» Diversen » De Speelwagen » 1954 » No. 6 » pagina 188-190
Eerder verschenen in 'De Speelwagen',
9e jaargang,
1954,
No. 6,
pagina 188-190.
Uitgave: Historische Genootschappen in Hollands Noorderkwartier.
Auteur: G. Karsten.
In de Chronyk van Medemblik (ed. 1767) van D. Burger van Schoorel lees ik op blz. 392 het volgende:
„Dit - nl. geen afschuring van de grond onder de stenen glooiing K. - bevestigen zij met voorbeelden
aen den Dregterlandsen Dijk te zien, als tusschen Wervershoof en Krimpen…” Deze plaats bewijst
dat er in de nabijheid van Wervershoof een buurt lag, genaamd Krimpen en ik voeg er aanstonds aan toe,
dat ze er nog ligt en thans tot de gemeente Andijk behoort. Desgevraagd heeft mijn Westfriese landgenoot
Piet Kistemaker uit Andijk mij enige gegevens over deze buurt verstrekt, waarvan ik hier het volgende
meedeel.
„In 1250 maakte de (latere) Roomskoning, toen nog graaf Willem II, een omweg over ‚Aendick’
en hield daar enige rust. De edele graaf zal wel niet in het gras van de dijk gezeten hebben, dus was
er (waarschijnlijk) toen reeds een herberg ter plaatse. Waarom de graaf deze omweg over Andijk maakte,
waar in die tijd de wegen vrijwel onbegaanbaar moeten geweest zijn, heb ik niet kunnen achterhalen. Het
jaartal wordt vermeld door A. J. van der Aa in zijn Aardrijkskundig Woordenboek. Willem II werd in 1254
tot Roomskoning gekozen (na de dood van keizer Koenraad) en werd in 1256 bij Hoogwoud vermoord. In 1545
werd door het Hof van Holland gelast vier molens te plaatsen bij ‚Krimpen’. Nu stonden
deze molens ongeveer een kilometer vanaf de voorschreven herberg de Krimpen, maar waarschijnlijk was
in die jaren de Krimpen het enige oriënteringspunt, immers ‚Buurtjeskerk’ bestond
toen nog niet (gebouwd in 1667).
In 1616 werden de molens ‚bij Krimpen’ ‚opghetild ende ghemaect’, zulks in
verband met het veranderde peil. Op een kaart van Pieter van der Meersch van 1638 heet de herberg ‚de
Heer van Krimpen’. In het tweede jaar der Bataafse Vrijheid (1796) vergaderde de Municipaliteit
in de Krimper en ook later, toen in 1812 de gemeente Andijk zelfstandig geworden was, vergaderde de
gemeenteraad in de Krimper. Herbergier was toen Klaas Breebaart. In 1845 werd een nieuw raadhuis(je)
gebouwd en verloor dus de Krimper zijn officieel karakter, maar in 1948 verdween de Krimper geheel
en werd omgebouwd tot een R.K. kerk. Sic transit…
Tot zover over de Krimper. Het zal u duidelijk zijn dat de buurt Krimpen wel de alleroudste van Andijk
is. Het oostelijk deel van Andijk is pas later bevolkt, het deel voorbij de Kathoek feitelijk pas na
1800, zulks in verband met betere bemaling.”
Tot zover de heer Kistemaker. Nu rijst de vraag. Wat betekent deze naam eigenlijk? Ik antwoord hierop
het volgende. Het woord Krimpen is een verbogen vorm van het znw. krimp na een voorzetsel zoals
dit bij zoveel plaatsnamen het geval is - men denke slechts aan Schagen en Velsen - en heeft de betekenis
van kromming, bocht. Slaat men het Wdb. der Ned. Taal, VIII, blz. 269 op, dan kan men daar
lezen, dat uit het begrip krimpen, zich samentrekken de betekenis zich krommen kan
ontwikkelen. Geen wonder dan ook dat het Etym. Wdb. der Ned. Taal, blz. 350, het bnw. krom met
krimpen in verband brengt.
Maakt de Westfriese zeedijk hier zo'n bocht? Inderdaad. Ik laat de heer Piet Kistemaker weer aan het
woord. „Nu maakt de dijk hier ter plaatse ook zo'n krimp ofwel een flauwe bocht van de Molenhoek
tot Wervershoof en breedgenomen zelfs van Medemblik-Radboud tot aan de Venhoek-Vuurtoren bij Enkhuizen”.
Ik voeg hieraan nog toe, dat deze verklaring van het Noordhollandse Krimpen m.i. ook geldt voor de
Zuidhollandse plaatsen Krimpen aan de Ysel en Krimpen aan de Lek, die beide aan een bocht van een
waterloop liggen, resp. van de Ysel en de Lek.
De vormen crempen en crimpen treft men naast elkaar in de oude oorkonden aan. Slechts een paar
voorbeelden. In een oorkonde van het jaar 1064 lees ik: „in loco, qui dicitur Crempene”
(op de plaats die Crempene genaamd wordt). Hier wordt Krimpen aan de Lek bedoeld. In een oorkonde van
1297 staat o.a dit: „de duabus villis, quae Crimpen nuncupantur” (over de twee plaatsen
die Crimpen genoemd worden). Zoals men ziet, staat in deze twee gevallen voor de plaatsnaam geen
voorzetsel.1 Dit is zo de gewone gang van
zaken. Schagen en Velsen e.a. worden in latere tijd ook zonder voorzetsel vermeld. Daarnaast ontmoet
men vindplaatsen met de naam Krimpen, maar nog wèl een of ander voorzetsel voorstaat, zoals
in een oorkonde van 1265, waarin o.a. dit staat: „… in fructibus decime nostre site in
Crenpen” (uit de opbrengst van onze tienden, gelegen in Crenpen, een verschrijving voor
Crempen) en in deze van het jaar 1255, waarin sprake is van een zekere „Giselberti de
Crempen”.2
Laat mij besluiten met een woord van oprechte dank aan de heer P. Kistemaker te Andijk voor zijn door
mij zeer gewaardeerde medewerking.
1 Zie Okb. H.Z. I, 87 en II, 329.
2 Zie Okb. v.h. Sticht, III, no. 1664 en 1348.