vissersplaatsen, is als een magneet de kijklustige toeristen uit binnen- en buitenland gaan trekken. Want hier handhaafde zich door de jaren in het isolement van een eigen gemeenschap een brok cultuur, die zich wezenlijk van al het omringende onderscheidde.

Is het wonder dat het onafwendbare verlies van heel dat karakteristieke bestaan de folkloristen te hoop deed lopen om toch in elk geval de herinnering daaraan levend te houden? Zo is dan van lieverlede het plan opgekomen om de vormende elementen van dat brok groepseigen cultuur voor de levende generatie en de latere geslachten te bewaren in een Zuiderzeemuseum.

Maar hoe kan de frisse pracht van een stoer leven met zee en wind nog iets van zijn fleurigheid behouden tussen de gewitwaterde wanden van een museum? Een groot probleem, dat zijn oplossing vond in het plan om aan het Zuiderzeemuseum een tweeledig karakter te geven. De „dode” dingen, die toch zoveel vertellen van gezins- en gemeenschapsleven, bedrijf, godsdienstzin en historie, zouden een plaats krijgen in een binnenmuseum, maar het leven zoals het reilt en zeilt in iedere vissersplaats aan de oude binnenzee zal te zien zijn en mee te beleven in een levend museum in de openlucht, in een museumdorp.

Een nieuw probleem! Waar zou zo een Zuiderzeedorp blijvend een passende entourage kunnen vinden om niet al te zeer te ontaarden in een kunstmatig geënsceneerde show ten pleziere van de toeristen? Als onderdeel van het Nederlands Openlucht Museum te Arnhem zou het tussen de Gelderse naaldenbossen inplaats van een „levend” Zuiderzeemuseum veeleer een Zuiderzeemausoleum worden. En in de plaatsen, die straks het nieuwe polderland voor hun kust geschoven krijgen was het al even moeilijk een „levend” museum op natuurlijke wijze in stand te houden, om dan nog maar te zwijgen van de steden, die er vooral een vermaakcentrum van zouden willen maken. Neen, wilde het Zuiderzeedorp de sfeer bewaren, die zo karakteristiek is voor al die vissersplaatsen aan de Zuiderzee, dan moest het open liggen en open blijven liggen aan de ruimte van wind en water. Wilde het waarlijk leven hebben, dan moest het 't uitzicht behouden over de wijdheid van de grote plas, dan moesten botters en jollen zijn haven in- en uitscheren, dan moest het klompenvertier van het vissersvolk in rap bedrijf over de steigertjes klossen, de pasgetaande netten over de staken te drogen hangen en de scherpe geur van vis-in-de-rook door de buurten waren.

Begrijpelijk dat vele plaatsen langs de Zuiderzee dat museum wel graag een plaats in hun gemeente wilden inruimen. De mogelijkheden, die elke plaats te bieden had, werden rijpelijk onderzocht, maar onder die allen was het alleen Enkhuizen, dat het museum de gewenste entourage zou kunnen bieden, omdat het, ook na de algehele uitvoering van de droogleggingsplannen, het open water voor zijn muren zou blijven behouden. Bovendien zou die stad na de inpoldering, meer dan reeds thans het geval is, centrum zijn van de IJselmeervisserij en het zou een gezochte aanloophaven blijven voor de scheepvaart en de grote watersport. Deze gunstige omstandigheden prevaleerden bij de keuze over de bedenking, dat Enkhuizen zoveel verder van het centrum des lands verwijderd ligt dan de mededingers. En terecht, want het moderne transiet, dat door zijn technische wonderen tijd en afstand steeds kleiner krijgt, verlicht dat bezwaar bij het jaar.

Oostelijk deel van Enkhuzen, met aanduiding van de ligging van het Binnenmuseum (Peperhuis)...

Oostelijk deel van Enkhuzen, met aanduiding van de ligging
van het Binnenmuseum (Peperhuis) en van het toekomstig
Buitenmuseum. Ontwerp S. J. Bouma.

Van belang is daarbij wat de stad zèlf aan de kijkgrage toerist heeft te bieden. Als men de historie van de Zuiderzee opslaat, leest men op elke bladzijde tienrnaaI de naam Enkhuizen. Dit oude geuzennest, dat als eerste stad in Holland en Westfriesland de Prinsenvlag van zijn toren liet wapperen, deze bakermat van de haringvangst en van de handel op Oostzee, Levant en Indië, is een klinkklare Zuiderzeestad gebleven, die uit haar glorietijd nog pronkt met tal van sierlijke hals- en trapgevels, deftige koopmanspuien, massale kerken en 'n bultige haventoren, waarvan de speelse spits het grimmig aanzien vervrolijkt. In één woord: deze stad is immers zelf een openluchtmuseum en als de museumgangers op de wandeling van spoor en boot naar het museumterrein hun weg nemen langs de haven, die altijd gezellig is van een roerigheid aan de wal, een leven en beweeg in de botters, over de ranke wipbruggen en door de schilderachtige straten waar de herinnering wijlt aan een machtig verleden, zal men zich verbaasd afvragen of dit alles al niet het Zuiderzeemuseum is.

Ja zeker, straks! Want het Zuiderzeemuseum is er en heeft zijn plaats in Enkhuizen gevonden. Gemeentebestuur en burgerij hebben eendrachtig samengewerkt en door beider offerzin werd een imposant complex gebouwen verkregen, waarvan het statige Peperhuis, dat het monogram van de V.O.I.C. in zijn gevel toont, een waardig hoofdpand vormt. En dat complex is om niet aan de Staat aangeboden voor de inrichting van het Binnenmuseum. Aan de ruime Oosterhaven, waar menige Oostinjevaarder zijn rijke vracht aan de Kaai loste, en die nu met een fijn watergroen ligt te blakeren in het luwe licht, rijst het achterfront van de museumgebouwen. Maar er voor opent zich het verre zicht over de zee. Hier op de rede kwamen de koopvaarders ten anker en spoedden zich de kooplieden door het Staverse poortje naar het kantoor van de Compagnie om hun orders in ontvangst te nemen.

Dit watervlak voor de oude stadsmuur, het Kooizand, nu begrensd door de dam van het Krabbersgat, is bestemd een grondige verandering te ondergaan. De hierbij afgedrukte plattegrond van de stad geeft duidelijk inzicht in de gedachte toekomstige situatie. De leidam wordt doorbroken voor een havenmond; een groot gedeelte van het Kooizand wordt uitgebaggerd op havendiepte en in de hoek bij het Binnenmuseum wordt een goed geoutilleerde Jachthaven aangelegd. En aan de andere kant van het dus verkregen havenbekken zal, op een nog op te spuiten schiereiland, onder de muren van de stad en omspoeld door het water, het openluchtmuseum van de Zuiderzee, het Zuiderzeedorp gelegen zijn. Moeilijk ware een juister plaats voor dit geheel op het water georiënteerde museum dorp te vinden.

Binnenmuseum
De Zuiderzee, die bij het vorderen van de inpolderingen meer en meer tot IJselmeer wordt, is rijk aan geschiedenis. En het is een buitengewoon omvangrijke taak binnen de limieten van een toch altijd aan beperking gebonden verzameling alle facetten van die historie voldoende te belichten. Om aan deze opgave zo getrouw mogelijk te voldoen zal het Zuiderzeemuseum uit twee afdelingen bestaan. De plannen getuigen van een museumdorp, een „buitenmuseum”, waarin in origineel bijeengebracht zal worden wat op cultureel en economisch gebied als gevolg van de drooglegging teloor gaat. De bijzondere museale vorm, die voor dit buitenmuseum gedacht is, sluit uit, dat daarin een overzicht van de gehele historie gegeven wordt. Want het museumdorp zal durend bewoond worden en een Zuiderzeeplaats in vol leven en bedrijf zijn. Uiteraard kan daarin de stand van de Zuiderzeebeschaving alleen maar op een bepaald tijdstip worden gefixeerd.

Maar de omlijning van de historie van de Zuiderzee, haar staatkundige betekenis, wisselende commerciële aspecten, natuurwetenschap, geestelijk leven en volkspsyche vordert een afzonderlijke expositiegelegenheid, die werd gevonden in het Peperhuis met zijn belendingen. Een statig verblijf voor wat het „binnenmuseum” zal worden genoemd.

Want het Peperhuis, dat wel het hoofdgebouw van het museumcomplex mag heten, werd in 1625 gebouwd als woon- en pakhuis voor de koopman-reder Pieter van Berensteyn en ging later over in handen van de O.I. Compagnie, die in Enkhuizen een Kamer had. Aan het zeefront zijn de beide trapgevels van dit gebouw opgetrokken in prachtige met zandsteenblokken verlevendigde baksteen. Boven de fries, die met verschillende gebeelde stenen en cartouches prijkt, is een grote gevelsteen geplaatst, die een haringbuis in bedrijf laat zien met het onderschrift: „De kost gaat voor de baet uyt”. De restauratie van dit pand is gereed gekomen. De belendingen aan de Wierdijkzijde zijn nu aan de beurt en de plantekeningen doen zien, dat van deze uit de Gouden Eeuw restende behuizingen een vorstelijk tehuis voor het Zuiderzeemuseum zal worden gemaakt. De beide fraaie hoekpanden worden verbonden door een in alle geledingen symmetrische tussenbouw. Elk onderdeel wordt in passende stijl teruggebracht en het geheel vormt in zijn krachtig lijnenspel een loflied op de roemrijke vaderlandse bouwkunst.

Peperhuis (Binnenmuseum van het Zuiderzeemuseum) Kade-zijde. Foto Nico Zomer.

Peperhuis (Binnenmuseum van het Zuiderzeemuseum) Kade-zijde. Foto Nico Zomer.

Door het poortgebouw betreedt men eerst een open binnenhof van rustieke pracht. De ruimte-omwanding toont er de achterpuien in steeds wisselende vormenspraak met een wondere schikking van kleur en tint. En het ruime trappenhuis, dat weer telkens èenkostelijk uitzicht laat op de rustige weelde van deze binnenplaats, voert naar hoge zalen en laaggezolderde vertrekken, telkens weer andere, geschoord en geschraagd met raas, mastdelen en bintstukken van het edelste eikenhout. Er leeft een sfeer van geheimzinnige grootheid binnen de wanden van dit voorname pand, dat nog altijd zweemt met een geur van uitheemse nagelen en specerijen.

En in deze oude stapelplaats van kruiderijen, zo verschillend van wat we kennen aan moderne museumgebouwen, is wel de entourage gevonden voor een terugblik op geschiedenis en beschaving van de Zuiderzee, want het Peperhuis is immers zelf een monument van die geschiedenis.

In een lijvig, ministeriëel bekrachtigd plan is de status van het Zuiderzeemuseum vastgelegd. Het omschrijft als taak van het Zuiderzeemuseum het conserveren van al datgene wat – als gevolg van de drooglegging – maatschappelijk en economisch zijn reden van bestaan verloren heeft, wat dus gedoemd is om te verdwijnen en toch om zijn cultuurhistorische – en vaak ook kunsthistorische – waarde in stand gehouden moet worden. De interesse van het Zuiderzeemuseum strekt zich uit tot de grenzen van de gemeenten rond de oude Zuiderzee van Harlingen tot Den Helder, alsook tot de Waddeneilanden. Maar deze topografische begrenzing wordt op tweeërlei gebied doorbroken; niet alleen de Zuiderzeevisserij, maar ook de Noordzeevisserij voor zover die vanuit de Zuiderzeekustplaatsen en de Waddeneilanden werd bedreven, heeft de aandacht van het Zuiderzeemuseum. En omdat nog geen enkele andere instelling haar bemoeiingen tot dit terrein uitstrekt, is het Zuiderzeemuseum, krachtens zijn geprojecteerde outillering, aangewezen voor het herbergen van een schepenverzameling in origineel die de gehele Nederlandse binnen- en kleine vaart omvat.

Het binnenmuseum zal een leermuseum zijn, wat impliceert, dat in de opstelling van de voorwerpen een stelselmatige volgorde zal worden betracht. De keuze van de te exposeren objecten richt zich vooral op de instructieve waarde, welke zij in een bepaalde voorstelling hebben en zo wordt dus wel allerminst gestreefd naar een zo groot mogelijke collectie van oudheden uit het Zuiderzeegebied. In de opeenvolgende zalen wordt gezocht naar een chronologische aansluiting van de „leerstof” met onderverdeling naar de zakelijke betekenis en bij de opstelling zal natuurlijk steeds naar harmonie gestreefd worden met de in de gebouwen levende sfeer.

Beganegronds treft men allereerst een afdeling aan, die gewijd is aan de oudste geschiedenis van de Zuiderzee en in maquettes en modellen een indruk geeft van de wijze, waarop de Zuiderzee vermoedelijk is ontstaan. De verschuivingen vanaf het ijstijdperk tot aan de eerste dijkaanleg worden hier in beeld gebracht en met boormonsters en enkele typische praehistorica geïllustreerd. Tevens wordt er plaats gelaten voor een scheepsvondst uit een der nieuwe polders.

De volgende afdelingen zullen een indruk moeten geven van wat de Zuiderzee in de geschiedenis van de Nederlandse gewesten heeft te beduiden gehad. Meer dan een indruk kan dat nauwelijks zijn, want het moet wel onmogelijk worden geacht om heel de omvang van die betekenis in de staatkundige, culturele en economische geschiedenis van Nederland in modellen, beelden, kaarten en grafieken te doen zien. Er zal dan ook selectie nodig zijn om alleen die feiten onder de aandacht te brengen, die vat op de verbeelding hebben. Want het terrein dat hier beschouwd moet worden is mateloos breed. De plannen spreken van de kerstening en de bouw van kloosters, van de positie der Hollandse koopvaardij in het internationale handelsverkeer aan het eind der Middeleeuwen, van de visserij en haar vroegste methoden tot aan het breien van het eerste grote haringnet, van de ontwikkeling der scheepsbouw tot aan de prestatie van de eerste driemaster met vlakke huid, van de opkomst der nijverheid, van de invallen van „Greate Pier” en de gestaêge onderlinge conflicten tussen de aan de Zuiderzee palende graafschappen.

Het advies, dat Hendrik van Geldorp, in leven rector van de latijnse school te Sneek, gaf aan Prins Willem van Oranje: „Bezit een paar steden aan de Zuiderzee en ge kunt het handel en scheepvaart zó lastig maken, dat de ene stad na de andere u zal toevallen en zich vrij in een gemenebest onder Uw leiding zal willen schikken” vormt de inscriptie boven de afdeling, die „De Zuiderzee in de Nederlandse geschiedenis na het begin van de tachtigjarige oorlog” behandelt, en daarbij sluit vanzelfsprekend een overzicht aan van 's Prinsen pogingen om zich van Enkhuizen meester te maken, totdat deze stad in 1572 „haer vrye hals aen 't Spaensche juk ontrukte” en vrijwillig zijn zijde koos. De volgorde waarin de andere steden dit voorbeeld navolgden en de roemruchte Slag op de Zuiderzee tegen Bossu krijgen alle aandacht. De opbloei van Amsterdam, haar concurrentiestrijd met andere Zuiderzeesteden en haar uiteindelijke economische suprematie wordt in kaarten en grafieken aangetoond. De „voyagiën” begonnen vanuit Zuiderzeehavens, portretten van beroemde zeevaarders, typen van de bemanningen en hun klederdrachten, de oprichtingsacten van verschillende Kameren van de V.I.O.C. vindt de aandachtige beschouwer in weloverwogen opvolging tentoongesteld. Daarnaast is de beurt aan de moeilijkheden, die de scheepvaart op de Zuiderzee ondervond door het dichtslibben van de vaargeulen, waardoor constructie van baggermolens, scheepskamelen en de Marker waterschepen nodig werd. Kaarten tonen de plannen van Henric Stevin van 1667 voor doorgraving van Holland op z'n smalst en gedeeltelijke drooglegging van de Zuiderzee. En de rondgang door deze afdeling besluit met afbeeldingen van de krijgsbewegingen op de Zuiderzee tijdens de Engelse en Napoleontische oorlogen in 1672 en 1799.

De historie van Visserij en Koopvaart op de Zuiderzee vraagt een uitgebreide collectie modellen van scheepstypen, nautische instrumenten, netten en want, gereedschappen en afbeeldingen van zoutziederijen, touwbanen, traankokerijen en nevenbedrijven. Na 1800 is de grote vaart tot een eind gekomen en vragen de kleine visserij, beurten vrachtvaart de opmerkzaamheid. Een in werking zijnde maquette van de bebakening, betonning en verlichting van de Zuiderzee mag hier niet ontbreken, evenmin enige modellen van lichttorens en havenvuren. Op waterbouwkundig gebied wordt hier een overzicht gegeven van de zeeweringen langs de Zuiderzee, van de afsluiting van het IJ door de Oranjesluizen en van de aanleg van het Noordzeekanaal.

Enige aandacht wordt besteed aan de economische betekenis van de Zuiderzee voor het achterland in voorstellingen van handel en scheepvaart en de daarop ingestelde bedrijven rond de Zuiderzee. Daarbij wordt tevens gelegenheid gevonden voor een interessante belichting van de economische symbiose tussen de bevolking van de waterkant en die van het achterland.

Uiteraard is veel ruimte beschikt voor de expositie van de klederdrachten, die door de week en bij bijzondere gelegenheden rond de Zuiderzee worden gedragen. Vanzelfsprekend wordt gepoogd een zo volledig mogelijke verzameling van originele costumes bijeen te brengen. Maar daarnevens zal een collectie poppen aangeschaft worden op een derde van de normale grootte, waarin alle drachten van de gewone doening en van de hoogtijden met versierselen en hoofdtooi in miniatuur vertegenwoordigd zullen zijn.

Peperhuis (Binnenmuseum van het Zuiderzeemuseum) Wierdijk-zijde. Foto Nico Zomer.

Peperhuis (Binnenmuseum van het Zuiderzeemuseum) Wierdijk-zijde. Foto Nico Zomer.

De volkskunde, voor zover die betrekking heeft op de bevolking van de randgebieden van de oude Zuiderzee en de Waddeneilanden, moet beschouwd worden als een integrerend onderdeel van de bemoeiingen van het Zuiderzeemuseum. Een diepindringend onderzoek zal daarbij ingesteld worden naar de volkspsyche in al haar uitingen. Voorstellingen van zeden en gewoonten bij geboorte en begrafenis, bij huwelijk en feestelijkheden, in arbeid en bedrijf weerspiegelen het kerkelijk en godsdienstig leven, dat heel het bestaan van de Zuiderzeebevolking zo markant gestempeld heeft. En al de typische zaken, die bij die gebeurtenissen gebruikt worden, doopkleden, mangelplanken, bruidsklompen en -schoenen, brandewijnkommen, sieraden en aparte kledingstukken zijn veelal voorbeelden van singuliere volks- en ambachtskunst, waarvan een assortiment in het Zuiderzeemuseum thuis behoort. Van buitengewoon belang is in deze afdeling het registreren en vastleggen van de dialecten. Een overzicht wordt gegeven van hoofd- endetailgroepen en het gesproken dialect zal worden vastgelegd op geluidsband en plaat, waarvan een zo volledig mogelijke collectie in de discotheek zal worden samengebracht.

Gewijzigde en verdwenen landschapsvormen langs de Zuiderzeekusten worden in een aparte afdeling in model gebracht, tezamen met de als gevolg van de ontzilting van het water veranderende plantengroei en de wisselende visstand.

Temidden van een gestrekt diorama vindt de avifauna haar vertegenwoordiging in een collectie vogels in vlucht en op het strand.

En – hoe kan het anders – er is natuurlijk aan gedacht iets te bewaren van de pittoreske schoonheid, die zovele kustplaatsen langs de Zuiderzee vanuit zee of van de wal aan het verrukte oog bieden. De afdeling „Zuiderzee in de beeldende kunst” zal mettertijd een verzameling worden van doeken, prenten, etsen, hout- en linosneden in origineel, copie of reproductie, geïnspireerd door de bijzondere schoonheid van stad en dorp, welke door de inpoldering verhuld wordt of volkomen verloren gaat. In dit overzicht wordt tevens de aandacht gevestigd op vele stedebouwkundige merkwaardigheden, die in de ontwikkeling van de Zuiderzeeplaatsen vorm hebben gekregen, Maquettes van het totale stadsplan of van karakteriserende gedeelten zullen het aanzien daarvan bewaren.

Het binnenmuseum zou als leermuseum te kort schieten als er geen welvoorziene documentatie-afdeling in werd aangetroffen. Nu al het feitenmateriaal verloren gaat en ook de menselijke informatiebronnen één voor één wegvallen, wacht het Zuiderzeemuseum de taak aan de wetenschap het materiaal te verschaffen voor de bestudering van culturele, geestelijke, staatkundige, economische, technische en natuurwetenschappelijke vraagstukken, die met het Zuiderzeegebied, zijn bevolking en beschaving in verband staan. Een boekerij, waarin de reeds verschenen Zuiderzeeheemkennis bijeengebracht is, aangevuld met al dan niet bewerkt documentatiemateriaal, is daarom uitermate belangrijk. Naast een verzameling van wetenschappelijke arbeid op historisch-, sociaal- en cultureel gebied, zal worden getracht alles bijeen te brengen wat op litterair gebied de Zuiderzee tot onderwerp of achtergrond heeft gediend en: daarbij is niet te vergeten de onuitputtelijke schat van sagen en legenden, die zich door het leven op en om de Zuiderzee geweven hebben.

Een buitengewoon rijke bron van gegevens is tevens te vinden in de talrijke films van leven en doening rond de Zuiderzee, die door de staf van het Zuiderzeemuseum worden opgenomen en bij tijden in de bioscoopzaal van het museum op het doek zullen worden geprojecteerd.

Wie de rondgang volbracht door deze aanschouwelijk gemaakte historie zoekt, buiten gekomen, met een behaaglijke veneratie van die geschiedenis in de ziel, zijn weg door het „Staverse poortje” naar het domein van het andere deel van het museum, waar een spanne van die historie niet in maquette maar levend in het heden blijft voortduren. Hij gaat te voet of – meer in stijl – hij laat zich varen en belandt zo vanuit zee in het museumdorp, dat zich vlijt aan Enkhuizen's muren en dat de charme en idylle van alle Zuiderzeeplaatsen in zich besluit.

S. Spoelstra Jr

N.B. Het Binnenmuseum wordt 1 Juli a.s. geopend!

 


© 2001-2024 | Sitemap | Contact

Facebook: Ansichtkaarten van Andijk