» Diversen » De Speelwagen » 1950 » No. 7 » pagina 205-206
Eerder verschenen in 'De Speelwagen',
5e jaargang,
1950,
No. 7,
pagina 205-206.
Uitgave: Historische Genootschappen in Hollands Noorderkwartier.
Auteur: G. A. Brongers.
De aantrekkelijke bijdrage van Ir J. N. Blaauw onder bovengenoemde titel noopt mij het aangeroerde
onderwerp wat nader toe te lichten.
Allereerst memoreert de Hr Blaauw de ten huize van de kastelein gereedstaande pijpenstaander. -
Pijpenstaanders zijn er nog veel bewaard gebleven. Wij onderscheiden staanders met een ronde
bak en staanders met een vierkante bak. In het algemeen is het laatste soort wat luxer van uitvoering
en altijd van een laatje voor kleine rokersutensiliën als pijpenreukel (wroeter), tondeldoos,
tabak e.d. voorzien. Bij de staanders met een ronde bak treffen wij wel vaak een laatje aan maar toch vaker niét!
Zeer zeldzaam treffen wij staanders met twee laatjes aan. Een meestal wat dieper laatje is
bestemd voor het opbergen van de „toeback” en een ondieper laatje voor het
gereedschap.
Naast de staanders vond men de pijpenladen, die waarschijnlijk het eerst ontstonden, en de
pijpenrekken. De laatsten behoren zoals de Hr Blaauw reeds opmerkte speciaal in de herberg
thuis en op plaatsen elders waar geregeld een gezelschap van rokers bijeen kwam. De
staanders en laden horen meer speciaal bij de burger thuis, hoewel uiteraard ook die wel
in de herberg gevonden werden.
De pijpenlade kent men ook in twee vormen, nl. een enkele lange bak of een
bredere gedeelde bak. Beide typen hebben op het einde een dwars vakje voor pijpedoppen,
tondeldoos, etc. Meestal zijn die laden keurige eiken of mahoniehouten exemplaren. Vaak
een weinig ingelegd of anderszins versierd.
Zoals ik reeds zei worden staanders nog veelvuldig gevonden, hetgeen eveneens het geval is
met de laden en de hierna nader te bespreken pij penhouders (étuis). Evenwel wordt het pijpenrek
zeer zelden gevonden. Men vindt rekken waarin de pijpen staan en waarin ze liggen. Gaarne
roep ik belangstellenden op mij te melden waar in Noord-Holland nog dergelijke rekken
gevonden worden. Ze worden ook in het buitenland gevonden. Bekend zijn mij exemplaren in
Zweden en Denemarken.
Het gebruik van rekken, laden en staanders ontwikkelt zich in het laatste kwartaal van de
18de eeuwen sluit aan op de ondergang van het tijdperk waarin de snuif gewoonte hoogtij
vierde. Dit glorieuze nicotine-tijdperk ging onder in 1789, toen de „vrijheid, gelijkheid en broederschap” - 's gedachte het door de Franse aristocratie verfijnde en
elegante gebaar van de prise in de Bastille opsloot. Vanzelfsprekend was het snuiven toen
niet ineens afgelopen maar het nam af en het roken nam toe. Omstreeks 1840 kreeg het
snuiven opnieuw een slag toen het cigar-roken in zwang kwam en ging omstreeks 1880 als „gewoonte” geheel onder.
De pijpenhouder echter ging aan alle genoemde „opbergmethodes” vooraf
en dit hangt ten nauwste samen met de ontwikkeling van het model van de Goudse pijp. In de
pijpenhouder kan dan ook alleen het kleine model Goudse pijp opgeborgen worden. Ik heb in
mijn collectie tabakscuriosa een 12-tal representatieve exemplaren. Het oudste gedateerde
exemplaar is van 1732 en het jongste van 1787. De langste is 25,5 cm en de kortste 15 cm.
Die korte exemplaren pleegt men in Amsterdam „joodjes” te noemen, waarin
blijkbaar een gewoonte van de Israëlieten is vastgelegd om gaarne uit een kort smeugeltje
te roken.
De uitvoering van de pijpenhouders is zeer uiteenlopend. Fraai met koper en perl d'amour
ingelegde exemplaren worden gevonden naast sobere effen (peren)houten exemplaren. De pij
penhouders vertonen steeds typische kenmerken van volkskunst en worden zeer veel in
Noord-Holland gevonden. Stellig zullen ze veel, zoals de Hr Blaauw opmerkte, door
zeelieden gebruikt zijn maar geenszins uitsluitend! Ook in een oude sjees wil een kalken
pijp wel breken!
Ten slotte merkt de Hr Blaauw nog op, dat de koppen van de pijpen erg klein waren.
Inderdaad was de pijpholte aanmerkelijk kleiner dan tegenwoordig. Hiervoor zijn
verschillende redenen te noemen als kwaliteit van de tabak, prijs van de tabak en techniek
van vervaardiging. De pijpenhouders verraden allen het pijpmodel uit het eerste kwart van
de 18de eeuwen later. Nimmer trof ik een pijpenhouder aan waarin het bekende 17de-eeuwse
model met zeer kleine kop en zeer dikke steel paste. Evenmin vond ik op 17de-eeuwse
prenten afbeeldingen van een pijpenhouder!
Tot besluit moge ik in verband met het hiervoor behandelde verwijzen naar mijn bijdragen
in het tijdschrift Hobby, jrg. 1947-'48, pag. 5 e.v. en pag. 38 e.v.