Kistemaker

Thuis » Religie » Vijf-en-zeventig-jarig bestaan Gereformeerde Kerk » Pagina 62-69

Hoofdstuk V

Ouderlingen en Diakenen.

Daar de gemeente 75 jaar heeft bestaan, zoo is er in die jaren al veel gebeurd, wat al een rij menschen zijn er niet te noemen die eens door doop of als belijdenden lid der gemeente zijn geweest maar het nu niet meer zijn van deze gemeente hier op aarde, daar ze door den Heere die de vrijmachtige is, en over dood en leven heeft te gebieden, in Zijne Souvereiniteit naar Zijn wijsheid, het zij in jeugdige of meer volwassen leeftijd of in den grijzen ouderdom, van hier zijn opgeroepen tot de triumfeerende kerk hierboven, hetzij plotseling en onverwachts door de eene of andere aandoening die hetzij door ongeval, doch niet door toeval plaats greep, of na een lang en soms ook moeilijk lijden. En van deze was er een deel dat verlangde heen te gaan, verlangde om ontbonden te worden en met Christus te zijn, wat door hen als 't beste werd beschouwd, een deel daarvan mocht zich verheugen in het verzekerd zijn des geloofs en aan het einde der reize des levens zijnde kon het getuigen: „op uwe zaligheid wacht ik, o Heere! of mij wacht de kroon die weggelegd is voor al degenen die den Heere vreezen, of: Ik geloof naar 't Vaderhuis te gaan, enz. Maar ook is er een deel van hen die eens hier lid waren der gemeente die zoo niet durfden spreken, daar ze het geloof niet zoo zich durfden toeeigenen en alzoo de genietingen van de verzekering misten, maar toch wel hopende de zaligheid ingingen; een ander deel is er geweest hetwelk voor zich zelven niet meer dan zacht durfde spreken van te hopen doch dat naar het uiterlijke voor hen niet meer was dan een wenschen. Ja ook is er een deel van al die scharen die heengegaan zijn, waarvan men moet gelooven, dat zij juichen voor Gods troon, doch niet uit kracht van hun uitgesproken belijdenis, noch van hun geloof maar gerekend uit kracht van het verbond en als doopeling daar ze niet meer dan enkele jaren soms maanden of niet eens weken maar slechts één of enkele dagen des levens bereikten.

Het gaat niet aan allen die het tijdelijke met het eeuwige hebben verwisseld die toch eens hier lidmaat der gemeente zijn geweest te noemen, toch wensch ik een enkele te noemen in het verband met de vele die reeds de gemeente hebben gediend, als ambtsdrager hetzij ouderlingen of diakenen. Hoeveel personen er ambtsdrager zijn geweest van het begin of het ontstaan der gemeente tot heden kan niet gezegd. 1)

Doch van het jaar 1857 tot heden is het getal personen die gediend hebben en nog dienende zijn tusschen de 50 en 60 personen. Eenige van deze persomen hebben eerst gediend als diaken en zijn later ouderling geworden, 't welk ze jaren zijn geweest. Zoo als allen wellicht weten was het diakenambt veeltijds wisselende aangaande de personen, daar het meest altijd zoo is geweest dat had men 2 jaren gediend men dan weer moest af treden, en niet herkiesbaar gesteld werd. Doch zoover men weet is er aangaande de ouderlingen nooit zulk een besluit geweest en kon het gebeuren dat iemand jaar in jaar uit ouderling was en bleef.

Van het reeds genoemde getal kunnen we wel enkele met eere noemen (niet alsof die anderen geen eere waardig waren) maar zulke die met toewijding en door zeer vele dienstjaren mogen genoemd. Een Pieter Dekker die jaren achtereen de gemeente heeft gediend en zelfs in zeer moeilijken tijd en drukkende omstandigheden; een W. Tensen, Dk. Prins Pz., welke al spoedig naar zijn leeftijd in het ambt werd gesteld. Jb. Prins Pz., P. Kis1emaker, Jb. Tensen, Jb. Sluys Jz., P. Kooiman Pz. e. a. welke wel bij de 20, 30 ja misschien enkele van hen bij de 40 jaren de gemeente hebben gediend.

Mogen het allen menschen geweest zijn met gebreken, en onvolmaakt, en niet zulke die over alle gaven tegelijk beschikten die voor de uitoefening der ambten noodig waren - moge dit nu nog zoo zijn, in het begin der gemeente alhier was het ook reeds zoo, wat reeds bleek toen de gemeente nog jong en klein was. Toen ze geen herder of leeraar hadden moesten de ouderlingen voorgaan, en rees de moeilijke vraag onder hen op, welke niet zoo gemakkelijk was te beantwoorden: Wie zal dat doen? De eene had deze gave wel, doch die weer niet en met den andere was het weer anders, alzoo is het geweest dat de eene broeder ouderling des Zondags voorging en een predikatie voorlas maar daar hij de gave om voor te gaan in het gebed, dat dan weer een ander opstond en dat werk verrichtte. Dit neemt niet weg dat de gemeente - naast God - veel, zeer veel hun te danken heeft. Meer wellicht dan velen onzer het kuimen indenken, en bedenken, - het juist aan te geven kan men niet - maar veel tijd en veel krachtsinspanning is van hen gevraagd. Zeer verschillende toestanden, zaken en punten kwamen er voor, die moesten door gemaakt, beantwoord, afgedaan en overwogen worden in den loop der 75 jaren van het bestaan onzer gemeente. Om het recht in te denken heeft men het persoonlijk mede moeten doorleven, doch als men verneemt wat er al zoo voorviel, krijgt men wellicht de gedachte - al heeft men het persoonlijk niet mee doorgemaakt - wat hebben die ambtsdragers zich veel moeten getroosten voor de gemeente, wat wij gewone leden niet hebben moeten doen enz.

Mocht de gemeente gesticht zijn, mocht ieder naar den wil des Heeren wenschen te leven, al ras bleek toch, dat ieder persoon zijn inzicht niet alleen had, maar ook zijn karakter, en dan soms zóó, dat het niet als een waar en helder inzicht kon aangenomen worden, en het karakter niet goed genoemd kon worden, waardoor de kerkeraad met meer dan een persoon moeite kreeg, hem had op te zoeken, te vermanen, den rechten weg aan te wijzen; b.v. over het niet opkomen ter godsdienstoefening, en namen ze dan altoos nog de vermaning direct ter harte, maar het gebeurde dat ze eens en meer malen moesten worden opgezocht en vermaand worden, ja dat men de kerkelijke censuur moest toepassen, ja meer dan eens is het gebeurd dat de kerkeraad genoodzaakt was iemand van de gemeente af te snijden. Niet alleen met het niet opgaan met de gemeente moest alzoo gehandeld, maar ook wegens andere gebreken en zonden; zooals schuldig zijnde aan laster, aan andere openbare zonde, dronkenschap, zonde tegen het 7e gebod. Echter niet meeer dan 5 maal sinds 1857 tot heden naar ik meen komt in de notulen voor, dat deze zonde bestraft moest worden. Ouderen moesten vermaand niet alleen maar ook wel jongeren wegens afwijking en niet nakoming der plichten en wat voor hen noodig en nuttig was, en dat ze baldadigheid pleegden aan den weg. Wegens huiselijke twisten moest de kerkeraad soms handelend optreden, en na vermaning aan leden het avondmaal ontzeggen. Wegens oneerlijkheid had men soms personen te recht te wijzen. Wegens nalatigheid van het vieren des avondmaal te vermanen, het niet laten doopen hunner kinderen, wegens afwijking der leer, en zoo zijn er enkelen geweest die ongeloovig zijn geworden, in de wereld zijn opgegaan, en ook bij de Hervormde kerk zich aansloten. Anderen niet te vreden zijnde scheidden zich af en meenden meer te kunnen genieten bij de Vrije gemeente en sloten zich daarbij aan, doch al zulke personen, ze moesten opgezocht om zoo mogelijk hen te overtuigen en om hen bij de waarheid te doen blijven en te behouden.

Onderlinge twisten die meermalen voorkwamen moest men trachten tot beëindiging te brengen en meerdere zonden moesten bestreden worden.

Hoeveel vermaningen er moesten gegeven worden door den kerkeraad, welk een moeite het soms gaf om personen of leden der gemeente van het verkeerde van hun doen te overtuigen, ja wat een geduld er van leden des kerkeraads werd gevergd, eer men de vermaning ter harte nam, ootmoedig schuld beleed voor God en menschen, men denkt er gemakkelijk te licht over, doch gelukkig zeer zelden is men genoodzaakt geweest het formulier der afsnijding van de gemeente te gebruiken. Den schrijver heugt het niet dat er de laatste 30 jaren zulk een geval heeft plaats gehad. Dit was niet het eenige waarvoor de kerkeraad kwam te staan, er zijn nog vele andere punten en vragen, die moesten doorgedacht en afgedaan worden, te veel om op te noemen, b.v. aangaande doopsbeschouwing. Hierover heeft in het begin veel verschil bestaan, n.l. over den kinderdoop, en verder hoe lang heeft men ze te beschouwen als kind, dat men den kinderdoop hun nog toedient - de grens hiervan nam men ongeveer tot 13 jaar. Hoe te handelen indien iemand aan de tafel des Heeren komt en nog geen belijdend lid der gemeente is? Over huwlijksinzegeningen, wanneer mag en moet dit; of in welk geval mag het niet gedaan? Hoe te handelen met personen die belijdenis wilden afleggen en niet van de ouders toestemming kregen. Vragen aangaande weezenonderhouding. Over het beslist aftreden van Ouderlingen en Diakenen, of niet aftreden. Over aanvraag om huishuur te betalen; geld voor een broodwinning, ook werd gevraagd om fuiken en een koppel eenden. Rekeningen aan Docters enz. enz. alle en nog meerdere vragen die in den loop des tijds zich ook hier voordeden en antwoord of beslissing moesten hebben.

Onderscheidene vragen zijn er geweest waarover vele nu oppervlakkig zouden denken: is dat zoo moeilijk? En toch als men de historie hiervan opslaat dan bleek hoe moeilijk ze waren te beantwoorden; soms moest het advies der classis ingewonnen worden, omdat het oordeel der leden des kerkeraads zoo uiteenliep. En waren de karakters der leden verschillend, die verschillen bleven niet buiten den kerkeraad, neen! ook aan hen was het dikwijls heel duidelijk kenbaar dat er verschil van inzien, van karakter bestond. Ziet men de notulen na dan vindt men ook dat er niet alleen druk maar soms op een te heftige toon werd gesproken, zoodat er woorden soms de lip ontgleden waarover schuld moest beleden, en verzoening moest gedaan worden, doch gelukkig las men dan ook zonder dat men den indruk krijgt dat er veel moeite daartoe moest gedaan, dat er berouw werd getoond en de broederhand werd gegeven.

Waarom meer te noemen en zich te bepalen bij het vele en velerlei dat wel is voorgevallen in dit tijdsverloop van 75 jaren, het is niet noodig stil te staan b.v. bij de moeilijke dagen tijdens de geschiedenis van Vos enz.

Bij de opofferingen die men zich moest getroosten. aangaande finantieele vraagstukken, en hoe er leden waren die de schouders er niet ten volle of bijkans in het geheel niet er onder wilden zetten om de lasten der gemeente mede te dragen.

Ziet men niet reeds dat men de personen die zooveel hadden te doen, zich zooveel moeite hebben getroost, moet waardeeren al was hun werk ook onvolkomen? En voorts: was er die 75 jaren die achter ons zijn veel te verrichten, denk nu niet dat de volgende 75 jaren dit niet zoo zal zijn, neen, maar bedenk steeds „hier is het de strijdende kerk, moeite en strijd zal er steeds zijn, en daarom is het steeds noodzakelijk dat we nimmer in eigen kracht zoeken te gaan en te werken want dan zullen we bedrogen uitkomen maar dat er steeds voor en met elkander veel gebeds moge zijn tot den Koning der kerk om van Hem te vragen wijsheid en verstand met Goddelijk licht bestraald, om, welke gevallen en omstandigheden in de toekomst zich mogen voordoen ze naar Christus eisch en wil te beëindigen, om samen te werken, 't zij men lid of ook ambtsdrager der gemeente is, in elk opzicht de dingen en zaken te overdenken, de middelen ter hand te nemen die ten zegen kunnen zijn tot den opbloei van het Sion Gods.

1) Ook zij nog even gemeld dat wel tot December 1861 niet alleen ouderlingen en diakenen werden gekozen, maar ook kerkmeesters, ook wel genoemd kerkadministateurs of kerkvoogden, welke steeds met den kerkeraad saamvergaderden.

 


© 2001-2024 | Sitemap | Contact

Facebook: Ansichtkaarten van Andijk