» Diversen
» De Speelwagen
» 1950
» No. 9
» pagina 278-279
Eerder verschenen in 'De Speelwagen',
5e jaargang,
1950,
No. 9,
pagina 278-279.
Uitgave: Historische Genootschappen in Hollands Noorderkwartier.
Auteur: Ir J. N. Blaauw.
De bijdrage van de heer Brongers te Middelstum in het Juli-nummer, blz. 205, deed mij grijpen naar
het tijdschrift „Hobby”, welks bestaan mij eerder niet bekend was en waar in de derde jaargang
1948/49 van de heer Jaap Walter een serie artikelen te vinden is over „tijdaanwijze>rs in den loop
der eeuwen”, welke ik iedere klokkenliefhebber warm ter lezing kan aanbevelen. Dit is voor mij
aanleiding om in wat ik schreef over „uurwerkmakerskunst in het Noorderkwartier” enkele
dingen recht te zetten.
Bij het verschijnen van mijn artikeltje in De Speelwagen (vierde jaargang, blz. 361) was ik er inmiddels
achter gekomen, dat met Laren niet bedoeld was Laren in Noordholland, maar Laren in Gelderland waarvan
het gemeentebestuur in Lochem zetelt. Dit gemeentebestuur kon mij niet verder over de klokkenmakersfamilie
Reumpol inlichten maar noemde een tweetal adressen waar men mij misschien kon voorthelpen en die dat
inderdaad hebben gedaan.
De heer L. schreef, dat hij vele brieven en ook persoonlijke bezoeken heeft gehad in verband met de
Reumpol-klok, maar hij weet er alleen van, dat het twee broers betrof die deze klokken maakten en dat
het huis te Laren, hoewel thans geheel verbouwd, nog was aan te wijzen. Het torenuurwerk te Dodewaard
was o.a. door hen vervaardigd.
Mr S. schreef, zich te herinneren, dat in de geschriften van de heer Heuvel, waar deze zijn jeugd in
het dorp Laren beschrijft, een en ander te vinden is.
In „Achterhoeks Boerenleven, het geheele jaar rond” door H. W. Heuvel, uitgave Ae. E.
Kluwer, Deventer 1927. staat op blz. 254: Van de woningen in de omgeving der school was een buurrijmpje:
Arend-Jan met de elle (kleermaker)
Bannink met de velle (schoenmaker, looier)
Wesse1diek met den bonten hond
Reumpol draait den sliepsteen rond
Diekerman met 't zoere brood (bakker)
en Jetje knapt de luuzen dood.
En op blz. 255 bij de beschrijving van de huizen ter plaatse: „Nog iets naar 't Westen en wat
achteruit is een boerenhuis „Het Reumpol”, waar in de achttiende eeuw een vermaarde
klokkenmakersfamilie woonde, wier degelijke stoeltjesklokken ver in den omtrek verkocht werden in een
tijd toen de meeste buitenlui nog geen uurwerk bezaten en hun schaften regelden naar 't gelui van den
dorpstoren.”
Hiermede is dus aangetoond, dat de Reumpol-klokken in de Achterhoek van Gelderland werden gefabriceerd.
Bovendien staat nog op een Reumpol-klok, die ik zag op een der acht kastelen die Vorden omringen:
„Goslinck-Reumpol Laeren 1743”.
Maar noch op deze, noch op een in Friesland aanwezige Reumpol-klok, noch ook op de afbeelding op blz.
180 van de derde jaargang van Hobby, is iets te bemerken van een koperen sierstuk boven de wijzerplaat
waarin een R in sierlijnen verwerkt is, zodat, zo er al klokken met een dergelijke R. bestaan zouden,
dit geenszins als een kenmerk voor deze klokken kan gelden.
Ook vernam ik van een „Goorse klok”, uit Goor dus, een groot model stoelklok met ijzeren
kolommen en een lange slinger, die onder het stoeltje uitkomt. Hofman heette de maker. Op het
klokkekleedje, dat de klok siert in de Waag te Deventer, een fraai exemplaar met muziek, volgens mijn
zegsman vermoedelijk ook een Reumpol, staat het volgende:
Wijss ick U telken tick
Hoe flux de tyd sich spoedt
So doet u Taek mit Vlijtt
En bit mit fromm Ghemoet
En hebt Ghij die mij Hoertt
Malcandren iet misdaen
So Soent u wedder off
Alsvoer ick 't wehr doe aen.
Gewoon schattig door zijn eenvoud is de Drentse stoofklok, die staat afgebeeld op blz. 182 in het
artikel van de heer Jaap Walter hierboven genoemd en die, hoewel niet in het Noorderkwartier, toch in
Noordholland is terecht gekomen.
Nog wil ik opmerken, dat in de Achterhoek de beeldjes, die op staartklokken plegen voor te komen, veelal
vervangen zijn door wat men daar noemt „Friesche vazen”. Er zijn mij twee soorten bekend,
één met concentrische cirkels, de andere met een soort druiventrossen, beide met fel rood
en groene kleuren en veel verguldsel.
Weliswaar zijn wij wat ver van honk geraakt, maar dat kon moeilijk anders. Er blijkt intussen behalve
de vroeger genoemden ook nog een Amsterdammer klok te bestaan (Handelsblad 31 December 1948).
Wanneer komen van die eerder genoemde specimina de afbeeldingen in De Speelwagen?
Ir J. N. Blaauw