» Diversen » De Speelwagen » 1950 » No. 10 » pagina 308-309
Eerder verschenen in 'De Speelwagen',
5e jaargang,
1950,
No. 10,
pagina 308-309.
Uitgave: Historische Genootschappen in Hollands Noorderkwartier.
Auteur: A. Roozendaal.
Ingeschreven door de predikant Witzonius.
Griet Luitjens, een weduwe, was met Sijvert Jansz., weduwnaar, haar naaste buur, te paard gereden van
Hoorn naar Oostwoud, ook met Aris Coning en met de knecht van Veen, wat – aldus dominee Witzonius,
„aan de menschen stoff geeft van discourse!” Hierover door dominee onderhouden, zei Griet:
„'t Is waer, ik heb met die drie personen te paerd gereden, maer wat quaat steekt daerin?”
„En ik gaff tot antwoort, men kan niet seggen, dat het sonde is, dat een vrouwspersoon te paard
rijdt, want het is in de schriftuur nergens verboden. En had gij ook met niemant anders gereden als
met Sijvert Jansz., ick soud' er oock niets van hebben willen zeggen, want hij en gij waren beyde tot
Hoorn en de weg was slijckrig om te gaen, en dat gij dan met hem, di uw buurman is, te paard ging sitten
om gemakkelijk en schielijk te huis te comen, mij dunkt, daarom niet veel quaat van geseyt worden. Maer
't is wat opspraekelijk, dat gij dat doet om zoo te spreken met jan en alleman... en ik recommandeer
uw, dat gij uw wat stilder en zediger gedraagt, opdat alsoo de monden der menschen mogen gestopt
worden.”
Het einde van het onderhoud was, dat Griet het dan maar het beste vond, dat zij „van de tafel”
wegbleef. (avondmaalstafel)
Op verzoek van Sijvert Jansz., diacon en burgemeester tot Oostwoud, werd daarna een extra ordinair
kerkeraad gehouden op 3 Dec. 1700, waar verder aanwezig waren: de predikant Witzonius, de ouderlingen
Hedde Jansz. en Jacob Cornelisz. benevens schipper Gerrit Pietersz. Brouwer, zwager van Griet Luitjens.
De diaken Jacob Jansz. Decker was buiten 't dorp.
Sijvert deed zijn beklag, dat de predikant in tegenwoordigheid van Jac. Cornelisz. lastertaal gevoerd
had tot nadeel van zijn persoon.
Gerrit Pietersz. beklaagde zich, dat dominee zijn „snaar” had verboden op 't avondmaal te
komen.
Harm Heynse, di in de wandelinge genoemt wort oom Harms, een hardhoorende oude vrijer van omtrent 73
jaar en Pieter Vlieter, een „vuil papist”, die voorgaf, dat hij in een ander vertrek achter
de deur had staan luisteren, verklaarden genoemde laster gehoord te hebben. De laatste werd als vijand
van „onse religie” onbekwaam geacht getuigenis der waarheid te geven tegen predikant en
ouderling. Zij brachten liefst een notariële akte mee „op een zegelpampier”, dat zij
gisteren ten huize van Griet Luitjens waren geweest.
In de loop van deze vergadering gaf Syvert Jansz. de dominee 2 à 3 slagen op de arm „di
ick wol voelen conde”, vloog daarna op hem af om hem een gevoelige (!) kinnebakslag te geven,
doch hij werd door de ouderling Hedde Jansz. bij de schouders teruggehouden, die zei: „Hoe, Syvert
Jansz., schaam je 't uw niet, sulje uw leeraar slaan in Godts huys?”
Op 8 Dec. werd weer vergaderd. Syvert wilde betuigen, dat hij berouw had over „de insolventie
(sic), dat hij jegens mij voorleden Vrijdag in de kerk had gepleegt”. Griet had hem opgestookt.
Harm Heynse trok zijn verklaringe in; maar Gerrit Pietersz. haalde nog geen bakzeil: „Wil je den
pot toedekken, mannen, en 't gepasseerde laten voor 't gene dat het is?”
Ook Griet was impertinent; maar ze gaf toe, dat dominee niet gezegd had, dat ze zich verkeerd had
gedragen, maar dat dominee gezegd had, dat de luyden het zeiden.
Deze gebeurtenissen hebben blijkbaar Griet en Syvert nog nader tot elkaar gebracht, want de 13e Februari
1701 zijn ze te Medemblik1 getrouwd. Maar...
reeds op 4 Aug. dv. werd hun „een voldragen zoon” geboren, dus concludeert dominee: reeds
vóór het huwelijk hadden zij in ontuchtigheid geleefd.
In Juli 1704 werd het echtpaar ontslagen van de hun opgelegde straf en weer toegelaten tot het avondmaal.
A. Roozendaal
1 De gemeente Midwoud werd in 1817 gesticht. Vóór die tijd behoorde Midwoud tot de stede Abbekerk, Oostwoud tot de stede Medemblik.