» Diversen
» De Speelwagen
» 1952
» No. 2
» pagina 38-41
Eerder verschenen in 'De Speelwagen',
7e jaargang,
1952,
No. 2,
pagina 38-41.
Uitgave: Historische Genootschappen in Hollands Noorderkwartier.
Auteur: Dr Tj. W. R. de Haan.
De burgemeester van Wieringen
Die houdt erg veel van spieringen.
Het is een vreugde te constateren hoe het oude, eigen leven der gewesten zich alom in den lande
rijker ontplooit, dwars tegen confectie en massafabricage in. Van Limburg tot Groningerland, van Twente
tot Zeeland kunnen wij zien dat de overgeleverde volkscultuur zich niet alleen voor een groot deel
handhaaft, maar stadig aan verder groeit en in een nieuwe tijd een nieuw gezicht vertoont. Mag ons
vaderland slechts een stipje op de wereldkaart heten, in klein bestek bergt het een levende verscheidenheid,
die men in veel wereldrijken lang niet in die mate aantreft.
Ook Holland boven het IJ speelt, rijdend en rossend naar hartelust, zijn schone rol in het vrolijk
feest der gewestelijke volksculturen. Een der nooit genoeg geprezen voortrekkers was de altijd-werkzame
Dr G. J. Boekenoogen, die met het welhaast encyclopedische woordenboek De Zaansche volkstaal
(1897) een monument voor zijn vaderstreek bouwde, dat de jaren door zijn waarde houdt. Velen zijn hem
op het stuk van heemliefde en taalkunde vol ijver gevolgd, en het zou de moeite lonen een bibliografie
aan te leggen van alles wat er over WestFriesland zo al verschenen is. Wij noemen slechts de arbeid van
Dr G. Karsten, die nuchter en geestdriftig promoveerde op de tongvallen van zijn geliefd Drechterland
(1931), en ons onlangs verblijdde met zijn doorwrochte Noordhollandse plaatsnamen (1951). En
het is in dit verband misschien wel goed nog even te vermelden, dat Dr S. Keyser, directeur van de
Rijks-H.B.S. te Alkmaar, een Tessels woordenboek vervaardigd heeft, dat kort geleden is verschenen.
Een oude Wieringer
Ook Dr J. C. Daan, geboortig van Krommenie, is een van degenen die Noord-Holland in het hart dragen.
Maar zij is meer dan een toegewijd minnares alleen. Met haar Wieringer land en leven in de taal,
dat wij in dit opstel onder veler aandacht hopen te brengen, blijkt zij bovendien een gedegen
onderzoekster, die op moderne wijze voortwerkt in de lijn van Boekenoogen. Met het lijvige standaardwerk
zojuist genoemd behaalde zij lente 1950 meer dan verdiend de doctorstitel aan de Universiteit van Amsterdam.
Laat u evenwel niet afschrikken, lezer, door het feit dat het aanbevolen boek over Wieringen een
dissertatie is.
Inderdaad, u heeft gelijk: dissertaties plegen in dit degelijk Nederland onleesbaar te zijn door
beknopte formulering, geheimzinnige vaktaal en een karrevracht van nauwelijks verwerkte verwijzingen,
die de lectuur zelfs voor deskundigen tot een penitentie kunnen maken. Dr Daan echter, die uit innerlijke
drijfkracht het plezierige Hij zeit wat (1948) over de Amsterdamse volkstaal heeft geschreven,
is er de vrouw niet naar om haar medemensen, om de gastvrije Wieringers aan wie zij stoffelijk en
geestelijk zoveel te danken heeft, af te schepen met een dor, dood schriftuur vol muffe muggezifterijen.
Overal sprankelt leven, zelfs daar waar zij nu eenmaal zakelijk en volledig moet zijn. In het wat karig
uitgevallen onderdeel over de zinsbouw bijvoorbeeld leest men ter illustratie van afwijkend voorzetselgebruik:
hij liep met die twie drommedarisse (= dikke vrouwmensen) in de errem. En zo gebeurt het dikwijls: de
schrijfster doet zoals de privé-secretaresse, die een zakelijk schrijfmachine-vertrek opvrolijkt
met heldere margrieten in een vaasje.
De gevolgde methode bij de weergave van het taaleigen waarborgt de levendigheid. De woorden worden
immers niet afzonderlijk en alfabetisch opgesomd. Ze worden gegeven in goed lopende zinnen en verbonden
met de zaken, in gezellige groepen die bij elkaar horen. Er is echter een alfabetisch register toegevoegd,
opdat men het een en ander nog eens makkelijk kan naslaan. Op een dusdanige, zeer aanlokkelijke wijze
leest men over de was, het boerenbedrijf, het wiervissen, enz., enz., en de termen waarom het gaat zijn
door schuine druk telkens duidelijk naar voren gehaald. Ook hetgeen schijnbaar voor de hand ligt en
gelijk is aan het gewone Nederlands, heeft de schrijfster terecht niet weggelaten. Voeger deed men dit
dikwijls wel, gaf men in het algemeen slechts rariteiten of wat men daar voor aanzag, waardoor de
argeloze, niet-ingewijde lezer een verkeerd beeld kreeg van het gemiddelde volksleven. Onafscheidelijk
van de bovengeschetste werkwijze zijn humoristisch aandoende passages als:
„Hongde en katte zijn er op het eiland als overal elders. De uitdrukking fechte
as kat en hongde is er dan ook inheems. Een vriendelijke naam voor de kat is puus, de
buurvrouwen babbelen met elkaar ook over ongs puus. Als een bakje melk voor kat of kater
wordt neergezet, klinkt het: poede-poede-poede-poede of poedie-poedie of poeke-poeke.
Driekleurde katte lopen er nog al eens rond; ze zijn swart, róóood en wit.
Een kat, die het goed heeft, zit te spinnen.” (let op de n!).
Oosterland op Wieringen in de 18e eeuw
(Gravure van Pieter Cuyck)
Het boek geeft, gelijk te verwachten is, veel meer dan woorden, klankleer en zinsbouw. Land en leven
van Wieringen wordt met een vergaande precisie en kompleetheid op een dikwijls aansprekende wijze
beschreven. En waar het gedrukte woord te kort schiet, helpt een talloos tal van foto's, tekeningen,
kaarten en melodieën de gewenste sfeer oproepen.
Wat komt er al niet bij te pas, wanneer men zelfs een beperkt gebied als Wieringen met kennis van zaken
wil beschrijven en karakteriseren! Men vindt in het werk van Dr Daan onder meer het een en ander over:
de geschiedenis, het dijkwezen, het boerenhuis, de mannen- en vrouwen-kleding, het geestelijk leven,
beroepen en bedrijven, de aardrijkskundige en de persoonsnamen, de namen van planten en dieren, en een
grote serie volksliederen. Waarlijk, wie taalkunde en folklore in volle omvang wil bestuderen, moet
een manusje van alles zijn dat verder kijkt dan de neus lang is!
Maar de taal blijft, ondanks het royale bijwerk, de hoofdzaak. En de taal is in veel opzichten, naar
luid van een Vlaamse zinspreuk, gans het volk. Tot sommige woorden en wendingen keert men gedurig terug,
zo raak en pittig en schilderachtig zijn ze. Wie zich in een toestand van half-waken half-slapen bevindt,
ligt naar Wieringer spraakgebruik „in de dommeloeris”. Bij slecht weer kun je maar „in
huus sitte te pangkoeken”. (let op de n!). Een zwakkelijk mens wordt ironisch-meelijdend een „koe
met skèperubbe”, een kort dik vrouwtje een „ouwe broedhen” genoemd. Ben je op
sterven na dood, dan loop je – kies gezegd – „op je leste gras”.
Ook de kleine rijmpjes, die ons volk in overvloed bezit, worden door het boek uitgestrooid als de
krenten door de karremelkspap. Er bestaat bijvoorbeeld een boosaardig dingsigheidje over manke mensen,
dat wij om zijn voortreffelijk rhythme even overnemen. De eerste twee regels bootsen de gang na van
iemand die aan één zijde en de derde regel van iemand die aan beide zijden mank is.
D'r is brangd, d'r is brangd!
Weer zó, weer zó?
An 't engd van 't dörrep, an 't engd van 't dörrep!
Keurig is de localisering van een overbekend raadsel in de eigen omgeving:
In de Klievervenne
Staan vier gespende1 henne.
Ze lope allemaal eve hard,
En ze kenne mekaar niet kriege.
(de wieken van de molen)
Maar het allermooist is wellicht de kloeke peren-magie, waarmee Dr Daan haar boek eindigt:
Ik trapte de pereboom
Dat ie stond te lillen
En dat ie nederboog
Van de pere die hij droeg.
En daarop gaf ik hem een douw,
Dat ie pere drage zou.
Wij zouden zo kunnen doorgaan met aanhalen of navertellen, wanl Wieringer land en leven in de taal is een rijk, afwisselend landschap, dat uitnodigt tot genieten en overdenken. Ook zou het heel wel mogelijk zijn in deze bijna 400 bladzijden van groot formaat de kundige schrijfster op kleine tekorten te betrappen, temeer omdat zij uit de aard der zaak dikwijls heeft moeten schrijven over onderwerpen waarmee zij weinig of niet vertrouwd is. Wij gaan echter niet door met citeren, nog veel minder maken wij een soort waslijst van verbeteringen en aanvullingen. Liever eindigen wij met de raad: leest en koopt dit standaardwerk, streekliefhebbers benoorden het IJ, gemeentebesturen en onderwijsinstellingen. U zult er heel wat parallellen in vinden die de kijk op eigen omgeving verdiepen, en u heeft meteen een uitstekend model ter navolging voor de populair-wetenschappelijke beschrijving van een Westfriese streekgemeenschap.
Dr Tj. W. R. de Haan
1 vastgezette.
De volledige titel van het boek luidt: Daan, J. C., Wieringer land en leven in de taal. Alphen
a/d Rijn, N. Samson. XXIV, 414 blz., 17 bl. foto's. Met 5 kaarten. (Publicaties van de Stichting voor
het bevolkingsonderzoek in de drooggelegde Zuiderzeepolders, no. 16). Prijs ƒ 22.50.