Kistemaker

Thuis » Diversen » De Speelwagen » 1950 » No. 7 » pagina 201-204

Raadsels uit West-Friesland

Eerder verschenen in 'De Speelwagen', 5e jaargang, 1950, No. 7, pagina 201-204.
Uitgave: Historische Genootschappen in Hollands Noorderkwartier.
Auteur: M. Zwaagdijk.

Worden de raadsels vergeten? Neen, door de folkloristen niet en door het grote publiek allerminst. — Wie de hersengymnastiek door de radio beluistert, vangt tussen de wetenschappelijke vragen meermalen een zuiver raadsel op, waarmee men in de studio zich kostelijk vermaakt, terwijl daar buiten duizenden luisteraars zich hebben ingespannen om het op te lossen. Een paar voorbeelden uit de serie, die ik heb opgetekend.

Welke twee gereedschappen draagt ieder mens altijd bij zich? Antw.: hamer en aanbeeld (gehoororganen).
De oude raadselvraag, hoe ver een haas het weiland in gaat (n.l. tot het midden, want dan gaat hij er weer uit) hoorde ik in de radio terug komen met betrekking tot de mens en de Rotterdamse Maastunnel.
Ongewijzigd hoorde ik de oude raadselvraag: Wat is het beste aan een varkenskop? (Het varken) En: welke molens vindt men 't meeste in de Zaanstreek? (Koffiemolens).
Ook het oude letterraadsel, waarop ons denken niet meer is ingesteld en dat daardoor in 10 sec. niet werd opgelost: Wat is in Edam groot en in Londen klein? had nog veel succes.
Maar meestal worden ze aangepast aan hedendaagse toestanden.
B.v.: wanneer u op 't midden van de Dam in Amsterdam een gat zou graven, waar zou u dan zeker uitkomen? De moderne mens, die weet, wat tegenvoeters zijn, wordt hierdoor op een dwaalspoor gebracht en dit is ook een kenmerk van vele oude raadsels. — De oplossing is: uit het gat.

Genoeg hierover, om te doen zien, dat het raadsel nog springlevend is. Ondanks zijn hoge ouderdom. Vroeger droeg het een zeer ernstig karakter. — Simson had een leeuw verslagen en enige tijd later vond hij daarin een bijenzwerm met honing. Nadat hij de honing had genuttigd, kwam hem het volgende raadsel in de zin: Spijze ging uit van de eter en zoetigheid ging uit van de sterke (Richteren XIV : 14). Hij gaf het ter gelegenheid van zijn bruiloft op aan de gasten, die zeven dagen tijd kregen, om het te raden. De oplossing ging om „dertig fijne lijnwaadklederen en dertig wisselklederen”. Toen zijn vrouw de oplossing aan de gasten had verraden, verstiet hij haar daarom.
De koningin van Scheba, die van Salomo's wijsheid had gehoord, ging naar hem toe, „om hem met raadselen te verzoeken”; „en Salomo verklaarde al haar woorden; geen ding was er verborgen voor de koning, dat hij haar niet verklaarde.” (Koningen X : 1.)

Het raadsel is ook in deze Noordelijke landen in hoge ere geweest.
Blijkens het volgende berustte het bij de Heidenen op Goddelijke ingeving. De Noorse vorst Heidhrekr verklaarde eveneens alle raadselen en beloofde z'n grootste vijand te vergeven, als hij hem een raadsel zou voorleggen, dat hij, Heidhrekr, niet kon oplossen. De blinde Gesti, een rijk en machtig heer, had veel op zijn kerfstok tegenover de koning en omdat hij diens wraak vreesde, offerde hij aan Wodan en vroeg om diens hulp. Deze nu ging in de gestalte van Gesti naar het hof en legde de koning 30 raadselen voor. Etc.

Een raadsel kon een ter dood veroordeelde misdadiger verlossen, als de rechters het niet konden oplossen. Zulk een verlossend raadsel was blijkens No 37 in West-Friesland voor betrekkelijk kort nog bekend.
In de vorige eeuw hadden de raadsels een toevlucht gevonden in de kinderwereld. De volgende, die in 1934 bij een enquête van het Historisch Genootschap Oud West-Friesland aan het licht kwamen, geef ik hier weer in een willekeurige volgorde. Ze komen grotendeels ook elders in ons land en daar buiten voor. Men zou licht denken, dat het volgende toch wel in West-Friesland is ontstaan:

1. Er was een hondje te Venes; (= Wijdenes).
Z'n naam was Bles,
Z'n naam was mij vergeten,
'k Hew 't je driemaal zaid
In 'k wed, dat je 't nag niet wete. 1

Nu, dit kan men in gewijzigde vorm ook in Duitsland, Vlaanderen en Engeland vinden en overal is 't antwoord: Was. Een vreemde naam voor een hondje, maar dit is een verbastering van hutje, een cel uit een raat. Het woord cel kende men vroeger in die betekenis nog niet. Men sprak van huisken. De oplossing was: bijenwas. En het hele raadsel had betrekking op de wilde bosbij, indertijd zeer goed bekend, omdat men de honing uit de holle bomen in de bossen verzamelde 2. Trouwens raadsels veranderen heden nog in vorm.

2. Vier oude wijven
Konden elkaar niet krijgen.
Ze liepen even hard,
Ra, ra, wat is dat?

wordt door stadskinderen veranderd in: Twee oude wijven, enz. en de oplossing is dan: de fiets!
Soms wordt alleen de oplossing gewijzigd, terwijl het raadsel geheel intact blijft.

3. De ien wou, dat het altaid dag was,
De aar, dat het altaid nacht was,
De derde kon het niet skele:
Die most toch altaid gaan.

De oorspronkelijke oplossing: maan, zon en wind is in West-Friesland gewijzigd.

4. Achter in mijn vaders tuin
Staan twee paaltjes.
Op die paaltjes staat een teerton;
Op die teerton staat een blaasbalg;
Op die blaasbalg staat een snotkalf;
Op die snotkalf staan twee kaarsjes;
Op die kaarsjes is een woud;
Daar lopen over jong en oud.

Hiervan vinden we een variant in Zuid-Afrika met als oplossing: een Bosjesman. Natuurlijk vanwege dat woud, waar jong en oud in lopen.3
De onderwerpen, waarop raadsels betrekking hebben, moeten liggen binnen de geestelijke horizon van de rader. Anders zouden ze onoplosbaar zijn. Om u enigszins te helpen bij het oplossen, vertel ik alleen, dat de volgende in verband staan met de woning uit vroeger dagen.

5. Er staat een juffertje in de deur
Met een wit boezeltje4 veur.
Hoe meer ze staat,
Hoe meer ze vergaat.

6. Een houten huis,
Een koperen kluis,
Een draaier in 't gat,
Ra, ra, wat is dat?

7. Ik ken een houten huisje
Met een stenen kluisje
En een rood roosje er midden in.

8. Ruiggat zat op kaalgat;
Kaalgat had vijf gaten,
Maar ruiggat wou kaalgat niet verlaten.

9. Een hoofdje als een knikkertje,
Een lijfje als een bikkeltje,
Twee poten als een ooievaar,
Als je 't niet weet, dan raad je maar.

10. Holder de bolder
Liep over de zolder.
Er waren duizend heren
Die konden holder de bolder niet keren.

11. Hoe stiller het staat,
Hoe harder het gaat.

12. 't Is niet in huis en niet buitenshuis
En ook niet in de groene velden.

13. Wie heeft in alle landen,
Geen kiezen, maar wel tanden?

14. Welke wagen kan niet rijden?

Het volgende is een z.g. kunstraadsel, in de studeerkamer samengesteld.

15. Toen ik Heiden was,
Toen moest ik Heidens leren,
In vullis en in drek
Daar moest ik in verkeren.
Toen 'k oud geworden was,
Ontvielen mij de banden,
Toen legden ze mij in 't vuur
En lieten mij verbranden.

M. Zwaagdijk

Oplossingen

  1. De nummers in 't dialect heb ik in mijn jeugd zo gehoord.
  2. Zie Fr Woeste: Volksräthsel aus der Grafschaft Mark, Zeitschr. f. Deutsche Mythologie u. Sittenkunde III, 1888, bl. 185. Amaat Joos: Raadsels van het Vlaamsche Volk, Gent, 1888, No 501 (16). J. O. Halliwell: The nursery Rhymes of England, London, New York, 1886. p. 130.
  3. C. F. Groenewald: Rijmpies en raaisels. Bijdraë tot die Suidafrikaanse Volkskunde, Groningen, 1919. (Acad. proefschrift).
  4. Schortje.

 


© 2001-2024 | Sitemap | Contact

Facebook: Ansichtkaarten van Andijk