» Diversen » De Speelwagen » 1950 » No. 10 » pagina 298-299
Eerder verschenen in 'De Speelwagen',
5e jaargang,
1950,
No. 10,
pagina 298-299.
Uitgave: Historische Genootschappen in Hollands Noorderkwartier.
Auteur: J. Pielage.
Tijdens de grote ontwikkeling van de scheepvaart en visserij in Holland in de zeventiende- en
achttiende eeuw voelden de zeelui de behoefte om onderling een soort van fonds of verzekering te
stichten, waaruit uitkeringen konden worden toegekend aan schippers, die een verloren reis maakten,
hun uitrusting verloren, of vrijgekocht moesten worden uit krijgsgevangenschap. Ook waren er
tegemoetkomingen aan weduwen en wezen in geval van dood op zee; bijdragen voor onderwijs in zeevaartkunde,
enz.
Een dergelijk fonds noemde men „Bootsgezellenbeurs”, of „Zeevarende Buul”. Men
vond ze in Harlingen, Bovenkarspel, Westwoud, Ooster- en Wester Blokker, Hem, Venhuizen, Graft, Noordeinde
van Graft, Broek in Waterland, Landsmeer, Zaandam.
Over de Beurs te Venhuizen wil ik nu in 't bijzonder nog het een en ander mededelen.
Deze Beurs werd in 1706 opgericht en om een stamkapitaal te vormen kwamen de deelgenoten overeen elk
drie gulden in te leggen. Verder werd voor iedere reis een premie betaald, waarvoor een tarief was
vastgesteld. Zo betaalde men:
„Voor een reis na Noorwegen 12 stuyver
na de Oostzee 17 stuyver
na Poortugael 20 stuyver” enz.
De uitkeringen voor een verloren reis waren afhankelijk van het kapitaal der Beurs; in de beste
tijd werd wel 60 tot 80 gld. uitgekeerd.
Overigens was er nog bepaald:
„Die geene die zonder Convoy uitvaart zal dobbelt reis-geit moeten betalen”. „Item al degeene die willens en weetens op Viantslanden komen te vaaren, al ist schoon met vrije passen, die sullen uyt de Beurs niet nogen trekken, al treft haart ongeluk. Maar voor Godts weer en wint mogen sij wel inleggen”.
Jaarlijks werd de „Rekeningh” vastgesteld, waarbij een half vat bier werd geconsumeerd door
Voogden en Gemeentebestuur.
Op 10 Januari 1725 werd de Beurs vergroot:
„met een zom van drie en tsestigh gld:, 1 stuyver, tien penn: welke penningen sullen gebruijkt worden tot lossinge van onse borgers, die in slaavernye van de Turk mogte geraken. Welke penningen zijn in bewaringh bij provisie van schipper Herke Oyevaar".
Dat deze uitbreiding geen overbodige luxe was, bewijst het register:
"De 9e Jan. 1740 is bij Resolutie verstaan dat Cornelis Reyndertsz: Smit en Sijmon Reyndertsz: Luys, beyde onze ingeboren borgers, tegenwoordig gevangene slaaven in Salee, ieder sal genieten uyt dezen Bootsgezellenbeurs een zomma van hondert gulden tot lossing voor haar deposanten”.
Toen de scheepvaart van Venhuizen aan het einde van de achttiende eeuw sterk begon te verminderen, ging het aantal premies en uitkeringengestadig achteruit. Men begon nu het geld ook voor andere liefdadige doeleinden te gebruiken. In 1869 werd de Beurs opgeheven. Het kapitaal werd onder de kerkelijke gemeenten verdeeld.
J. Pielage