» Historie » Groei en Bloei van de geschiedenis van Andijk » Pagina 47-49
In November 1731 vaart een klein schuitje langs de zware paalregels van de Noorderdijk. Deftige heren zitten er
in: Mr. Joan de Jong van Persijn, Dijkgraaf van Enkhuizen, Mr. Wout de Jongh, President Heemraad, Pieter Straat,
Hoofd Ingeland en Broer Smit, Waardschap. De heren laten zich langzaam langs de palen roeien en monsteren die
zorgvuldig, één voor één. Ze bekloppen de palen en soms slaan ze er een flinke splinter
af.
Dan kijken ze elkaar eens aan en schudden bedenkelijk het hoofd. Dit lijkt een ernstig geval! Wat is er toch aan de
hand? Wat dringt die deftige heren tot dit koude avontuur? Want het is koud in November aan de Noordkant van die hoge
palen, die daar mannetje aan mannetje staan, de hele dijk langs, op sommige plaatsen zelfs drie rijen achterelkaar.
Een stevige zeewering zo, een hechte muur van eiken en grenen palen, onderling verbonden door zware dwarsbalken met
ijzeren bouten! Ze kunnen tegen een stootje, laat gerust de witgekuifde rollers maar komen! Deze zware krebbingen
zullen de wierriem behoeden voor inkalving, de brede wierlaag ligt er veilig achter! Geen storm zal de dijk meer
kunnen schaden, of erger nog, de polder overstromen. De paalregels breken de golfkracht, de burgerij kan rustig
slapen, de zeewering waakt. Vrede, vrede en geen gevaar! Ja, dat
denken ze, geen gevaar! Er is juist groot
gevaar en het is daarom, dat de deftige dijkheren zoveel aandacht aan die palen besteden, elkaar aankijken en
bedenkelijk het hoofd schudden. Heel die reusachtige eiken- en grenenhouten muur is
waardeloos! Het
werk van eeuwen, waaraan geslachten hebben gearbeid is totaal vernield! Het is maar
schijn, waarop men vertrouwd.! West-Friesland ligt zonder bescherming, open
voor het onstuimige geweld van de zee, de beschermende muur is vernield! Hoe zo, vernield?
Maar die palen staan er toch! Er is zo niets aan te zien. De hoge houten muur lijkt nog
volkomen intact. Onzin! Die geweldige beschoeiing is opeens waardeloos!.
Paalworm, zware schade aan paalwering; komst van de steenglooing
Een klein insect, slechts enkele centimeters groot, heeft dit mensenwerk in korte tijd
totaal vernield. Dit kleine wormpje, een weekdier nog wel, met twee kleine boorschelpjes
aan de kop, boort een klein, nietig gaatje in de paal, juist op de waterlijn. Het dier is
met onze houten schepen uit de Tropen naar ons land, waar het geen natuurlijke vijanden
heeft, meegekomen. Het wroet zich verder en verder in het hout en naarmate de worm groeit,
wordt ook de opening groter, tot vingerdikte ongeveer. Van buiten is er dan niets te zien,
slechts een onopvallend wormsteekje maar. Daarom zien de Andijkers het eerst niet zo
ernstig in. Er zijn al wel enkele palen komen aandrijven, ergens van den Helder of Texel
en daar waren gaten in, groter dan we hier gewoon waren. Maar den Helder en Texel, dat is
de Noordzee, de paalworm, zal wel met de stroom meegaan, hogerop naar de Denen en
Noormannen. Vrede en geen gevaar.
Maar het schadelijke insect stoort zich niet aan zulke gedachten. Het komt juist wel onze
kleine binnenzee bezoeken, niet als een enkel exemplaar, maar als sprinkhanen in menigte!
Hier is voor hen voedsel in overvloed, alle dijken zijn immers bekrebd met lange paalregels,
kilometers houten muren aaneen. Ze boren gaatjes in het hout en
wroeten ongestoord verder. De dijkheren vinden het een ernstig geval! Hier moeten
onmiddelijk voorzieningen worden getroffen! Het is immers al November, er kunnen stormen
komen, of ijsgang, de winter staat voor de deur! De storm
komt! Kerstmis 1731 stormt
het.
Niet eens zo bijzonder woest, dat hebben ze hier aan de Noorderdijk wel eens erger
beleefd. Maar na die storm drijven er menigten afgebroken palen in zee.
In de vijvers bij de Tent liggen er tenslotte wel 300, allemaal met hetzelfde euvel;
gaatjes op de waterlijn. Lelijke gaten zijn er in de houten muur geslagen en de rest, die
er nog staat, heeft als zeewering geen waarde meer, hier moet
onmiddellijk in voorzien worden!
Talrijke ontwerpen van deskundigen komen binnen. De een weet het al beter dan de ander!
Maar twee ervan trekken toch bijzonder de aandacht: zo moet het er uitzien, zo kan de boze
vijand bedwongen worden! Het ene is van Seger Lakeman, de secretaris van Drechterland. Hij
stelt voor op de meest bedreigde punten slaperdijken aan te leggen. Houdt de buitendijk
het dan niet, dan zal toch de binnendijk de tweede en lichtere stoot op kunnen vangen.
Een totale doorbraak is dan niet te vrezen. Maar de ‘behoudende’ ingelanden vrezen wel
afgraving van hun binnendijkse landen en daarom zijn ze er vierkant tegen; kom je aan mijn
land, dan kom je aan mij! Beter lijkt het andere ontwerp, ingezonden door Pieter Straat en
Pieter van Deure, beiden uit Bovenkarspel. Hun idee is nieuw; in plaats van de houten
krebbingen willen ze de wierriem beschermen met zware klip- en keistenen, glooiingsgewijs
te leggen om de golfslag te breken. Ze hebben succes! Bij de haven van Enkhuizen mogen ze
hun ontwerp ten uitvoer brengen, en de dijkheren keuren het goed! U volgt een periode van
enorme drukte aan de Noorderdijk. Duizenden tonnen steen worden uit Noorwegen aangevoerd
en tegen de dijk gezet. Een prachtig gezicht, die fraai getuigde driemasters daar te zien
wenden en keren, zoals ze zwaarbeladen voor de wal komen glijden of ledig weer wegvaren,
hoog en rank op het water, telkens overstag bij het laveren. Een gezellige drukte bij de
steenzetters, die de onbehouwen stenen, met behulp van de steenbok, zo netjes weten te plaatsen.
Enorme kosten brengt dit werk mee.
Alleen in 1733 kost de Drechterlandse zeedijk 160.000 gulden! Twee eeuwen is die zware
steenlaag een veilige bescherming voor Andijk. Dan is het niet meer zo nodig, hogerop
hebben ingenieurs een grote dam gelegd, van Holland naar Friesland. De Zuiderzee wordt
IJsselmeer en de Westfriese dijken worden slaperdijken. Stille getuigen van een
eeuwenlange strijd tegen het water, door meer dan dertig opeenvolgende geslachten gevoerd.