» Diversen » De Speelwagen » 1952 » No. 10 » pagina 314-320
Eerder verschenen in 'De Speelwagen',
7e jaargang,
1952,
No. 10,
pagina 314-320.
Uitgave: Historische Genootschappen in Hollands Noorderkwartier.
„De dorpen zijn geen dorpen meer” moppert een zekere Nurks. „Overal raast het
verkeer door en menig dorp is een kunstmatige tweeling geworden (sic!), doordat een snelweg de oude
dorpsgemeenschap in twee stukken heeft gesneden. De gezellige winkeltjes met de luidrinkelende bellen,
als je de deur opende, en het ouderwetse milieu, hebben plaats gemaakt voor moderne, vaak smakeloos-gebouwde
winkels met een electrische zoemer en T.L.-verlichting. In menig dorp vind je vlak voor een kerk in
Romaanse of Gothische stijl een monster van een autobus-wachthuisje, een „symphonie” van
metaal en glas, maar een, waar je pijn in je hoofd van krijgt, als je er te lang naar kijkt.”
Nurks ziet nog veel meer verschillen tussen vroeger en nu en vraagt dan: „Is al die modernisering
op het platteland inderdaad een vooruitgang?”
Die eenvoudige „Brood-, Koek- en Beschuitbakkerij”, waar Nurks in z'n jeugd voor twee
dubbeltjes beschuitbollen haalde, die ouderwetse winkel met gasverlichting en met zo'n gezellige rij
bruingeschilderde koektrommels op een rek langs de wand, werd verbouwd tot een moderne „Patisserie”,
annex „Lunchroom”. De gemoedelijke veldwachter-met-baard, waaraan Nurks nog zo'n duidelijke
herinnering bewaart, die met z'n handen op z'n rug over de keien van de dorpsstraat liep te kuieren,
is sinds lang verdwenen. Over de geasfalteerde of gebetonneerde snelweg snort nu de c1eanshaven
Rijkspolitie in motor-met-zijspan.
„De meer dan tachtig jaar oude dorpsharmonie, die elk jaar in de vacantietijd een muzikale rondgang
door het dorp maakte en waarvan de dikke schoenmaker in zijn boezeroentje-zonder-das steeds het sluitstuk
vormde, is nu gekleed in moderne uniformen met veel goud en ze „concerteert” thans in de
muziektent, een geschenk van de burgerij. Een tocht door het dorp is er niet meer bij, want dan stagneert
wellicht het verkeer.”
Ja, Nurks, ge hebt gelijk: er is heel veel veranderd gedurende de laatste veertig jaar. Ge hebt 't
allemaal meegeleefd en ge hadt het nog niet gezien! „Maar – zo zegt ge terecht – er
komt een moment in je leven, dat je ogen opengaan en dat je met enige ontsteltenis tot de ontdekking
komt, dat er van het oude, gemoedelijke dorp maar bitter weinig meer over is. Het dorp is een verlengstuk
van de stad geworden.”
De tijd staat niet stil en veranderingen zijn onvermijdelijk, maar ge hebt het heel juist gezegd, Nurks:
een dorp moet dorp blijven en geen verlengstuk van de stad worden. Het leven van thans heeft andere
allures, een ander tempo en stelt andere eisen dan dat van veertig jaar geleden. De modernisering kan
men niet keren, maar men kan en moet wel zorgen, dat ze geschiedt op de goede manier, nl. met eerbied
voor het door het verleden gevormde karakter en met ontzien van het historisch-waardevolle. Geen oude,
eerbiedwaardige schoonheid mag daarbij verminkt of vernietigd worden. Daar waar moet worden gebouwd of
verbouwd, waar nieuwe wegen worden gebaand, waar beplantingen worden aangebracht, daar geschiede dit
op verantwoorde wijze. Naast de oude schoonheid scheppe men nieuwe, die de harmonie niet verstoort,
maar versterkt. Het moderne dorp of dorpsdeel, dat het aanzien heeft van een mislukt stadswijkje, is
karakterloos en lelijk en de mensen, die er moeten wonen en werken – ook al zien deze zelf helaas
die lelijkheid niet – zijn uiteindelijk diep te beklagen.
(N. Langed. Crt. 15. VIII. '52).
Dat er in de laatste decennia veel is veranderd viel ook op aan ds. J. J. Buskes, die in de afgelopen
zomer opnieuw Texel bezocht, waar hij dertig jaar geleden als jong predikant voor 't eerst voet aan wal
zette. Sedert Thijsse's Verkade-album Texels roem wijd en zijd verspreidde, ontwikkelde het eiland zich
snel tot een geliefd zomeroord, dat nu jaarlijks duizenden vacantiegangers tot zich trekt. Deze ontwikkeling
heeft ook op Texel grote omwentelingen teweeggebracht en er zijn grove stempel opgedrukt. Er werd veel
gebouwd en verbouwd, wegen zijn verbeterd of nieuw-aangelegd, in 't kort alles werd gedaan om het eiland
pasklaar te maken voor zijn nieuwe taak: een aantrekkelijk verblijf te bieden aan de steeds aanzwellende
stroom van vreemdelingen en vacantiegangers.
Ook de bevolking werd aldus snel uit haar isolement gerukt en haar mentaliteit paste zich evenzeer snel
aan bij de nieuwe omstandigheden. Ds Buskes wijst bovendien op de invloed van de radio. Deze „betekende
– zegt hij – op Texel, zonder dat de Texelaars het merkten, een revolutie. Zij kwamen opeens
met de cultuur van het vasteland in aanraking en wat voor een cultuur. Zij gingen die cultuur als de
ware beschouwen en kregen minderwaardigheidsgevoelens ten opzichte van hun eigen Texelse cultuur. En
zo is het leven op Texel in betrekkelijk korte tijd hopeloos vervlakt.”
Wel constateerde hij, dat er meer mensen in de kerk komen dan in zijn tijd en dat er dus enige vooruitgang
is op het gebied van het kerkelijk leven... „Al blijft ook het kerkelijk Texel Texel” voegt
hij er eerlijk aan toe, want: „In geestelijk opzicht is de grond hard en droog.”
Opmerkelijk is wat ds Buskes zegt over het Godsgeloof van de Texelaars: „Natuurlijk geloven de
Texelaars dat er een God is. Ik spreek er geen kwaad van, maar het is mij een beetje al te natuurlijk.
God is voor hen meer een het dan een Hij, meer een iets dan een iemand.
„Natuurlijk moet er wel iets bestaan”. En voorzover zij wezenlijk geloven, draagt hun
geloof een moraliserend karakter. „De dominees moesten wat minder uit de bijbel en wat meer uit
het leven preken”, zei een Texelaar ter verklaring van het feit, dat hij nooit in de kerk komt.”
Dit klopt wonderwel met de conclusies waartoe dr C. D. Saal enige jaren geleden kwam in zijn studie
„Godsdienstigheid en levensstijl in Noord-Holland onder de Protestantse bevolking op het
Noordhollandse platteland„1.
Speciaal in noordelijk Noord-Holland constateerde dr Saal, dat men weinig kerks is en meer hecht aan
de moraal (het leven, de practijk) dan aan de theologie (de bijbel, de theorie).
(Texelse Crt 6. VIII. '52)
Even zwaar als de strijd tegen het verval en vóór het herstel van het kerkelijk leven
is de strijd om het behoud van vele kerkgebouwen.
Het getal oude dorpskerken, dat zich in bedenkelijke staat van verval bevindt, is nog steeds groot,
Als men bedenkt welke zeer grote bedragen met de restauratie van deze kerkgebouwen gemoeid zijn, dan
verbaast èn verheugt men zich toch telkens weer, dat er desondanks nog zovele restauraties
kunnen worden uitgevoerd en dat er behalve voor de veeleisende kerken ook nog gelden beschikbaar blijken
voor het herstel van andere oude gebouwen.
Terugziende op het jaar 1952 kan, alleen in Noord-Holland boven 't Y, op tal van restauratiewerken
gewezen worden. Zo kwam gereed het herstel van toren en kerkdak der Ned. Herv. Gemeente te Schermerhorn,
van het koor der Ned. Herv. Kerk te Castricum, van de torens der Ned. Herv. Kerken te Midden Beemster
en te Stompetoren. Waren het hier vooral de ouderdomsgebreken, al of niet door gebrekkig onderhoud
verergerd, die het herstel dringend nodig maakten, de eveneens gerestaureerde Ned. Herv. Kerk te Den
Burg op Texel, daterend van 1648, was tengevolge van de zgn. Russenoorlog in 1945 zeer zwaar gehavend.
Van de restauraties van niet-kerkelijke bouwwerken, welke voltooid werden, noemen we die van het 17de-eeuwse
pand „De Bonte os” te Monnikendam en de panden Nieuwstraat 58 en Westerhaven 13, 14 en 30
te Medemblik.
In uitvoering en voor een deel voltooid zijn de herstelwerken aan de 15de-eeuwse torenspits van de
Ned. Herv. Kerk te Oosterblokker en de restauratie van de oude bakstenen Kerk te Haringhuizen, voorts
de restauratie van een 17de-eeuws huis aan de Kogerstraat te Den Burg en van een 18de-eeuws huis met
klokgevel aan het Noordeinde te Monnikendam.
In voorbereiding zijn: de restauratie van de laat-Gothische Kerk te Oude Niedorp, van de toren met
stenen spits van de Ned. Herv. Kerk te Wognum en van het kerkgebouw te Stompetoren, welks stompe
toren, gelijk hiervoor werd vermeld, zijn opknappersbeurt reeds heeft gehad.
Tenslotte staan op de nominatie het zeer vervallen perceel Gerritsland 53 te Hoorn en twee
17de-eeuwse pakhuizen aan de Fluwelen Burgwal te Monnikendam.
(Diverse bladen)
Juist vóór het afsluiten van deze rubriek verrasten de kranten ons met het volgende
officiële bericht, ontleend aan de Staatscourant: In 1953 zullen de volgende subsidiebedragen,
door het Rijk beschikbaar worden gesteld voor de restauratie van monumenten: Bergen (N.H.) Ned. Herv.
Kerk en toren ƒ 32.5OO; Castricum, Ned. Herv. Kerk ƒ 24.000; Enkhuizen, Westerkerk
ƒ 64.000 en complex Wierdijk ƒ 50.000; Hoorn, perceel Gerritsland ƒ 10.500
en Bossuhuizen ƒ 15.000; Oosterblokker, toren ƒ 20.000; Oude Niedorp, Ned. Herv.
Kerk ƒ 32.500; Stompetoren, torenƒ 14.000; Wognum, toren ƒ 3000; Zwaag,
Ned. Herv. Kerkƒ 27.000.
Voorts is opgenomen een lijst van monumenten, die dringend restauratie behoeven, doch waarvoor in 1953
nog geen subsidie beschikbaar is. Uit deze lijst stippen wij de volgende monumenten aan, met daar achter
de restauratiebedragen : Alkmaar, Kapelkerk ƒ 250.000; Beverwijk, Ned. Herv. Kerk (dak)
ƒ 60.000; Hensbroek, Kerk ƒ 35.000 en toren ƒ 20.000; Hoorn, perceel
Kuil 32 ƒ 25.000 en Foreestenhuis ƒ 30.000; Medemblik, Westerhaven ƒ 12.000;
Oosterblokker, Ned. Herv. Kerk ƒ 350.000; Oosthuizen, Ned. Herv. Kerk ƒ 120.000;
Schellinkhout, Ned. Herv. Kerk ƒ 250.000 en toren ƒ 70.000; Schermerhorn Ned. Herv.
Kerk ƒ 65.000; Warmenhuizen, Ned. Herv. Kerk en toren ƒ 160.000.
Ja er blijven nog ettelijke noodgevallen bestaan.
Te Oosterblokker, waar de torenspits werd opgekalefaterd, blijft de kerk zelf dringend vragen om een
grondige beurt. „Als er niets gebeurt, houden we het gebouw nooit. Dan vinden we op de goede dag
alleen nog maar een puinhoop”, heeft de koster al verkondigd en naar we vrezen niet zonder grond!
(Het Vrije Volk 19-VII-'52)
De kerk van Oosthuizen is een van de weinige oude dorpskerken in ons gewest, die door de Hervorming
intact is gelaten en geheel als kruiskerk behouden bleef. Een monument van ongewone waarde, maar in
een droeve staat van jammerlijk verval. De dakgoten werden dit jaar hersteld, maar een algehele restauratie
is helaas nog niet in zicht.
En dan de St Ursula te Warmenhuizen! Sint Ursula was een martelares en deze kerk doet haar oude patrones
wel alle eer aan. Jammer, dat de restauratieplannen, die de verwerkelijking nabij waren, door gebrek
aan goed inzicht bij een deel van de gemeenteraad, op de lange baan zijn geraakt. Ons dunkt hier valt
wat goed te maken, opdat dit onnodig uitstel geen noodlottig afstel worde!
De financiën baren bij dergelijke aangelegenheden al zoveel zorgen, dat andere verwikkelingen
daarbij niet mogen optreden, vooral wanneer de restauratieplannen daardoor niet alleen op de lange
baan, maar zelfs geheel van de baan geschoven dreigen te worden. Wat is er allemaal al niet te doen
geweest met de Bossuhuizen te Hoorn. Daar waren de moeilijkheden als we goed zijn ingelicht veroorzaakt
door strubbelingen met de erven van de vooroorlogse eigenaars van een der drie huizen. Die moeilijkheden
werden echter gelukkig overwonnen en zo zal het merkwaardige en historisch-belangrijke fries ter plaatse
behouden blijven. De zeer uitgewoonde en afgeleefde panden zullen grondig hersteld en weer bewoonbaar
gemaakt worden!
Het herstel van een ander, eveneens zeer merkwaardig en zeer oud huis, op het West, dat genaamd is
„In de Fraghtwagen”, laat tengevolge van een verschil van inzicht tussen vereniging de
„Oud Hoorn” en het gemeentebestuur helaas nog steeds op zich wachten! Reeds vóór
de oorlog ondernam de steeds actieve Vereniging „Oud Hoorn” de nodige stappen ter bevordering
van het behoud en herstel van dit curieuze monument. Het gemeentebestuur nam spoedig deze actie over,
waartegen „Oud Hoorn” uiteraard geen enkel bezwaar had. Bezwaren kwamen pas toen bleek,
dat de restauratieplannen van het gemeentebestuur speciaal op één punt naar het inzicht
van „Oud Hoorn” te ver gingen. Wat is nl. het geval? De gevel van het pand „In de
Fraghtwagen” (zie de afbeelding in De Speelwagen t.o. bladzijde 265 van deze jaargang!) mist zijn
top. De deskundigen nu zijn het wel met elkander eens, dat de gevel oorspronkelijk door een top bekroond
moet zijn geweest, maar hoe die er precies heeft uitgezien kan niemand weten, want er zijn van dit perceel
geen oude afbeeldingen bewaard gebleven (zo die er ooit geweest zouden zijn), waarop de gevel gaaf en
nog compleet voorkomt. In het restauratieplan van de gemeente was nu mede een nieuwe topgevel ontworpen...
„Oud Hoorn” nam en neemt nog het standpunt in, dat het pand moet worden hersteld naar de
bestaande toestand, zonder een topgevel. Op het Rijksbureau voor de Monumentenzorg is men van hetzelfde
inzicht en... naar wij uit goede bron vernemen is ook van de zijde der gemeente van het plan-met-top
sindsdien afgezien! Inmiddels bleef gedurende de oorlog en ook daarna, tot op de dag van heden, herstel
van het pand uit, ondanks het feit, dat het daar steeds dringender om vraagt. Zo verwaarloosd ziet het
er thans uit, dat de Bond Heemschut gemeend heeft dit het gemeentebestuur te moeten rappeleren. Toen
dit geen effect had heeft de Bond zich gewend tot de Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen.
Vanwege dit Departement is daarop een brief gezonden aan Burgemeester en Wethouders van Hoorn. Hierin
wordt er met klem op gewezen, dat ter instandhouding van het pand „In de Fraghtwagen” –
volgens oordeel van de Bond Heemschut – voorlopig „reeds zeer veel bereikt zou kunnen worden,
door het uitvoeren van schilderwerken (de laatste keer, dat het pand geschilderd is, zou reeds meer
dan 25 jaar geleden zijn), het weer aanbrengen van de luiken en het dichten van een weinig belangrijke
zetting in de zijgevel.”
Dit zijn dus feitelijk werkzaamheden, die het normale onderhoud betreffen. Hopelijk zal de gemeente
Hoorn, als eigenares, nu onverwijld de oude „Fraghtwagen” een grondige opknappersbeurt
laten geven en aldus de goede reputatie die Hoorn altijd heeft gehad, speciaal wat betreft de zorg
voor haar monumenten, ongerept handhaven.
Wie kent niet „Dik Trom”, het nog steeds gelezen en geliefde jongensboek van C. Joh.
Kievit?
De held van het boek, de ondeugende, maar in zijn hart zo goedmoedige dikzak van een jongen, die zijn
naam aan het boek gaf, blijkt niet uitsluitend aan de fantasie van de schrijver te zijn ontsproten,
maar voor een goed deel geïnspireerd door een figuur, die werkelijkheeft bestaan. Kievit was
indertijd onderwijzer in Etersheim. Daar schreef hij dit zo populair geworden jongensverhaal en daar
heeft een ondernemend journalist ook gezocht naar de historische Dik Trom en naar andere bekende figuren
uit het boek. Al zoekende voerde het spoor echter naar... Hoofddorp, midden in de Haarlemmermeer en
hier bleek inderdaad de „historische achtergrond” te vinden van onze om zo te zeggen
„klassiek” geworden jongens-roman! Men kan U in Hoofddorp nog het huis wijzen waar de
schrijver heeft gewoond: het Politiebureau is er thans in gevestigd. Maar ook de winkel van Vader Trom,
die eigenlijk Buurman heette. De vriend van Dik Trom, Jan van Dril, zoon van de smid, heette in
werkelijkheid Van Driel, een naam die nu nog ter plaatse door afstammelingen van de smid wordt gedragen.
Zelfs de heks zou echt hebben bestaan, al heet de Achterweg waar ze woonde nu officieel Tuinweg. Wilt
u het naadje van de kous weten, stapt u dan in Hoofddorp eens binnen bij D. Sanders, kapper aldaar.
Deze oud-Oosthuizenaar bracht onze zegsman op het goede spoor!
(N. N. Holl. Crt. 24. X. '52)
Uit het archief van de Nederlands Hervormde Gemeente te Buiksloot werd opgedolven een exemplaar van
het eerste nummer van een „Noordhollandsche Courant”, gedateerd 16 Februari 1778. De uitgever
was zekere Harmanus Koning, drukker te Buiksloot, die zelf ook de redactie verzorgde. Blijkbaar geen
Oranjeklant, integendeel een fel patriot. In ieder geval, naar de inhoud van dit blaadje bekeken, een
grappenmaker met een gekrulde stijl, die zich ook niet bezorgd maakte, dat het hem aan stof tot schrijven
ontbreken zou. Immers na de lezers van zijn blad in zijn oubollige trant omtrent allerlei gebeurlijkheden
te hebben ingelicht, schrijft hij: „Begrijpt gij nu wel, dat het ons aan geen Onderwerpen zal
ontbreken? Stof zal er zijn zolang er eene Waereld is en die zal er wel zoolang zijn als wij. In haar
Schouwburg komen de oude Tooneelen gedurig weerom, maar bezet met nieuwe Tooneelspeelers en versche
Figuranten. Zoolang er Staatsverwisselingen, Ongelukken en Zotheden gebeuren zal de Nieuwsbron niet
uitgeput zijn. En is er wat Nieuws, 't is zelden wat Goeds. Vraagt Gij na de reeden? 't Is zeggen de
Wiskunstenaars omdat volgens de Kansrekening het kwaade in de Waereld tegen het Goede in proportie is
als Twee Millioen tot 1. Of het egter gebeurde dat het ons aan stof ontbrak, zoo zijn er altoos Bloedregens,
Poolse Heemelteekens en wonderlijke Kraamgevallen genoeg om niet verlegen te staan...„
Koning heeft het in Buiksloot niet lang kunnen bolwerken en verbleef later in Diemen en tenslotte in
Nieuwer-Amstel, waar hij zijn couranten onder andere namen bleef uitgeven. Het zou interessant zijn om
over deze figuur nog eens iets meer te vernemen. Was hij wellicht een kleinzoon van de in de 17de-eeuw
te Amsterdam vermaarde tooneelspeler Harmanus Koning († 1704)?
„Stof zal er zijn zoolang er eene Waereld is.” En wij voegen eraan toe: stof voor deze
rubriek zal er zijn zolang de gewestelijke kranten ons helpen. En dat hebben er vele in het afgelopen
jaar weer trouw gedaan.
Aan de redacties en directies van al deze kranten en van andere periodieken, die ons hielpen en met ons
meeleefden, die in hun kolommen over onze Speelwagen schreven – hartelijk dank.
Als steeds blijven opmerkingen over en mededelingen voor deze rubriek hartelijk welkom aan het redactie-adres:
Emmastraat 87, Alkmaar.
1 Zie: De Speelwagen, jrg. 3 (1948), p. 351.