» Diversen » De Speelwagen » 1950 » No. 12 » pagina 355-358
Eerder verschenen in 'De Speelwagen',
5e jaargang,
1950,
No. 12,
pagina 355-358.
Uitgave: Historische Genootschappen in Hollands Noorderkwartier.
Auteur: H. v.d. Drunen.
Vervolg
De oorsprong van de naam Payglop is nog niet gevonden en het is niet verantwoord om te schrijven
„het Pape-glap (nu Payglop) heette naar de pape of Pastoor evenals de Pastoorsteeg”.
Het eerste deel zal waarschijnlijk afkomstig zijn van een Friese mannennaam Payens-Payen-Paying.
Maar ook kan daar een oude man, een „Paai” gewoond hebben. In de 16de eeuw woonde echter
in Alkmaar niemand, die naar die naam luisterde. Wel in de 17de eeuw, als wij een berijmd
begrafenisbriefje van 2 Nov. 1661 mogen geloven, dat betrekking heeft op de op 96-jarige leeftijd
overleden turfdrager Reinier Bolswaard. Deze was een jaar daarvoor gehuwd met Bieder Jans, die reeds
drie mannen resp. oud 60, 116 en 113 jaar had verloren. Maar een dezer laatsten kan het niet geweest
zijn, want al in 1552 spreekt men over de verhuur van een steeg aan de Z.Z. van de Laat recht over
de Paygloppersteeg.
In 1516 noemde men het Papeglop. Maar dit wil nog niet zeggen, dat dit in verband stond met de pape
of pastoor, want het gedeelte van de Nieuwesloot van Hoogstraat tot Dubbelebuurt heette, toen het Jonge
Hof daar nog aan de N.Z. was gevestigd, papegracht. Hieruit zou men kunnen opmaken, dat het niet ging
om de pape = pastoor maar om de papen = Roomsen die er woonden. Dat de Pastoor in een glop ging wonen
is wel niet aan te nemen, want beide èn de Pastoorsteeg èn het Payglop liepen oorspronkelijk
tot het water van de Breedstraat. In 1596 zag ik de naam Pastoorsteeg genoemd in verband met de
kermis welke er gehouden werd.
De St Janstraat is wel genoemd naar het op de Zuidoosthoek gebouwde gasthuis van de St Jansheren,
die ook de Kapel aan de Laat hadden doen bouwen. Later werd het de Hekelstraat naar het bedrijf,
dat in een der huizen werd uitgeoefend n.l. het hekelen van vlas.
St Jacobstraat. De straat kwam er door een besluit der Vroedschap van 31 Maart 1569 dus 380 jaar
geleden, toen besloten werd de stinkende sloot te dempen en er een straat van te maken, waarvoor echter
nodig was in 1570 een huis aan de Z.Z. van het Fnidsen af te breken. Waar de naam vandaan komt? Aan
de Z.Z. van het Verdronkenoord hing St Jacob uit aan een perceel, dat in 1602 op 27 Juni werd overgedragen
aan een andere eigenaar. Voor die tijd zag ik de naam niet genoemd.
Dat de Nieuwesloot „de Ramensloot” heette is niet juist. De Raamsloot, nu de Ramen,
zogenoemd naar de ramen der lakenbereiders of drapeniers, die over ramen (hekwerken), welke op vletten
waren geplaatst hun lakens te drogen hingen. Over de gracht was aan de Nieuwesloot een bruggetje (een
z.g. trappetjesbrugje). Het Raamveld, tussen Raamgracht en Koningsweg, werd in 1587 verkocht voor
huizenbouw. 11 Mei 1864 werd de demping van de sloot besproken, welke echter pas in 1867 werd uitgevoerd
gelijk met de Korte Nieuwesloot.
Dat de Koorstraat vroeger de korenmarkt was kon ik nergens vinden. Wel weten wij dat het koor der
St Laurentius aan het begin of zo men wil aan het einde der straat was. Wil men aan Korenstraat
vasthouden? Wel ook dat kan. Want de groei der parochie maakte het noodzakelijk om een tweede kerk,
de St Matthias, er naast te bouwen en dus moeten er twee koren geweest zijn tot de vernietiging in 1486.
Dat de Ridderstraat naar een uithangbord, waarop een Ridderhof was uitgebeeld, zou zijn genoemd is
even anders. Er hing n.l. een bord uit waarop een ridder was afgebeeld.
In 1552 was er een steeg van 6 voet breed. In 1573 werd de eerste brug aldaar over de Oudegracht geslagen
met palen afkomstig van bij de bouw van de Heiloërpoort gebruikt materiaal.
Ritsevoort. Een prachtnaam voor gissingen of legenden. B.v. het uit de stad vluchten of het in ritsen
voortgaan van metselaars en ander werkvolk, die hun werk aan de Gr.kerk in de steek lieten voor andere
plaatsen, men noemt Haarlem (St Bavo), den Bosch (bouw van de Kathedraal), omdat daar hogere lonen
zouden worden gegeven.
Maar wat dunkt U van de volgende oplossing. In 1440 werd aan deze straat reeds de naam gegeven van
Rietsevoort en 15 jaar later vinden wij Ryetcevoirt. Toen was nog geen sprake van in ritsen voortgaande
metselaars enz., want de bouw van de St Laurens begon pas in 1470. Zou niet een voorde tussen het riet
van de bagijneweide de naam aan deze straat gegeven hebben? Bruinvis is dit laatste toegedaan.
In de Boterstraat werd, voor de verplaatsing naar het pand van de Waag, de kopboter en schapenkaasmarkt
gehouden. Dorpelingen noemden het „'t Butterstreetje”. In 1421 was het echter het
Molenstraatje.
In verband met een daarstaande meelmolen? Een Schepenbrief van 1452 geeft aan: de Molenstraat.
De Heerenstraat van nu is de jongste en enig overgeblevene van haar naamgenoten. Reeds in het
memoriaal van kerkmeesteren van 1483 was er de Heerenstraat. In 1648 werden er 2 kamers verkocht over
de Geest (nu Molenbuurt) belend de stadswal ten Westen en de Heerenstraat ten Oosten. Was dit de
tegenwoordige Paternosterstraat? Vermoedelijk hebben beide jaartallen betrekking op dezelfde
straat.
Ook de Veerstraat vond ik enkele keren Heerenstraat genoemd.
Het was niet Krettesteeg maar Krebbesteeg waar de Voormeer wel gespoeld zal hebben. Waaraan
deze stegen de naam danken is niet klaar, evenmin als de bewering dat daar een waterkering van palen
zou zijn geweest.
De paaltjes en keistenen welke bij het maken van de v. d. Boschstraat zijn gevonden, vond men
bijvoorbeeld ook bij de bouw van de Victoriabioscoop en andere percelen in de Langestraat. Deze dienden
echter als grondkering bij de funderingen.
Maar waarom kan het niet afkomstig zijn van de kribben, waaruit de paarden het voedsel tot zich nemen
en waarom kan niet gedacht worden, vooral voor wat betreft de verdwenen steeg, aan de kribbe of krebbe,
waarin vroeger de jongste uit het gezin werd geborgen in de bedstede, met gesloten deuren natuurlijk,
bij vader en moeder aan het voeteneinde?
Ik ben nog nooit de naam Baksloot tegengekomen als naam voor de in 1560 gedempte sloot waardoor de
Breedstraat ontstond.
Het was oorspronkelijk een sloot waarop de tuinen van de Langestraatwoningen uitkwamen met de huisjes
boven de sloot Daar kwam de naam Kaksloot vandaan en toen de Overheid in 1560 gebood de privaten en
kelders in te halen op eigen erf was dit omdat de sloot wegens vervuiling moest worden gedempt, want
bewoners aan de Z.Z. ondervonden hiervan hinder.
In 1462 heette de sloot „de Luttike Nieuwesloot” en in 1562 werd de toegang tot het Payglop
verbreed door afbraak van een huis ten Zuiden van het Stadssteegje. Aan de Z.Z. van de Kaksloot stonden
reeds huizen aan een pad van ongeveer 8 voet breed. Een boogbruggetje verbond de beide oevers tegenover
de Krebbesteeg.
Aan het einde der stad stonden de houttillen, waaraan de straatnaam Houttil nog herinnert. In 1557
bevonden deze zich op de Voordam en moesten toen, in verband met verbreding van het wateroppervlak, worden
ingehaald.
H. v.d. Drunen