» Religie » Vijf-en-zeventig-jarig bestaan Gereformeerde Kerk » Pagina 76-79
Dit is een punt dat vooral de moeite waard is, om er nog even eenige woorden aan te wijden, en ook
behoort genoemd te worden bij de historie van het 75-jarig bestaan onzer gemeente. Wij zouden het kunnen
laten rusten, indien de School alhier altoos van een vereeniging zooals thans het geval is, ware uitgegaan,
maar dat is het geval niet geweest. Voor 1899 ging de School van onze Gereformeerde gemeente uit, hoe
dat alles zoo gekomen en gegaan is, wensch ik hier niet in den breede te verhalen; alleen dit maar: De
kerkeraad en een deel der eerste oprichters der School hadden wel het voornemen gehad om de School
geheel zelfstandig te doen zijn, doch door de eene en andere omstandigheid kwam het zoo tot stand, dat
de School is opgericht als van de kerk uitgaande. Zij hadden een School-commissie. die ten deele
kerkeraadsleden waren, en voor een deel niet enz.
Toch wenschen we niet alleen even het feit te noemen dat de christelijke School is gesticht en van de
kerk is uitgegaan, maar meer bijzonder even den nadruk te leggen op den moed, de moeite onzer vaderen
en het beginsel dat hen reeds daartoe dreef.
Reeds in 't jaar 1857 toen de gemeente misschien nog aardig beneden de 200 leden telde, toen reeds
openbaarde zich de behoefte bij de ouders, om zuiver Christelijk onderwijs den kinderen te geven, hoewel
de staatsschool toen nog lang niet zoo ver was afgedwaald van het beginsel „Voedt de kinderen op
in de leering en vermaning des Heeren”, als het thans het geval is. Want openbare onderwijzers
waren er nog - hier op Andijk - die de School met gebed begonnen, en ook werd er nog bijbellezing gehouden,
in de School. Het bleef niet bij woorden, ze begonnen zich steeds meer en meer in daden om te zetten,
toen reeds was men aan het peinzen, beraadslagen, overwegen, hoe toch een Christelijke School voor
onze kinderen tot stand te krijgen. De gemeente werd bearbeid in het beginsel „dat het plicht was
te doen” door predikatieën en bidstonden. Naar geld werd omgezien en middelen ter verkrijging
beraamd.
Adviezen werden ingewonnen van predikanten, geschreven werd er naar den WelEd. Gestrengen Heer Mr.
Groen van Prinsterer en Baron Mackay, tot voorbereidende werkzaamheden ten deze een Commissie benoemd
enz.
Wanneer we dat alles nagaan spreekt er dan niet een duidelijke taal uit dat er een beginsel in onze
voorvaderen alhier leefde dat allezins een zuiver geluid liet hooren, een krachtige werking liet zien?
waarin we onze dierbare voorvaderen hebben te waardeeren en hoog te schatten? Is er ook niet een
beschamende ijver voor ons in gelegen, te meer als we letten in welke tijdsomstandigheden dit alles
tot uiting kwam? Let op het jaar 1875 en de daaropvolgende jaren: dit is de tijd dat de gemeente midden
in de zoo lastige en onaangename historie met Vos zich bevond, welke moeite en kosten dit voor de gemeente
gaf is immers niet in een paar woorden te noemen; denk aan het ledental der gemeente, 't welk in 1877
nog niet hooger geboekt stond als 310 leden. Vergeet niet dat het bedrijfsleven lang zoo niet was als
thans, en ook in die jaren dat er gewerkt werd voor een school, kwam er ook nog bij, het bouwen van
een nieuwe groote kerk, met pastorie. Duizenden guldens waren er noodig om dat alles tot stand te krijgen.
Wanneer we dat alles indenken, hebben we dan niet den moed, den geloofsmoed onzer vaderen te bewonderen?
Ja moed zien wij als we op dat alles letten, maar ook geduld in de moeite die ze hadden te doorworstelen.
De overtuiging bij velen zijnde, dat den kinderen christelijk onderwijs toekwam, en zij verplicht waren
het te geven, - zoo het eenigszins kon - dit beginsel was ook toen bij den een sterker aanwezig dan bij
den ander, het was niet in één maand, niet in één jaar alles voor elkander,
er moest gestreden en gebeden voor dat de School er was, en de jeugd onderwijs werd gegeven naar de
beginselen van Gods woord. De voorvaderen hebben met moed en volharding het doel voor oogen gehouden
en door gewerkt door alle omstandigheden heen, zoodat wat reeds in '57 begeerd en aangevat werd na een
10 tal jaren van inspanning tot stand kwam den 6 Dec. 1867. Blijdschap en dankbaarheid zal toen veler
harten hebben vervuld en niet alleen den leden der eerste Commissie n.l. P. Dekker, Dk. Prins Pz., Dk.
Visser, N. Sluis Pz., P. Kistemaker en Jhs. W. Faust, en onzen vaderen, maar ook ons past ten zeerste
blijdschap en dankbaarheid, want wat zij voor anderen begeerden hebben wij persoonlijk (zeer velen van
ons) genoten.
De School toen opgericht is staande gebleven door alle tijden tot heden, en wie zal bepalen tot welken
zegen dit werk door onze vaderen verricht onder opzien tot den Heere, en onder Zijne leiding en bestiering
is geweest en welke vruchten het nog zal afwerpen?
Met lof en dank mogen we vervuld zijn. Naast God aan hen die zooveel zich hebben getroost dat dit werk tot
stand kwam en staande bleef.
Het moge ons een eere zijn, dat reeds zoo spoedig alhier een Christelijke School verrees, en tot de
eerste en oudste der Christelijke Scholen in ons Vaderland mag gerekend worden.
Dat dat onderwijs ook verder moge bloeien door 's Heeren onmisbaren zegen.