» Religie » Vijf-en-zeventig-jarig bestaan Gereformeerde Kerk » Pagina 27-39
De broeders en zusters waren reeds een geruimen tijd door dat ze in de Hervormde kerk niet meer vonden wat ze zochten en verlangden, zoekende geweest en hadden een meer ongeordend kerkelijk leven gehad, zoodat ze wellicht eerst des Zondags thuis bleven of dan bij den een en dan weer bij een ander in een huiskamer tijdelijk bijeenkwamen, terwijl later die gezelschappen nog toenamen. Nu er een gemeente was gesticht, ambtsdragers waren aangesteld enz. werd het ook meer noodzakelijk dat men een meer vast daartoe ingericht gebouw verkreeg waar des Zondags godsdienst-oefening gehouden, gedoopt en het avondmaal gevierd kon worden.
Daarnaar uitgezien hebbende, zoo hebben ze daarvoor plaats gevonden en een gebouwtje waar dat kon
uitgeoefend worden; volgens inlichting weet ik niet beter dan dat de zoogenoemde eerste Christelijke
afgescheiden kerk gestaan heeft op het erf dat zich bevindt tusschen de woning waar thans W. Sas woont
en dat waar W. Bloemendaal woont. Of het eerst een wagenhuis is geweest of nieuw gezet of iets anders,
met zekerheid kan ik het niet zeggen, doch het was een eenvoudig gebouwtje met riet gedekt en had van
vier zijden tot elkander loopende daken wel wolvedak genoemd, en. was niet groot; na verloop van
eenigen tijd is dat veranderd, naar gedachte is op die zelfde plaats een geheel nieuw gebouw tot
hetzelfde doel gemaakt. Dit gebouw kreeg of had een model als een gewoon groot, burgerhuis, met lange
kap of vorst en met voorschotten; werd of was met pannen gedekt in de zijden der wand waren ramen
geplaatst welke het model hadden van kerkramen, van boven gebogen of rond. Het was geheel van hout
opgetrokken en de buitenzijden geteerd met zwarte teer. Het was op palen gezet, en zoo hoog, dat, als
men bukte, men onder het geheele gebouw kon doorzien. Dit alles had dit gevolg, (daar er ook weinig
intimmering was) dat het geheele gebouw, met sterken wind en storm verbazend kon schudden en kraken.
Het is gebeurd dat men met sterken wind, terwijl er godsdienstoefening werd gehouden, uit vrees voor
het instorten van het gebouw de kerk uitliep.
De predikanten die daar gepreekt hebben zullen ook wellicht in dat kerkje angstige uren doorgemaakt
hebben, ten minste Ds. Steketee die erge vrees had voor stormweer, en ook nog daar den eersten tijd
heeft gepreekt, zou er, indien hij nog leefde, van getuigen kunnen.
Zoo was het een lastig geval voor den Dominée, want de kerk uitgaan terwijl men een schare ziet
zitten welke is opgekomen om te luisteren naar de prediking die men ten gehoore geven zal, en dan maar
uit vrees heengaan, men begrijpt dat dit moeilijk ging.
Van binnen was de kerk bezet ten deele met stoelen en ten deele met banken, er was geen cent uitgegeven
aan den verver, want van binnen was alles kaal, wit hout ongeverfd. Boven was er een gewelf, zoo als
men in de kerken gewoonlijk ziet. De predikstoel die thans nog in de tegenwoordige kerk staat, heeft
ook daar nog dienst gedaan. In het eerste begin was er geen galerij in, doch na verloop van eenige
jaren is er een in gemaakt, doch later waren er weer plaatsen te kort; toen hebben ze nog aan een zijde
der kerk van het eene einde tot het andere einde een galerijtje aangebracht waar maar een lange bank
op was. Met het collecteeren gaf de diaken aan het einde der bank staande het zakje maar over en dat
ging dan van het eene einde der kerk tot het andere einde der kerk, het overgevende van den een aan
den ander door degenen die in die lange bank plaats hadden genomen; en alzoo kwam het ook weer terug
en dan kon de diaken weer verder voortgaan.
Om de kerk 's avonds te verlichten waren er geen mooie lampen of prachtige gaskronen aangebracht,
neen, een stuk hout op de bank getimmerd waar een gat in geboord was zoo groot van omvang dat er een
vetkaars in kon gezet worden en met een zwavelstok aangestoken kon worden, en de kerk was verlicht.
Dit kerkgebouw kon pl.m. 200 personen bevatten, en stond kort aan de dijkgracht aan de wal; men ging
over een smal brugje, 't welk aardig hoog boven het water uit was, en was men aan het uiterst einde
van dat brugje van den weg af, dan moest men bij een klein steil trapje afloopen dat eenige sporten
telde. Was men daar dan was men ook bij de kerkdeur; met één stap was men van het trapje
zelfs in de kerk niet in een voorportaal, neen, dat was daar niet, dan was men in de kerk en kon men
direct het geheel overzien. Dat alles flink en gerieflijk ingericht was kon niet gezegd, het brugje
met zijn steil trapje had een groote schaduwzijde voor ouden van dagen en die gebrekkig op de beenen
was, en dat het brugje zoo smal was, was lastig voor velen die drift hadden met het naar huis gaan,
want één tegelijk kon er over en alzoo duurde het verbazend lang eer de laatste goed en
wel zich op den weg bevond.
Tot zoover dit kerkje, maar vraagt men nu was dit kerkje wat gemakkelijk te bereiken voor de leden dan
is het antwoord, ook dat niet, ik stel mij voor als het nu weer zoo moest als toen, o! wat een klaagtonen
zou men hooren, en als het daarbij maar bleef.
De wegen toen ter tijd waren lang zoo begaanbaar niet langs den dijk als thans, als men nog van wegen
kon spreken.
Onderscheidene plaatsen waren er toen waar geen looppad bestond beneden de dijk; als het mooi weer was
en droog dan kon men soms nog wat beneden dijks loopen, doch kwam men in de herfst en den wintertijd
dan moest men boven op de dijk, en in dien tijd is het immers dikwijls wel zoo aangenaam benedendijks
te loopen.
Daar er geen voetpad beneden was ging men soms de schuinte langs loopen op zeer smalle paadjes, wel
schape paadjes genoemd, en als het wat had geregend dan was het voor velen geen doen daar te loopen,
het was dan zoo glibberig en vuil dat het met gevaar van een vuil pak op te loopen gepaard ging, en
voor bejaarden en welbedaagden was het in 't geheel geen doen. Ook in de buurt waar de kerk toen stond
was het niet veel beter gesteld als pas omschreven is.
Zegt ge wellicht dat misschien velen wel dicht bij de kerk woonden, dan merken wij op dat dit getal
niet groot was, ja in den loop der jaren waren er die o zoo ver van de kerk af woonden. Leden woonden
er te Andijk, oost en west van elkander ver verwijderd, maar ook leden te Enkhuizen, Zwaagdijk, Medemblik,
Zwaag, Hoorn, Opperdoes, Hoogwoud, Midwoud, Hauwert; 't welk mede zijn oorzaak daarin had, dat er op
verschillende plaatsen een gemeente was gesticht geweest, maar die weer uit elkander geraakte, o.a.
een te Twisk. De gemeente van Medemblik is ontbonden geweest. Ook de gemeente te Hoorn. Later zijn de
leden woonachtig te Hoorn ingedeeld bij de gemeente te Enkhuizen, dus ge begrijpt zeer wel dat ze niet
allen om het hoekje bij de kerkedeur woonden. En denkt ge nu dat in zulke omstandigheden de gemeente
wel slecht opgekomen zal zijn dan hebt ge dit mis. Want met blijdschap kan getuigd niettegenstaande
slechte en moeilijke wegen en groote afstanden, kwam de gemeente getrouw op ter godsdienstoefening.
Velen die ver afwoonden namen hun teerkost mede op reis en namen tusschen de morgen en namiddagoefening,
niet altijd bij familie maar bij kennissen, broeders en zusters in Christus hun intrek, om daar het
door hen meegebrachte brood te gebruiken. In het huis waar thans de bakkerij is van M. Dekkers stond
ter tijd een huis 't welk bewoond werd door Koppedraaier, deze had soms des Zondags wel 16 of meer
personen geherbergd.
Als er gevoeld wordt wat men leest in Ps. 84 : 1: Hoe lieflijk, hoe vol heilgenot, 0 Heer der Legerscharen
God; Zijn mij uw huis en Tempelzangen! en dan uitgesproken kan worden: Hoe branden mijn genegenheen,
om 's Heeren voorhof in te treen! Mijn ziel bezwijkt van sterk verlangen. Mijn hart roept uit
tot God die leeft, en aan mijn ziel het leven geeft, dan is een weg niet spoedig te onbegaanbaar om
op te gaan, geen afstand te groot dat men zou thuis blijven. Geen weder te ruw, dat men er tegen op
ziet om de reis te aanvaarden; als er honger, als er behoefte bestaat, dan tracht men op te gaan, met
de bede in het hart om verzadigd te mogen worden.
Mocht men eerst wegens het kleine getal leden genoodzaakt zijn het beroepen van een leeraar na te laten,
toch onder den zegen des Heeren breidde het getal zich uit en was men na verloop van tijd zoover dat
men niet alleen een kerkgebouw begeerde of noodig had, maar ook een predikantswoning, en men heeft die
ook verkregen. Het huis dat eerst gediend heeft voor Pastorie der gemeente staat nog, al moge er eenige
verandering in aangebracht zijn. Het is het huis waar thans Dirk Schuurman in woont. Ik meen als men
daar op zolder is dat men nog kan zien, waar en hoe groot het studeervertrek voor den Leeraar is geweest,
aan de verf die op de zolder is, wat voorheen de oppervlakte van het vertrekje was, ja vertrekje, want
het was klein.
Daarna heeft het huis waar thans W. Bloemendaal woont, voor pastorie dienst gedaan, totdat de kerk
die thans nog bestaat met de pastorie die er bij is geweest in gebruik is genomen.
Gaandeweg breidde de gemeente zich uit, zoodat waar de kerk niet alleen oud werd en gebreken kreeg,
maar ook te klein werd, men begon te spreken over een nieuwe kerk en pastorie. Maar nu kwamen er vele
maars voor den dag, den plaats waar, de vraag hoe enz., nadat eerst nog moest besloten daartoe over te
gaan. Na een gehouden biduur, is uit de drie vragen, welke waren, „de oude kerk te herstellen
en te verbeteren? een nieuwe school te stichten? of een nieuwe kerk te bouwen?” besloten het
laatste te doen. Daar het gewenscht was, dat de kerk meer westop kwam te staan, dan de toen bestaande,
zoo werd grond aangekocht, of rietboseh, waar thans de kerk op staat, voor ƒ 500.
Er werd gedacht, dat een 9000 gulden noodig was, en om dit voor elkander te krijgen, zoo werden
inteekenlijsten uitgegeven bij de leden, waar jong en oud op verzocht werd flink te teekenen; want
gaarne hadden ze het halve kapitaal bijeen, vóór men tot bouwen overging. Nu, de
inteekening ging best, er waren er, naar mij is meegedeeld, die ineens ƒ 1000 toezegden, de
inteekening kon in 2 termijnen voldaan worden, Januari 1863 en Jan. '64, ook die ƒ 600 en
ƒ 500 toezegden enz., ja ook jeugdigen van jaren deden hun best mee, er waren er die tot dat
doel de geheele spaarpot hebben omgekeerd en uitgegeven.
Door P. Kooiman Azn. werd teekening en begrooting opgemaakt, maar toen bleek dat terwijl de kerkeraad
een raming had gemaakt van 9 à 10.000 gulden zijne begrooting nog ƒ 3000.- hooger was,
moest nogmaals de teekening nagegaan om pogingen te doen tot bezuinigen. Ook moest de gemeente weer
samenkomen, want de kerkeraad durfde geen schuldenlast van ƒ 8000.- op de gemeente leggen.
Alles is uitgevoerd met een gewenschte uitkomst, zoodat tot de zaak kon worden overgegaan; het werk
is toen aanbesteed geworden den 23 Oct. 1862 bij inschrijving en opbod, het werk is gegund aan den
Heer D. v. Reineveld, Meester-timmerman te Enkhuizen voor ƒ 11000.-. De heer P. Kooiman Az.
was architect en C. Koolhaas dagelijksch opzichter, welke betrekking naar mij is meegedeeld een
gevaarlijke betrekking is geweest, want de aannemer had moeite om voor dat geld het werk af te leveren,
en was steeds er op uit, waar hij kans zag zijn voordeelen te zoeken; en gaat men dat doen verder dan
het bestek toelaat, dan heeft men gevaar dat men in aanraking komt met den opzichter indien deze zijn
plicht vervult. Ze waren soms zeer nijdig op Koolhaas; naar verteld is, is het gebeurd dat er hout van
boven naar beneden viel, terwijl Koolhaas ongeveer zich er onder bevond. Gelukkig viel het hem net mis,
en de vraag werd gedaan: viel dat hout bij ongeluk naar beneden?
De eerste steen is gelegd door den WelEerw. Heer Ds. C. Steketee Azn. den 18 Maart 1863.
De gemeente had het groote voorrecht den 20 Sept. 1863 voor het eerst haar nieuw welingericht en ruim
kerkgebouw te betrekken, dat ingewijd werd met de prediking over Ps. 126 : 3: „De Heere heeft
groote dingen bij ons gedaan, dies zijn wij verblijd,” door den WelEerw. Heer Ds. C. Steketee
met gebed, psalmgezang en dankzegging. Den 12 October mocht de Leeraar de nieuwe pastorie betrekken.
En op den 26 Nov. werd de oude pastorie verkocht voor ƒ 1662.- aan C. Bloemendaal en de kerk
voor ƒ 490.- aan W. Tensen.
Onderscheidene malen heb ik dat werk hooren roemen, dat hiermede tot stand was gekomen, dat zulk een
hoopje leden, in dien tijd met die tijdsomstandigheden zooveel had gegeven, en zooveel moed had gehad
om zulk een flink kerkgebouw te doen maken.
De kerk was ingericht als volgt. De predikstoel stond aan het zuideinde der kerk, tegenover het portaal
met de kerkdeuren voor den ingang aan de noordzijde, het hek was met een poortje waarboven een vergulden
boog was geplaatst. Velen weten het zich nog wel te herinneren dat met het ontvangen van catechetisch
onderwijs Ds. Steketee stond onder dien boog, terwijl de catechisanten voor hem op de stoelen zaten;
dit gebeurde al was het ook in het hartje van den winter in de koude kerk.
Aan de zijde van het hek waren aan weerskanten drie banken en vervolgens aan de oostzij en ook aan de
westzij een rij banken waar 4 personen in konden plaats nemen, en in het midden stonden stoelen tot
aan het portaal, 8 op een rij; er waren dus twee loopgangen tuschen de stoelen en de banken door.
Bij ingebruikneming werd deze groote kerk in dien tijd ook lang niet bezet. Doch steeds wies het
getal, zoodat de plaatsen bezet werden, en er stoelen moesten bijgezet worden. Een orgel was er toen
nog niet in, dat is eerst gekomen in het jaar 1880 en den 11 Juli in gebruik genomen, bij welke
gelegenheid de Leeraar sprak over Ps. 150. Dit orgel was aangekocht voor oud te Medemblik, en is
geplaatst boven het portaal aan het noordeinde der kerk; gaandevoort kwam er meer behoefte aan
zitplaatsen zoo dat werd besloten aan beide zijden van het orgel galerijen te maken, 't welk ook is
uitgevoerd in 1894.
In het jaar 1892 is het eerste orgel weder door een ander vervangen, een beter en grooter werd begeerd,
en alzoo is er een nieuw aangekocht geworden bij den Heer Proper van Kampen voor de som van
ƒ 1700.- uitgezonderd het verven. In October van het reeds genoemde jaar moest het geplaatst
zijn. Toen dat veel betere, grootere en nieuwere orgel (welker registers zijn 1 Prestant 8 voet in 't
front, 2 Bourdon 16 voet, 3 Holpijp 8 voet, 4 Viola di Gamba 8 voet, 5 Octaaf 4 voet, 6 Open fluit 4
voet, 7 Cornet 4 sterk, 8 Octaaf 2 voet, 9 Quint 3 voet, 10 Koppeling dis-cant) geplaatst was - doch
zonder kopversiering, daar dit later aangekocht is - en voor het eerst in gebruik is genomen, had bij
die gelegenheid de Leeraar zijn tekst gekozen uit Ps. 150.
Hoewel er indertijd van jaar tot jaar, te zamen gerekend vele ledematen van hier vertrokken waren naar
Enkhuizen welk getal reeds een aardig cijfer zou zijn, ook velen naar Amerika 't welk een heel getal
is dat te zamen van Andijk daarheen gegaan is omdat degenen die naar Amerika gingen van Andijk meest
altijd zulken waren die bij de Gereformeerde gemeente behoorden, nochtans wies steeds het getal der
belijdende lidmaten en dat der doopleden.
Den 1en December van het jaar 1884 deden er 21 personen tegelijk voor de gemeente belijdenis; waarvan
velen gehuwd waren, en die zich van buiten bij de gemeente aansloten. Er waren van deze volwassenen
zelf 10 die nog gedoopt moesten worden. En met deze volwassene lidmaten kwamen er nog meer dan 20
kinderen tot de gemeente.
Zoo als ge wel begrijpt hielden velen dezer personen voorheen met de volgelingen van Jan Mazereeuw
gezelschap, doch tot andere inzicht gekomen zijnde, gevoelden ze een te zijn met en op hetzelfde
standpunt te staan als de Gereformeerden.
Die toename der leden en kerkgangers des Zondags had ten gevolge dat de kerk weder te weinig plaats
bood om de schare te bevatten; alzoo werd besloten in 1902 een gaanderij te bouwen aan het zuideinde
der kerk waar ruim 80 personen op zouden kunnen plaats nemen; daardoor moest de preekstoel verplaatst
en werd deze aan de oostzijde gezet, en natuurlijk moesten de stoelen en onderscheidene banken
verplaatst worden.
In deze verhouding is toen weer eenige jaren alzoo de kerk gebruikt, maar niet vele jaren duurde het
of weer deed de moeilijkheid van te weinig zitplaatsen in de kerk zich voor. De vraag hoe nu? was
moeilijk voor kerkeraad en gemeente te beantwoorden, want om meer galerijen te doen maken ging niet
meer daar er geen plaats voor bestond.
Deze toestand bracht vele vragen naar voren ter beantwoording. De kerk vergrooten, maar hoe dan, er
moest gewikt en gewogen, de leden des kerkeraads onderling, en de kerkeraad en de gemeente te zamen.
Ging men zoo doen, dan moest dat gedaan, ging men weer anders dan rezen er ook weer andere moeilijkheden;
en niet te vergeten kwam ook de vraag ter tafel, wat zal dat wel kosten? en dat niet alleen, ook hoe
moet dat betaald worden? enz. enz., het slot der zaak is geweest, dat er besloten werd een stuk aan
de kerk te bouwen aan de oostzijde en dan oostwaarts, zoodat dan de kerk een halve kruiskerk zou worden;
maar deed men zoo, zoo moest ook de pastorie afgebroken, daar die dan geheel in den weg stond op de
plaats waar het nieuwe deel der kerk moest geplaatst. Alzoo is ook besloten een nieuwe pastorie te
bouwen. Kortom, besloten zijnde is het werk niet aanbesteed geworden, maar heeft men het uit de hand
laten maken, zooveel als het kon door ledematen der gemeente. In het begin des jaars toen de gelegenheid
aangaande het weer het toeliet is ten jare 1905 het werk begonnen, werden de fondamentengemaakt en de
eerste steen gelegd voor de pastorie.
De eerste steen gelegd door den WelEerwaarden Heer Ds. F. C. van Dorp, predikant der Gemeente den 11 April 1905.
Bij deze gelegenheid heeft zijn Eerw. een zeer gepaste rede uitgesproken, waar niet alleen het
bouwpersoneel, maar ook leden des kerkeraads bij tegenwoordig waren op het terrein, en ook onderscheidene
andere personen; ja aan den weg aan de overzijde der gracht stond een heel aantal personen te hooren
naar de rede die bij deze gelegenheid werd uitgesproken, en om aanschouwer te zijn van de eerste
steenlegging; daarna is het bouwpersoneel met leden des kerkeraads eenige uurtjes gezellig saam geweest
waar ook zijn Eerw. de leiding had, en de bouwlieden onthaald zijn geworden op koek en koffie, tabak
en sigaren. Genoeglijk en gezellig waren ze saam geweest, al was het dat er geen sterke drank werd
geschonken daar door den kerkeraad verboden was bij den bouw sterken drank te schenken.
Het werk is goed en wel tot stand gekomen, zonder dat er één ongeluk is te boeken, en
we thans bij het 75 jarig bestaan der gemeente alhier een kerkgebouw hebben dat meer dan 600 zitplaatsen
bevat, met een welingerichte pastorie.
Denk eens dat nu nog eens de voortrekkers, een Klaas Tensen of een Jan Kalmijn of anderen dit alles
konden aanschouwen, zouden ze niet uitspreken, en begeerte gevoelen met de gemeente uit volle borst
te zingen het 4e vers van Ps. 48./p>
Wij o verheven Majesteit, Gedenken uw weldadigheid in 't midden van uw heilge woning. Gelijk uw naam is, groote Koning! Bij ons terecht geprezen, zoo is uw roem gerezen, En bij de volken zeer vermaard, Tot aan het uiterst eind der aard. Uw rechterhand, die 't kwaad niet duldt, is met gerechtigheid vervuld.