» Diversen
» Artikelen uit WFON
» 1978
» Pagina 59-60
Eerder verschenen in West-Frieslands Oud & Nieuw, 48e bundel, pagina 59-60.
Uitgave: Historisch Genootschap "Oud West-Friesland", 1978.
Zo omstreeks 1900 was het armoe in de tuinbouw. Kort na de Frans-Duitse oorlog van 1870 was er een
'gouden eeuw' geweest. Maar die eeuw had slechts tien jaar geduurd. Na 1880 kwam een depressie de
tuinbouw plagen. De soep was dun in die dagen! Als we oudere tuinders horen vertellen over de inkomsten
van die tijd, dan horen we getallen, zo luttel, dat we ons haast niet kunnen voorstellen, hoe ze van
zó weinig konden leven ... Maar het moest! Ploeteren, zo hard mogelijk, om de kost te verdienen;
met een flauwe hoop op een extraatje.
De voornaamste producten waren omstreeks 1900 voor de Andijker tuinders 'stullen' (witte koolzaad)
en aardappelen. Bonen voor zaaizaad kwamen later. De vroege aardappelen werden aan 'hekstrepen'
verbouwd; om de zeven roeden een hek van rietrnatten om de wind te keren en de zonnewarmte vast te
houden. Achter die matten werden de aardappelen gepoot. Dik onder de 'trammest', om ze maar zo vroeg
mogelijk te kunnen rooien. De hekstrepen gingen er al vroeg uit. Op de vrijgekomen grond werden dan
sperciebonen gezaaid - 'slabonen' zeggen wij - en dat lukte best. De grond was twee keer losgewoeld,
met poten en rooien en meestal zwaar bemest, zodat de late slabonen een welig gewas gaven. Op de
achtereinden, die wat later vrij kwamen, werden dan stulleplanten gezaaid voor de koolzaadoogst van
het volgende jaar. Zo vulden de drie producten elkaar aan. De grond moest zo intensief mogelijk
worden bebouwd.
Als de slabonen klaar waren, kon de pluk beginnen. Dat ging tegen tariefloon en bij de tel: een
'plak' (2.1/5 cent) per duizend! Een bijzonder handig man kon 40.000 slabonen per dag plukken. Dan
had hij zegge één gulden verdiend! De meesten brachten het niet verder dan 36.000
stuks; dat was negen halfmudsmanden vol. Dan stuntelden ze 's avonds naar hun schuit, met een rug
die haast niet meer recht kon, maar met de blijde wetenschap dat ze die dag achttien stuivers
hadden verdiend! De slabonen gingen vervolgens per schuit van Andijk naar Broekerhaven en per
schip naar Amsterdam.
Maar in de vergadering van 't Nut van 't Algemeen van 6 januari 1898 kwamen meester Ypma, hoofd van
de openbare school, en Willem Jonker met een voorstel om een coöperatieve 'inmaakfabriek' te
beginnen. Dat vond instemming: er zou wat extra's mee zijn te verdienen en een extraatje kon
iedereen gebruiken! De fabriek werd opgezet met aandelen van tien gulden en niemand mocht meer dan
tien aandelen nemen. Zulks om overwicht van de rijksten tegen te gaan. We waren al democratisch in
die dagen!
Tjem Tensen werd directeur. In een huis, dicht bij het 'gladdepannehuis', (nu splitsing Dijkweg-Hoekweg)
begon de fabriek te draaien. Personeel was er genoeg te krijgen; mannen en jongens voor de teelt en
de pluk en vrouwen en meisjes voor het 'afhalen', want bonen zonder draad waren er toen nog niet.
Wat die afhaalsters verdienden weten we niet. Allicht was het schraal, want vrouwenarbeid werd steeds
lager gewaardeerd dan die van mannen. Een man verdiende met moeite één gulden per dag!
De fabriek draaide. Er was met de aandeelhouders een contract gemaakt: slabonen leveren voor een
kwartje per duizend. Op de vrije markt was die prijs 30-35 cent, maar dit was vast en dus secuurder!
Bij de eerste uitzaai was al het zaaizaad opgeraakt, voor de tweede zaai moesten 'uitrolsel' en 'erge'
bonen worden gebruikt. Maar het was een mooie herfst en het late gewas groeide nog best! De fabriek
nam de late bonen af boven contractprijs: 33 tot 35 cent per 1000. De bonen werden ingeblikt en er
werd zelfs geleverd aan Oorlog en Marine. Vol moed werd er gewerkt en er was hoop voor de toekomst ...
Maar al spoedig liep het mis: men was bedrogen met het systeem: blikken met 'luchtfiltratie', met
een dopje, waaruit de kwade dampen konden ontsnappen ... Goed bedoeld, maar waardeloos. De blikken
moesten juist luchtdicht zijn! Stagnatie in het bedrijf! Een groot deel van de voorraad bleef onverkocht.
Op aanraden van notaris Jan van Bommel werd de fabriek geliquideerd. De overtollige blikken werden
onder de aandeelhouders verdeeld ...
Alle fut was er meteen uit. Jammer, andere fabrieken in de regio hebben langer bestaan. De
'stoomconservenfabriek Noord-Holland' van Kooy en Trompetter te Medemblik bleef bestaan tot de
noodlottige brand op 29 juli 1931, toen de fabriek afbrandde na een 25-jarig bestaan. De fabriek 'de
Burcht' van Peter Verburg te Noordscharwoude bestaat nog steeds.
Had dat hier ook niet gekund? Onze Westfriese klei kan slabonen genoeg opbrengen, maar niemand heeft
na deze mislukking ooit serieuze plannen gehad om hier een nieuwe conservenfabriek op te richten!
PIET KISTEMAKER
Andijk, februari 1978