Kistemaker

Thuis » Historie » Groei en Bloei van de geschiedenis van Andijk » Pagina 121-136

11. Zeevaart en visserij

Andijk is geen vissersdorp. Tot het midden van de 19e eeuw was hier alles gras, daarna land- en tuinbouw. Andijk had dan ook geen beschutte haven.
Net als alle dorpen en steden van Westfriesland was naast werk in de landbouw en als ambachtsman, zeevaart en visserij een belangrijke middel van bestaan.

Dat was zwaar werk, dat verricht werd onder erbarmelijke omstandigheden.
Visserij dicht bij huis, voornamelijk op haring en ansjovis op de Zuiderzee of op de Noordzee. Verder weg ging men op walvisvaart. Dat waren reizen van maanden tot een jaar, naar Groenland, IJsland en de Barentszee, met het risico door het ijs te worden verrast met als gevolg een overwintering.

De koopvaart ging voornamelijk naar de Oostzee, Middellandsezee, Africa, Noord en Zuid Amerika, West en Oost Indie, China en Japan. Afhankelijk van de bestemming, waren dat reizen van 6 weken tot 3 jaar en langer. Deze reizen waren niet van gevaar ontbloot. Denk aan de Duinkerker kapers en de zeerovers van Noord-Afrika, Barbarije. In tijd van oorlog was kaapvaart op schepen van de tegenstander een geaccepteerd fenomeen waarbij door de overheid kaperbrieven werden uitgegeven.

Een ander gevaar op de verre reizen vormde de voedselvoorziening. Op de lange reizen at men gezoute vlees en vis, bonen en scheepsbeschuit. Een zeer eentonig menu, met een enorm gebrek aan vitaminen door het ontbreken van verse groente en fruit. De voornaamste doodsoorzaak was dan ook de gevreesde scheurbuik.
Met een bemanning van twee honderd man op een schip van een paar honderd ton, waarbij laadruimte het economisch oogmerk vormde, liet voor de bemanning niet veel bewegingsruimte. Men sliep in hangmatten, de een boven de ander in rijen naast elkaar, 2 m. bij 60 cm. Een ideale situatie om bij het uitbreken van besmettelijke ziekten zeer veel slachtoffers te maken. Het is dan ook voorgekomen, dat slechts enkelen het vaderland levend terugzagen. Men leze b.v. ‘het ongeluckig of droevigh verhael’ van 't V.O.C. schip ‘De Gouden Buys’, waarbij slechts één man levend in de haven van vertrek, Enkhuizen terugkeerde.

Gelukkig heeft Andijk niet veel zeevarenden gekend.

 

Opperdoezer ouwe pikbroeken

‘Al die willen te kaperen varen, moeten mannen met baarden zijn...’

Opperdoezer ouwe pikbroeken? Waren die er wel? Opperdoes is toch dat aardige, landelijke dorpje bij Medemblik, waar ze aardappelen en groenten verbouwen? Echt een ‘binnendorp’. Wat heeft dat met zeevaart te maken? Weet U wel, dat er in vorige eeuwen veel mannen uit die ‘binnendorpen’ over de wereldzeeen zwierven? Veel Westfriese boeren hadden deel in een schip, soms maar een 16e of een 32e deel, maar ze waren dan toch een soort ‘reders’. Veel boerenzonen, die thuis geen werk konden vinden, (een veeboer kan met een knecht veel bunders land ‘bewerken’) voeren ter zee, ‘ter harinck ofte ter oorloghe om huyre’, zoals dat reeds in 1594 heet, d.w.z. ze visten op deel of dienden op de oorlogsvloot. Een zwaar en gevaarlijk beroep! Niet alleen hadden ze zwaar tempeest van stormen en ijsgang te verduren, maar vooral werden ze bedreigd door de kaapvaart, de zeeroof. Voor hen, die bij voorkeur de nabije zee bevoeren, waren het vooral de beruchte Duinkerkers en Biscayers die ze vreesden... Hoevelen van onze Westfriese zeevaarders zullen het leven hebben verloren door het z.g. ‘voetenspoelen’, dat de Duinkerker zeerovers toepasten? En hoeveel anderen zuchtten jarenlang in het gevang van Duinkerken, tot eindelijk de losprijs voor hen betaald was, de eerste penning met de laatsten.
Om althans tegen het geldelijk verlies enigszins gedekt te zijn, werden omstreeks 1630 in veel Westfriese dorpen z.g. ‘Zeevarende Beurzen’ opgericht, een soort onderlinge assurantie, die bij een verloren reis een (ontoereikende) schadeloosstelling uitbetaalde. In 1635 werd ook te Opperdoes zo'n zeevarende beurs opgericht en het Resolutie- en Kasboek geeft ons een aardige kijk op deze ouderwetse sociale instelling. We hebben er een vacantiedag aan besteed, om dit oude boek eens door te snuffelen... en die dag was allerminst verloren! We kunnen natuurlijk niet het hele boek in extenso overnemen, maar de aanhef is toch te fraai om niet letterlijk weer te geven! Hier is-tie dan:

 

Ordenansjes en Regelemente

Op den 23ste Janneuarij 1635 hebbe de varende Lieden Met elkander Gemaakt dese Navolgende Regelemente en ordenansjes. (alle leestekens ontbreken) Al soo te met door de Pieraten en See rovers van duynkerken en beschajen de Sevarende Luyden Worden beschadigt en gevankelijk Worde gestelt Soo ist dat Wij ondergeschreven Schippers Stierlieden en Boosgeselle Van opperdoes Met Malkander gekontrakteert hebbe ten Soulagement Van de gene die Sulks Wedervare Mogte onder forme en Maniere hier Naar Volgens ten fiene de Schade en onkoste ondert Gemeen en Niet int Partikulier gesupporteert en gedragen Soude werden Namelijk...

Het vervolg geven we in eigen woorden. Allereerst worden de inleggelden geregeld. Het blijkt, dat de Opperdoezer schippers meest kleine reizen maken, naar de Oostzee (om graan of hout) of naar Frankrijk (om wijn en zout). Voor zulk een reis moet elke schipper, stuurman of bootsgezel een gulden van 20 stuivers inleggen. Wie ten oorlog vaart, moet voor de hele zomer, ('s winters bleven de schepen binnen), drie gulden geven. Ook zij die ter haring varen, moeten drie gulden betalen voor de hele teelt. Dit lijkt wat onbillijk tegenover de Oostzee- en Fransvaarders, maar die werden gerekend twee reizen per zomerseizoen te maken. Dat de oorlogsvloot en de vissers dan toch nog duurder uitkomen, zal wel liggen in de hogere gevarenklasse. De haringbuizen waren immers een gemakkelijke prooi voor de Duinkerkers.

Voor hen, die (‘wat god verhoede’) door de Duinkerkers of Biscayers gevangen genomen worden, wordt per persoon en per dag 10 stuivers kostgeld uitgekeerd. Hoeveel er aan de strijkstok blijft hangen, staat er niet bij... Wie uit handen van de Duinkerkers weet te vluchten, heeft natuurlijk geen kostgeld nodig, maar ontvangt een ‘vereering’ van 12 gulden.
Wie uit de Vlaamse gevangenis weet weg te komen, krijgt evenzo 12 gulden. Wie, (‘'t welk God verhoeden wil’) dadelijk na het uitvaren zijn schip verliest, behoeft voor de eerstvolgende reis geen inleggeld te betalen De strop van het verloren schip is dan zeker voor de reder en niet voor de schipper en zijn maats, de bootsgezellen.
Wie uit een gevecht met Duinkerkers of Biscayers vrijkomt, zonder aan land gebracht te zijn, heeft zo geringe schade, dat hij die zelf maar moet dragen!

Het voorgaande heeft alleen betrekking op de korte reizen naar de Oostzee of naar Frankrijk. Wie verderop wil, bijv. door de straat van Gibraltar of naar West-Indie, moet het risico zelf dragen. duidelijk staat er, dat de beurs alleen de schade vergoedt ‘zoveel van de Duinkerkers en Biscayers aangaat en verder niet’. Want de Straatvaart kende nog andere en grotere gevaren: gevangenschap bij den wreden ‘Turck’ (verzamelnaam voor alle donkergekleurde rassen rond de Middellandse zee) was al weinig beter dan die in Duinkerken! Ergst van al zijn nog de ‘renegaten’, overgelopen en tot de Islam ‘bekeerde’ Hollanders en Engelsen, zoals Simon de Danser en Claes Compaen, onzaliger gedachtenis...
Maar ook een straaltje hoop breekt door: het is 1635 en de oorlog met Spanje heeft al vanaf 1568 geduurd, er zal toch wel eens een eind aan komen...? ‘Zo het mocht gebeuren dat dit land met de Koning van Spanje in vrede of treves (bestand) kwame...’ verzuchten de brave Opperdoezers, dan zullen de gestorte gelden die dan nog over zijn, op rente gezet worden tot profijt van de arme zeevarende lieden van Opperdoes en de banne van dien...
‘des toijrkonde desen bij ons getekent binnen Opperdoes den 23 Februarij 1635’.

Zo van tijd tot tijd worden de reglementen met nieuwe artikelen aangevuld. Als er bijv. eens twee, drie of meer zeevarenden in gevangenschap raken, kan het voorkomen, dat de kas niet toereikend is. Daarom wordt besloten in zo'n geval de aanwezige penningen gelijkelijk moeten worden verdeeld, ‘en dan dat daar te kort komt zal elk voor zijn hoofd moete teren op eigen kosten’.

‘Anno 1670..is beraamt en goet gevonden op het Inleggen als Volgt:
die Uijt dese Lande Vaart op groenlant Spitsbergen
MosSchovien Yslant Sal Inleggen 16 stuyvers
Na St. Uives (=Setubal, Sint-Ubes) 14 stuyvers
Na Vrankerijk tot aen Cabo de Fiene Sterre toe
Na de oostSee door de Sond Yder Reijs 10 stuyvers
Als mede Voor bij bergen drontem Bloemendaal tot aan de Noort Caap en niet Verder Alsmede Yrlant
Verkeerde kanaal Sint JorisCanaal
engelant aan de Andere Sij van de hoofde 10 stuyvers
Na Londen duinkerken de oostkust Van Schotlant tot aan hitlant
bergen in Noorwegen om de oost tot aan de Sond toe en niet verder
8 stuyvers
Om de West Na Calis knariese en Vlaamse Ylanden Straat van Giebraltar oost en West Indien bij de maant Sal voor elke drie Maande 10 Stuijver Worde betaalt Soo hij in de eerste drie Maande het schip verliest Sal twaalf gulden Aan gelt Uijt de buijdel ontfange Sullen ook de Vrinde (=familie) Van de Varende Persoon elke drie Maande 10 Stuijvers moeten Inleggen die het Schip verliest buijten of binnen Slans Als de kiel weg is Na dat hij ingeleijt heeft ontfange twaalf gulden Voorts alsoo dagelijks door ervarentheijt bevonden Wort dat eeniege Van de Sevarende Persone In het beste Saijsoen Vant Jaar niet Inlegge
Wederom op den herfst en in de Winter Inlegge twelk een quade Inventie Verwekt onder de gedueriege In leggers Soo Ist dat bij ons is besloten en goet gevonde dat alle die gene die Niet Ingeleijt hebbe Voor elke Reijs die Versuijmt is dubbelt Moeten In Leggen Soo Sij Weder komen Inleggen getekent in Opperdoes 29 Janyary 1670’

We zullen niet alle veranderingen op de voet volgen. De wijzigingen gaan door tot 1804.

We nemen nu een kijkje in het kasboek:
Jammer genoeg gaat dit niet zover terug. In 1733 is Cornelis Pietersz. Koster met een nieuw boek begonnen en de ‘regelementen en ordenansjes’ zijn er in overgeschreven. Waar het vorige boek gebleven is, weet niemand meer. Onze vaderen waren goede financiers, ze waren ‘op de penning zestien’ en telden met het grootste gemak guldens, stuivers en penningen bij elkaar.
Elk jaar was er een andere administrateur, ‘buulhouwer’ heette die, ‘ponhalder’ zeggen de Friezen nog. Cornelis Pietersz. Koster overleed 23 Mei 1743, er volgde een ‘executie’ en Cornelis Arisz. Kistemaker werd buulhouwer. 11 Juni 1743 kocht hij een nieuwe ‘kyst met hangsele’ en gaf het volgende jaar de buul over aan Sijmen Masereeuw. De beurs boerde goed: in 1745, het jammerlijke veepestjaar, werd 250 gulden geleend aan Zijmen IJsbrandsz. Pijper voor 1 jaar tegen 3%. Het volgende jaar had Cornelis Arisz. Kistemaker een ontvangst van 726.17.0 en er staat: ‘dit aan de gerynge gegeven 54.0.0’, want het platteland leed vreselijk armoe door de veepest. Daardoor was ook het land goedkoop, (eenderde van het vee was dood!) en in 1748 kocht Jan Cornelisz. Hayns voor de beurs 500 roeden land voor 175 gulden, dat is 35 cent per roe! In 1753 werd nog eens land ‘in de breek’ (Brakepolder) gekocht voor 211 gulden. De zeevarende beurs werd dus, evenals de diaconieen, grondbezitter, want grond was nog altijd de veiligste belegging. Wat moesten ze met dat land? Het was waarschijnlijk niet van het beste, want er werd een ‘bos’ van gemaakt, mogelijk ook al omdat er geen vee genoeg over was. In 1751 kocht Jan Cornelis voor de beurs 400 elzen voor 41.8.0, 280 wilgen voor 5.15.0 en betaalde voor het planten 25 gulden. In 1752 werden nog 575 elzen bijgekocht en in 1757 werden nog 680 elzen en 80 wilgen gepoot, kosten 11.10.0 en voor ‘barnekels’ (brandnetels) maaien werd resp. 3.15.0 en 3.18.0 betaald. In 1758 nog eens 700 bomen voor 8.0.0 en het ‘sette’ kostte 2.0.0. In 1762 kwam het eerste resultaat: 168.11.0 van 't Elsbos. Zo vinden we telkens posten betreffende het bos ‘in de breek’. 5 Februari 1767 werd het bos verkocht ‘om af te hakke’, opbrengst 278.4.0, maar 5 April d.a.v. werden er weer 300 wilgen en 650 elzen nieuw gepoot. Tot 1777 toe vinden we posten van ‘hout uyt het bos’.

Nu was belegging overigens niet het hooddoel van de beurs. De opzet was ondersteuning van wie in nood verkeerde, door ouderdom of eerder door verlies van kostwinner of van het schip, een ‘verloren Reijse’. Maar de beurs hield geld over! De buulhouwers waren uiteraard zuinig en de uitkeringen waren niet hoog, dus als er niet te vaak verloren reizen waren, steeg het kassaldo! Daarom werden er ook effecten gekocht, ‘brieven’, meest van het Gemeene lands kantoor te Medemblik.
We vinden verschillende van die posten en een optelsommetje van 1763 leert ons dat de beurs 3392.16.0 aan ‘obligatien’ bezat, voor die tijd een belangrijk bedrag! De buulhouwers voerden eerst de administratie ‘om Godswil’, maar in 1775 werd bepaald ‘en ten Selven dage geresolveert dat de Admienastreder Van de beurs Sal Voor Sijn Moeijte geniete tagsigste pennig Voor Sijn ontfang en Voor Sijn Uijtgaaf de Veertigste Penning’. Zo hielden ze de uitgaven zo laag mogelijk, want waar af gaat en niet bij komt... de buulhouwer had dus zelf belang bij een zuinig beheer! Alles verliep dus zeer netjes en ordelijk tot 1796. Toen werden de Opperdoezers gewoon revolutionair!

‘1796 Den 4 Februarij de Rekeningh gedaan van de boosgeselle beurs van Opperdoes heeft Pieter Massereeuw Een voorstel gedaan wegens een brief geaddresseert aan d'Municipalitijt van Opperdoes om de amptenaaren die het Oranje Aristocratie Sijstema omhelse Om soo danige van haar ampt te ontslaan Op dit voorstel is bij omvraagh bij meerderheijt van stemme geresolveert om d Administrateur van d boosgesellebeurs voor zyn Administratuer van d boosgeseelbeurs bedankt en een ander in zyn plaats te stellen En op datum heeft Teunis Molenaar Als Lit van d boosgesellebeurs bedankt Pieter Maezereeuw Reijlof Berkhout Jacob Kee hen cleijn (geboekt door Reijlof Berkhout)

Teunis Molenaar was dus blijkbaar Oranjegezind! Hij werd 28 November 1798 weer lid en overleed in 1800.

Wie waren nu die ‘ouwe pikbroeken’ en waar voeren ze heen?

Dirk Berk

voer in 1743 en '44 naar de Oostzee en de laatste reis was naar ‘Sint Uives’ (Setubal, Sint Ubes). Waarschijnlijk heeft hij voor 1743 meerdere reizen gemaakt, maar dat is niet meer na te gaan.

Dirck Jacobsz. Kee

voer in 1743 en '44 naar de Oostzee en in hetzelfde jaar nog naar ‘de straat’ (dwz. de Middellandse zee) tot en met 1747.
In 1754, '57 en '58 krijgt hij uitkering van de beurs. 1 April 1757 betalen Dirk Jacobsz. Kee en Sijmen Masereeuw voor hun zoons per kwartaal een gulden. In 1763 is hij nog bij de beurs en in 1772 buulhouwer. In 1790 is hij overleden en in 1795 is zijn weduwe lid van de beurs.

Sijmen Dircksz. Masereeuw

is een van de belangrijkste zeevaarders van Opperdoes geweest.
Zijn naam wordt meermalen als: ‘Zijmen Dircksz. Kurperael’ geschreven. Hij voer meest naar het Noorden: de Oostzee, Noorwegen, Groenland en een enkele maal naar Frankrijk of Bilbao. In 1758 had hij een ‘verlooren Reijs’ naar Noorwegen en kreeg toen 60 gulden van de beurs. De notities van zijn inleg lopen van 1743 tot 1776. De laatste jaren van zijn leven voer hij vaak met zijn zonen Dirk en Cornelis samen uit. Hij is ook meermalen buulhouwer geweest. Na 1785 wordt hij niet meer genoemd...

Cornelis Louw

of ‘Kees van Almerdorp’ voer van 1743 tot 1750 naar de Oostzee en naar Noorwegen.
In 1748 maakt hij een verloren reis en kreeg toen 40 gulden uitgekeerd. Tot 1774 was hij nog bij de beurs. Hij zal omstreeks 1795 overleden zijn.

Teunis Jacobsz. Molenaar

had ook in 1743 een verloren reis naar Sint Ubes. Hij kreeg daarom 50 gulden van de beurs. In 1744 en '45 voer hij naar Noorwegen.
In 1796 werd hij ontslagen als administrateur van de beurs, omdat hij het ‘Oranje Aristocratie Sijstema omhelsd’ had...
Hij overleed in 1800.

Otto Philipsz.

voer tot 1750 naar het Noorden en daarna tot 1754 naar ‘de Straat’.
Was de laatste reis om de noord minder goed uitgevallen? Op 7 April 1750 legt hij 10 stuivers in voor een reis naar de Oostzee, ‘dog niet wetende of hij een doorgaande Reys zou doen Maar soo dat geviel soo soud hij dat Inlegge als hij weer thuis kwam’.
In 1763 was hij nog bij de beurs, maar in 1766 krijgt de weduwe uitkering... Zijn naam gaf nogal moeite bij het schrijven, allerlei variaties van ‘Otto fielpis’ tot ‘Otto fielippes’. Waar stond de wieg van deze vreemdeling?

Dirk Dirksz. Baas

voer in 1746 een keer naar Noorwegen en daarna vijf verreljaars naar de Straat. In 1749 ging hij naar ‘mischov’, dat wel moscovien (Rusland) zal betekenen. Hij heeft toen 4 stuiver tekort gegeven...

Claas Jansz. Broeck

trok in Maart 1752 naar Riga en daarna afwisselend naar Vrankerijk en naar de Oostzee. Tot 1774 was hij nog bij de beurs.

Jacob Dirksz. Kee

voer van 1753 tot '55 naar Sint Lukas. Tot 1774 was hij nog bij de beurs en van 1795 tot 1800 kreeg hij onderstand.

Pieter Joosten

of ‘grietjes piet’, maakte verscheidene reizen naar Groenland.
In 1763 was hij nog bij de beurs, maar in 1766 is zijn naam doorgehaald. Hij kreeg van 1759 tot '61 uitkering en Grietje daarna nog tot 1769.

Hendrik Dirksz. Klein

trok in 1761 naar Groenland, ‘met Pieter Wagenaar voerende t'huys d'aalbende’...
Daarna maakte hij veel reizen, meest naar Noorwegen. Van 1795 tot 1800 kreeg hij onderstand van de beurs.

Reylof Jansz. Berkhout

was, evenals Sijmen Masereeuw, een van de belangrijkste zeevaarders. Hij was op 26 Oktober 1727 gedoopt te Twisk en was in 1763 ‘geregtigt tot de beurs’. Hij voer meest naar de Oostzee, soms naar Vrankerijk en eens naar Cartagena, maar in 1771, dus toen hij 44 jaar was, maakte hij zijn verste reis: naar Archangel aan de Witte zee. Zijn laatste reis was in 1775 naar de Oostzee.
Hij bleef bij de beurs en is op 11 Maart 1811 te Twisk begraven... 84 jaar oud.

Dirk Sijmensz. Masereeuw

voer vanaf 1764 naar de Oostzee, maar in 1775 maakte hij de reis van zijn leven: naar Oost-Indien! Daar moest hij vijf kwartalen voor inleggen, 10 stuyvers elke drie maanden. Daarna had hij tweemaal een ‘Quade Reijs’ naar Noorwegen en de Oostzee. Hij kreeg daar resp. 50 en 80 gulden voor. In 1780 voer hij naar Sint Eustatius... ‘zoek de zon op’ zal hij gedacht hebben, na die mislukte Noorse reizen.

Cornelis Sijmensz. Masereeuw

broeder van de voorgaande, voer in 1770 naar de Oostzee.
Daarna maakte hij langere reizen en legde in per kwartaal, tot 1773.
23 Maart 1779 staat er: ‘Kees Masereeuw na Suernamen 9 maanden 1.10.0’.

Jan Heddesz. Smak

legde ook in per drie maanden vanaf 9 Maart 1774, maar er staat niet bij waarheen. In 1778 trok hij naar Oost-Indie en betaalde per halfjaar een gulden.

Jan Dekker

voer van 1776 tot 1777 naar Suriname en betaalde 10 stuivers per kwartaal.

Herke Gerritsz.

of ‘Herk Geersen’ voer in 1777 naar straat Davits, bewesten Groenland, maar 17 May 1780 staat er: ‘voor herk en Jan Smak, niet wetende waar naar toe 1.0.0’. Zulke vrijbuiters. Dit waren ze dan, de lieverdjes van vroeger!

Het kasboek stopt in 1780, het resolutieboek gaat door tot 1804. Daaruit blijkt, dat er al vroeg gevreesd werd, dat het met de Opperdoezer zeevaart wel eens kon aflopen... Reeds op 11 Maart 1738 werd door notaris Pieter van der Wolff te Medemblik een acte opgemaakt, waarin bepaald werd, wat er zou moeten gebeuren als het getal Opperdoezer zeevaarders zou dalen tot drie, of twee, of tot een? In de practijk viel dit nog wel even mee, maar op 9 December 1800 wordt de administratie van de bootsgezellenbeurs in handen gesteld van de predikant en de ouderlingen van de (toen nog gereformeerde) kerk. In ‘Napoleons tijd’ nam de zeevaart af, de beurs hoefde weinig uit te keren en hield geld over...

Anno 1804 den 2 Febr. hebben de gezamentlijke Leeden van de Bootsgezellenbeurs te opperdoes goedgevonden om aan de oude Zeelieden tot dien Beurs behorende een onderstand te geeven van 150 guld. midsgaders aan de noodlijdende Zeelieden te Catwijk op Zee en Vlaardingen de somma Een honderd guld. voor elk derselver de helft bedragende jeder 50 gld. Reijlof Berkhout Jacob Kee Hendrik Kleijn Pieter Kleijn

Dit zijn in het kort de lotgevallen van de bootsgezellenbeurs. Er staat in het kasboek natuurlijk veel meer dan we hier hebben weergegeven, veel details hebben we weg moeten laten. Het is echt ‘voer voor sociologen’! Maar onze oprechte bewondering gaat uit naar die dappere Opperdoezers, die vanuit hun kleine dorpje over de wereldzeeen zwierven, zonder radio of radar, alleen met een paskaart en een kompas en een apparaat om ‘sterren te schieten’... Op de brug te Medemblik rusten we even. Naast Radboud is het zeegat. Hier voeren ze uit:

Sijmen Kurperael naar de Oostzee...
Hendrik Kleijn naar Noorwegen...
Grietjes Piet naar Groenland...
Reijlof Berkhout naar Archangel...
Otto Filipsz. naar Sint Uyves...
Jan Dekker naar Suernamen...
Dirk Masereeuw naar Sint Eustatius...
Jan Smak en Herk Geersen ‘niet wetende waar naar toe...’

 

Resolutieboek van 1635 v.v.

Ordenansjes en Regelemente

1.
Op den 23ste janneuarij 1635 hebbe de varende Lieden Met elkander Gemaakt dese Navolgende Regelemente en ordenansjes.
Al soo te met door de Pieraten en See rovers van duijnkerken en beschajen de Sevarende Luijden Worden beschadigt en gevankelijk Worde gestelt Soo ist dat Wij ondergeschreven Schippers Stierlieden en Boosgeselle Van opperdoes Met Malkander gekontrakteerd hebbe ten Soulagement Van degene die Sulks Wedervare Mogte onderforme en Maniere bier Naar Volgens tenfiene de Schade en onkoste ondert Gemeen en Niet int Partikulier gesupporteert en gedragen Soude werden Namelijk

2.
Soo Wie een Reijse Voor Neemt ofte uijtvaart Sal kontriebueren Soo Wel Schippers Stuurman ofte bootsgesel Yder Reijs een gulden tot twintig Stuijvers het Stuk en Soo Wie ten oorlog ofte ten haring Vaart Voor Yder Soomer ofte teelt drie gulden Van Rijse Als boven.
Ende Soo Wie een Reijs begint Sal de heele Somer Vast moete Staan Soo Ymant quam te Varen doorgaans dat Salgenomen Worde op twee Reijse en daar Voor betalé twee Gulden en Soo een Schipper buijten Slans Sijnde een Reijs aan nam Sal deselve gelijk ook Stueerman en Bootsgeselle binnen agt aage Na Sijn Arrevement dese taks Moete en gehouden Sijn te betalen Soo Ymant van de duijnkerkers ofbeschaij: dat god verhoede genomen Worde Sal de Sulke taks en Consignatie geniete daags tien Stuijvers Voor Sijn Cost Gelt Geduerende Sijn Gevangenisse

3.
Dog Soo Ymant gevangen Sijnde quam uijt te Breken Salgeen Costgelt Geniete Maar Voor Sijn quaat Avontueer dat bij Van de Reijs ontsteken is telle een vereering van twaalf gulden Ymant Genomen Sijnde en in Vlaanderen opgebragt en ontloopen sijnde Sal vereert een Som Van twaalf gulden In gevalle dat het gebeurde twelk god verhoede wil quam Sijn gelt ingeleijt hebbende Uijtvarende te verongelukken ende het Schip quam te Verliesen Soo Dat bij Van een Verlooren Reijs tuijs quam die Mag op Sijn Voorgegeven gelt Weder uijtvare en de Sulke en Sal niet gehouden Sijn Weder te moeten inleggen de Naast Voorgaande Reijs ende ofte Ymant genomen Wierdé Van de duijnkerkers ofbeschaijer en Vrij quam sonder dat hij aan Lant ofte in gevangenisse Worde Sal Sijne eijgen koste en Laste Moeten dragen

4.
Soo Ymant Na de Straat Voer ofte Naar Westindien en Mede Contrebuerde Sal ook geniete tgunt Als andere die oostwaarts ofte Na Vrankerijk Vaart Soo Veel van de duijnkerkers en beschai;jers aangaat en verder niet Zoo Ymant onwillig is dit tegenwoordiegejaar 1635 dit Contrakt in te gaan die Sal ten Naasten Jare dan inkomende dubbeltgelt Moeten betalen in Regarde Van datAnde eens gekontribuiert hebben Wie van buijten In komt Sal den effekt Contrakt Me mogen genieten mits Contribuieren als Voren en Soo het mogte gebuere dat desen Lande Met den Coning Van Spanjen in Vrede ofte treves (=bestand) quame Sullen de gekonfleneerde Penningen die dan Overgebleven Sijn op Rente gestelt Worde tot Profijt van de Arme Sévarendé Luijden van Opperdoes Met ook die in onse ban Wonen op t oost entde vant twisk en Wel mogen Worde

5.
gekollekteert en bewaart Sullen bij drie Van de gequaliefieseerde Seevarende Luijden Worden gemaniert de gekollekteerde penningen Alle Welke Artiekelen Wij onderSchreven bekenne te onderhouden agter Volgens Soo Na Regten bekomen Sal Mits ook dat Soo Ymant genomen Sijnde en hem Selven Vrij quam te dienen Sal Uijt dese geconsigneerd Niet trekke Nog geniete dewijl die Sijn Cost verdient Somtijts Nog huer ofte een vereering krijgt des toijrkonde desen bij ons getekent binnen Opperdoes den 23stefebruarij 1635 Soo hetgebuerde dat twee drie ofte Meer Persone in gevangenis Raakte en dan niet Soo Veel Penningen bijt
Cantoor in Ware Als dese gevangene off er gene te vangen Ware Als dese gevangene Wel van Noden Ware tot haar Costgelt

6.
Soo Sullen dese gevangene Van dese Resteerende Penningen genieten Soo Veel Als daar elk Sijn Porsie den een Nevens den anderen en dan dat daar te kort Comt Sal elk Voor Sijn hooft moete tere op eijgen Coste Soo Wie Sijn Volle huer onijangt Salgehouden Wese Weder te betalen Soo hebben de opSienders buers op den 4 Februarij 1654 Met de Seevarende Maas vergadertgeweest tot Opperdoes en hebben verstaan Met malkanderen dat door het groot verlies Vant engels oorlog de Rente Van de Buers die Schade Niet Conde dragen om Yderman die Van een verLoren Reijs quam 12 gulden te tellen Volgens het oude grbruijk en Al Soo de Buers Niet en mag Vermindert Worde hebben daarom Verstaan dat Men Sal Inleggen Als Na ouder gewoonte

7.
Die Na Noorwegen ooster uijt ofte Na Vrankerijk Vaart  --.10.--
Mos Schovien groenlant ten Oorlog ofte een teelt ten haring ofte Westindien Spanjen elk een gulden 1.--.--
Soo het gebuerde dat het oorlog Continueerde dat god verhoede ende de engelse hielde ons Volk gevangen Soo dat Sij Costgelt mosten geve Sullen de Selve kunnen trekke 10 Stuijvers daags Strekkende als rente Soo Ymant bet Schip quam te Verliesen en hadde op die Reijs Ingeleijt Volgens de Artiekelen Salgenieten 12 gulden Voor Sijn verlooren Reijs Soo der eenige Ware die Niet Inleijde en Voeren Uiit en het ongeluk trefte haar dat Sij het Schip verlore Al hadde Sij op andere Reijse ingeleijt Sulle niet trekke

8.
Soo het Vrede Wort tussen ons Lant en engelant Sal men het Inleggen Vermindere Na dat de Ségende hant van God daar in werkt ofte verstijvd ende gestelt Werde
tot gemenebest alhier Oft gebuerde datter eeniege van de maats het Schip verlore en haar goet berQde en vinge de huer Sou Voor geen verlooren Reijs kunne gerekent Werde
Anno 1670 AlSoo de toesienders van de bootsgeselle Buers met eeniege Seevarende Persoone alhier Sijn vergadert geweest Soo Ist dat bij haar dese Navolgende order is beraamt en goet gevonden op bet Inleggen als Volgt: die Uijt dese Lande Vaart op groenlant Spitbergen MosSchovien Yslant Sal Inleggen --.16.--
Na St. Uives (-Setubal, Sint-Ubes)  --.14.--

9.
Na Vrankerijk tot aen Cabo de Fiene Sterre toe Na de oostSee door de Sond Yder Reijs --.10.--
Is mede Voor bij bergen drontem Bloemendaal tot Aan de Noort- Caap en niet VerderAlsmede Yrlant Verkeerde kanaal Sintjoris- Canaal engelant aan de Andere Sij van de hoofde --.10.--
Na Londen duinkerken de oostkust Van Schotlant tot aan hitlant bergen in Noorwegen om de oost tot aan de Sond toe en niet verder --.-8.--
Om de West Na Calis knariese en Vlaamse Ylanden Straat van Giebraltar oost en West Indien bij de maant Sal voor elke drie Maande 10 Stuijver Worde betaalt Soo bij in de eerste drie Maande het Schip verliest

10.
Sal twaalf gulden Aan gelt Uijt de buijdel ontfange Sullen ook de Vrinde Van de Varende Persoon elke drie Maande 10 Stuijvers moeten Inleggen die het Schip verliest buijten of binnen Slans Als de kiel weg is Na dat hij ingeleijt heeft ontfange twaalf gulden Voorts alsoo dagelijks door ervarentheijt bevonden Wort dat eeniege Van de Sevarende Persone In het beste Saijsoen Vantjaar niet Inlegge Wederom op den herfst en in de Winter Inlegge twelk een quade Inventie Verwekt onder de gedueriege In leggers Soo Ist dat bij ons is besloten en goetgevonde dat alle die gene die Niet Ingeleijt hebbe Voor elke Reijs die Versuijmt is dubbelt Moeten In Leggen Soo Sij Weder komen Inleggen

11.
Sullen ook diegene die Van buijten In komen Inwoonders en haar Ouders ofte Voor Ouders Niet In geleijt hebbe Sullen Voor de eerste Reijs Moeten In Leggen Als aankomer een Riksdaalder Ook die gene die In tijde Van Vrede Niet In Legge en begere In tijde Van oorlog twelk god verhoede Weder In te leggen twelk Strijt tegen Reden Soo Ist dat Sodanig quaat gebruijk als dan bij vier of ses Van de overluijden Van de buers Sal worden beslist getekent in Opperdoes 29 Janyary 1670

1676 Is geresolveert Om te geven vijftien gulden In Plaas van twaalf gulden
1682 den 16de Maart geresolveert om 20 gulden te geven In Plaas van 15 gulden

12.
1687 Is uijt gedeelt Aan den armen een Som van 30 gulden en Wegens Ongeluk Vant blijven Van Pieter Maarsz.  Met Sijn Schip is bij ses man op de Rekening goet gevonden dat men Sal aan 3 a 4 Van de Ouste Vrage Wat Men Sal aan de Vrinde geve
1701 den 22 Februarij Is Vast gestelt dat geen Buijten Poorter In de buers Sal Mogen In Legge Nog In kope en de Uijt Gaaf gestelt op 25 gulden
1704 den 18de Februarij Is geresolveert om te geven 20 gulden
1707 den 25ste Februarij Weder verhoogt op 25 gulden
1710 op den 14de maart Weder verhoogt op 27gulden
1716 den 17de Februarij Weder verhoogt op 30 gulden

13.
1717 den 17de Februarij is geresolveert dat diegene die Ingeleijt heeft en genomen Wort van enig Vijant en de Schipper koopt het Schip Weer Soo Sal den In Legger Voor Sijn Reijs geniete die bij de Reijs Vaart het halve gelt dat daar toe Staat en die Salgenzete twee derde Vant gene dat Voor een verloren Reijs Wort gegeven
1718 den 23ste Februarij is geresolveert om te geven 34 gulden
1721 den 26ste Februarij is geresolveert dat den Leg op de Straat davits Sal egaal Sijn Met groenlant
1722 den 21 Februarij Is geresolveert dat die gene die hem In de buers Wil kope Moet betale Vijf gulden
1725 den 15 Februarij ls geresolveert om te geven 36 gulden
1728 den 3 Februarij ls geresolveert om te geven 40 gulden
1729 den 28ste Februarij Is geresolveert om te geven 50 gulden

14.Copia
Op den elfde maart 1738 Compareerde Voor mij Pieter van der Woffl openbaar Notaris bij den hove Van Hollant geadmieteert binnen Medemblik Resiederende Cornelis Aarsz. Cornelis Coster baerent de Leeuwjan Cornelisz.Sijmon MaeseReeuw en Pieter Westerman Alle Wonende tot Opperdoes Out Seevarende Lieden Als Admieniestreerende en geregtigdens tot de bootsgesellebuers tot opperdoes Voornoemt te kennen gevende dat van tijt tot tijt de Sevarende Lieden Soodanig kome te vermindere en afte Sterven dat Sij met Reden bedugt Sijn dat het Getal Van deselve geheel te Niet Sal Lopen en uijt Sterve dat in Sulken geval gemelde buers

15.
Somtijts in handen Souw kunne Vallen Van minschen Die er Int geheel Niet toe geregtig Sijn en onder Wien gemelde buers Niet Wel te vertrouwen Soude Wesen Contrarij het Oogmerk Waarom de Selve Is Ingelegt en gecolLekteert dier halven verklare Sij om gemelde Buers Soo Veel in haar is te Conserveren Voor degene die er Rees toe geregtigt of nog geregtigt Mogte Worden Met den Anderen beraamt en Vastgestelt Met eenparig goet- Vinden dese Navolgende Schikkingen ordres en Regelemente dat in geval de Seevarende Lieden tot Opperdoes die tot de buers geregtigt Sijn Mogte kome te vermindere en Uijt te Sterven tot op drie Persone die drie Persone Sullen houden en hebben de Admiestratie en disposietie over

16.
gemelde Buers gelijk hun Voorsaten Altijt hebben gehadt Mits Jaarlijks Aan en onder haar drien doende behoorlijke Rekening en Verantwoording Als van den Beginne Aan geschiet is dat Ingeval de Seevarende Lieden tot Opperdoes die tot die buers geregtigt Sijn komt te verminderen en Uijt te Sterven op twee Persone Als dan ook Wel Sullen hebben en Behouden de Admieniestratie en disposietie Over gemelde buers Mits Jaarlijks Sullen Moeten doen behoorlijke Rekening en Verantwoording aan de kerken Raat Van opperdoes verSoekende en qualiesieserende Sij Comparanten den kerken Raat Van opperdoes die Rekening te aanhoren en soot deugdelijk is te Stuijten

17.
Soot getal Van de Seevarende Lieden tot opperdoes die tot die buers geregtigt Sijn Mogte komen te verminderen tot op een Persoon of ingeval de Sevarende Lieden die tot die buers geregtigt Sijn geheel mogte komen Uijt te Sterven dan Sal in die twee gevalle de Gemelde bueers Moeten Worden gestelt In handen Van de kerken Raat van Opperdoes om Bij haar bewaart te Worden ten behoeve van diegene die daar toe geregtigt Sijn ofte geregtigt Mogte Worden versoekende en qualievieserende Sij Comparante den kerkeraat bij desen en Wel Int besonder Mede om in die gevalle de goederen Bij de bueers Sijnde

18.
te Admientestreeren en te Regeren Mits jaarlijks doende Rekening Sullende op die Rekening in geval Als dan nog een Persoon die tot die Bueers geregtigt In Leven Sijnde die Persoon Moete en Moge Sijn en Sal de kerken Raat Van Rente Soo Veel Uijtkere Aan die Gene die daar toe geregtigt Sijn Als In Redelijkheijt bevinden te behoren dog Alles Sonder Vermindering vant Capitaal en Sonder ienig UijtReijking te doen Aan Menschen die daar toe Niet Geregtigt Sijn en Mits in Alles Regulerende en Gedragend Na ouder gewoontens en Resolueijes en dereksie Van gemelde buers Soo Nopens den Ontfang en Uijtgaafgenomen dog In Geval 't getal Van de Seevarende Na dat het op een ofte geheel

19.
Uijtgestorven is Wederom Quam aan te groeijen tot twe drie ofte meer Persone Soo Sullen de kerken Raat de bueers Wederom ter hant Moete Stellen in handen Van die Persone Om geregeert en geadmieniestreert te Worden Als Van Outs Mits doende behoorlijke Rekening alshier Voor gesegt is Aldus met een Parig goetvinden besloten en beraamt Met Wil dat dese orders onverbrekelijk Sullen gehouden Worde Soo bij haar Als hare Suksessieven ter bevestiging dese getekent ten dage en Jure Als boven Cornelis Aarsz. Coprnelis Coster barentjansz. Jan Cornelisz.
Sijmon Maesereew Pieter Westerman Lager Stont Mij Present Pieter Van der Wolff Akordeert Met des Selfs Prinsepaal berustende onder Mij Notaris Pieter Van der Wolff

20.
1745 den 18de Maart Is geresolveert Om te geven Voor een verLoren Reijs 40 gulden
1752 den 25 Jannewarij Weer verhoogt op 50 gulden
1756 den 25 Februarij Weer verhoogt op 60 gulden
1763 den 19 desember is geresolveert dat het Lant in de breek Nu jaarlijks bij en onder de opsienders Van de buers bij opbot Sal Worden verhuert
1765 den 19 desember Is geresolveert dat hem in de buers Wil koope Sal Moete betalen 10 gulden en Aan die een verLoren doet 70 gulden
1766 den 25 desember hebbe dese onderstaande Persone geresolveert dat die gene die buijten het Wone Ook Uijt de buers konne trekke Mits daar toe geregtigt Sijn Sijmon Maesereeuw teunis Molenaar Reijlof berkbout Pieter Maesereeuw

21.
1774 den 17 Februarij de Uijtgaaf voor een Verloren Reijs op sestig gulden ten Selven dage geresolveert dat de Admienastreder Van de buers Sal Voor Sijn Moeijte geniete de tagsigste pennig Voor Sijn ontfang en Voor Sijn Uijtgaaf de Veertigste Penning het Lant In den breek Is verhuert Aan Pieter Maesereeuw Voor den Jare 1775: 1776: 1777: en 1778 en de huer Moet gerekent Worde Na het Lant Van Aaijen Roker benoorden den breek
1776 op den 2 Februarij Is geresolveert om te geven Voor een Verloren Reijs een Som Van 70 gulden
1777 den 4 Februarij Voor een verLoren Reijs de Som van 80gulden
1779 den 2 Februarij Is het Lant In den breek Weer verhuurt Aan Pieter Maesereeuw Voor 5 agter een Volgende jare Namelijk 1779: 1780: 1781 : 1782: en 1783 en dat Voor de Som Van hondert gulden Ider jaar en hij moet Yder jaar daar Soo Veel prame Mis opbrenge Als hij daar Prame hoij afhaalt

22.
1781 den 23 September Sijn dese onderstaande Persone AI Ze Partesipante Van de boots geselle Buurs Vergadert geweest over een een Seker out artiekel Van de buers Namelijk dat een die gevangen Raakte Sou geniete Uijt de bueers een Som van tien Stuijvers daags geduerende Sijn gevangenis en dewijl Wij onderschreven dit Artiekel Weg Neme en PIaas Van tien Stuijvers kost gelt geve een Som Van 80 gulden gelijk die Van een verLoren Reijs doet dit Sal koershoude Soo Lang de geLegenheijt het toe Laat

Sijmen Maesereeuw
Dirkjacobsz. kee
Teunis molenaar
Corne-lis Lou
ReijlofBerkhout
Jacob Dirkz Kee
Pieter Maesereeuw

23.
Den 2 February 1785 Is er Geresolveert Om uijt te Deelen voor Die Geene Die Een verlooren Reys Doet De Zom van Negentig Guld: Jn Prezentie van Deese onder Geschreevene Leeden Dirk kee Tuenis MoeLenaer Corn: Lou henderik klijn Jacob Kee Pieter Maesereeuw (handschrift van P. Masereeuw, mede onderteekend door Reijlof Berkbout)

24.
Den 2 Februarij 1785 Is het Land In Den Breek Weer Verhuert aan Pieter Maesereeuw voor vijf jaar..... enz. (al voren) handschrift Reijlof Berkhout.

25.
Den 2 Februarij 1789 ......... (als voren) handschrift Reijlof Berkbout.

26.
1790 den 2 February zyn tot mede direkteure Benevens dirk Kee by meerderheid van Stemme aangestelt Pieter Masereeuw En Teunis molenaar over de bootsgesellebuers.
1793 den 2 February zyn tot mede dierekteure Benevens Teunis molenaer by meerderkeyt van stemme aangestelt Pieter masereeuw en Cornelis Louw over de bootsgeselle Beurs tot opperdoes. (handschrift Teunis Molenaar)

27.
In het Jaar 1793 Den 2 February is met meerderheyt van stemme geresolveert Als dat ider Lit van de Beurs zal mooge meede nemen zyn vrouw of zuster op 't doen van d Rekeningh (w.g.)

Teunis molenaar
Reijlof Berkhout
hendrik Cleijn
Jacob Dirkz Kee
Pieter Mazereeuw

28.
Den 3 Februarij 1794 Is het Lant in de Breek weder verhuurt Aan Pieter Massereeuw voor tien Agtereen volgende jaaren Namentlijk 1794 - 95 - 96 - 97 - 98 - 99 - en 1800 - 1801 - 1802 - 1803 - inkluys En dat voor een somma van Een hondert en Vijftien guldens Ider jaar en de Huurder moet daar op brengen Een hondert Praame modder of schotwal en dan zeventigh praam goede Koe mis en dan magh de Huurder het voornoemde Lant twee Jaar Bouwe na zijn welgevalle (geboekt door Reijlof Berkhout)

29.
1795 Is bij meerderheyt van stemme Geresolveert Om een Somme uijt te deelen een Somma van tnegentigh guldens Aan de Onderstaande Persoonne namentlijk Aan

Segge ƒ 90.=:=: Grietje f 35 =:=
Aefje
Jacob Kee
Hendrik Klyn
f 35 =:=
ƒ 10 =:=
ƒ 10  =:=
Het welk wij Ondergetekende verklaare Aan de bovenstaande perzoene is afgegeven
Reijlof Berkhout
hendrik Cleijn
Jacob Kee
Mr. Pieter Mazereeuw
(geboekt door R. Berkhout)

30.
Int Jaar 1795 Is bij meerderheyt van stemme geresolveert om aan de lede die thans aan de Beurs geregten Zijn Namentlijk Teunis Molenaar Cornelis Louw  Reijlof Berkbout Hendrik Klyn Jacob Kee en Pieter Massereeuw en de Wedw van Dirk Kee --welke aan deze bovenstaande perzoone zoo zij koome te sterven uijt de bootsgeselie beurs uyt te deelen tot de begravenis een Somma van vyfenzeventigh guldens Het welk wij thans zijnde Lede met ons Eygen Hant Ondertekene Teunis molenaar Cornelis Lou Reijlof Berkhout hendrik Cleijn Jacob Kee Mr. Pieter Mazereeuw (geboekt door Reijlof Berkbout)

31.
In t Jaar 1795 Vergaderingh gehouden Den 27 Novemb wegens d Forzeerde gelt Negotatie gearresteert dn 17julij 1795 Door de provizionele Reprezentante van Hollant en is door de Alle de Leden goet gevonden om te betaalen volgens de aanschrijven van bovengemelde Rezolutie en is volgens overslagh getaxseert Aan Obligatie Cappitaal Een Somma Van Vier Duijzent guldens en Aan Lant Een Duijzent guldens Dus blijkt an d bovenstaande som dat wij moette Contribueere an de Taxzeerde gelt heffingh d Somma van Drie Hondert guldens te Betaalen in d Laaste Termijn
Actum Opperdoes dn 27 Nov. 1795
An t Huys van Floris Baan
Teunis Molenaar
Reijlof Berkhout
henderk cleijn
(geboekt door Reijlof Berkbout) Jacob Kee
Pieter Mazereeuw
32.
1796 Is by meerderheyt van stemme Geresolveert Om een Som uijt te deelen een som van Een honder guldens Aan de Ondergetekende Perzoone namentlijk Aan
Grietje Pieters
Aefje Voermans
Jacob Kee
Hendrik Klijn
f 40 =:=
ƒ 40 =:=
ƒ 10 =:=
ƒ 10 =:=
Het welk wij Ondergetekende Verklaare Aan bovenstaande is afgegeven
Reijlof Berkhout
Pieter Mazereeuw
(geboekt door Reijlof Berkhout) hendrik cleyn
Jacob Kee

33.
1796 Den 4 Februarij de Rekeningh gedaan van de boosgeselle beurs van Opperdoes heeft Pieter Massereeuw Een voorstel gedaan wegens een brief geaddresseert aan d Municipalitijt van Opperdoes om de amptenaare En die het Oranje Aristocratie Sijstema omhelse Om soo danige van haar ampt te ontslaan Op dit voorstel is bij omvraagh by meerderheyt van stemme geresolveert om d Administrateur van d boosgeseliebeurs voor zyn Administratuer van d boosgesellebeurs bedankt en een ander in zyn plaats te stellen En op datum heeft Teunis Molenaar Als Lit van d boosgesellebeurs bedankt Pieter Maezereeuw Reijlof Berkhout Jacob Kee hen cleijn (geboekt door Reijlof Berkhout)

34.
1797 Den 2 Februarij Is by meerderheyt van stemmen geresolveert om een som uijt te deelen een som van Een hondert guldens Aan de Ondergetekende Perzoone namentlijk Aan
Grietje Pieters
Aefje Voermans
Jacob Kee
Hendrik Klijn
maakt een Zom
f 40 =:=
ƒ 40 =:=
ƒ 10 =:=
f 10 =:=
ƒ 100 =:=
Het welk wij Ondergetekende verklaare Aan bovenstaande Is Afgegeven
Reijlof Berkhout
Pieter Mazereeuw
(geboekt door Reijlof Berkhout) hendrik cleyn
Jacob Kee

35.
In t Jaar 1798 Den 28 Novemb hebbe de Opzienders van de Boosgeselle Beurs van Opperdoes by elkander vergadert geweest Wegens het Ongelukkigh geval van Sijmon Massereeuw, die op den eersten dagh als zij uijtgeloopen waare om na Groenlant te vaaren, van de Engelze is genomen en aldaar ses maande in de gevangenhijs is gehouden en nu van allesontbloot te Huijs gekoomen en van ons eenige onderstant verzoekt Of het niet goet zoude zijn om hem in dit geval eenige onderstant te geven Soo hebbe wij ondergetekende goetgevonden om aan de bovenstaande perzoon Sijmon Massereeuw Een Lieberale gift te geven de somma van vijf en veertigh guldens Segge ƒ 45 =:=
Actum Opperdoes Den 28 Nov 1798
Teunis Molenaar
Jacob Kee
Reijlof Berkhout
Pieter Mazereeuw
(geboekt door Reijlof Berkhout)

36.
Zaadlant op de melksloot verhuert aan Jan Liefhebber voor 6 jaar.

37.
Heffing van 4 en 8% verplicht? Goetgevonden van niet verpligt te zijn.

38.
2 Febr. 1799 Vijftig gulden uitgedeeld alsvoren. Grietje Pieters niet.

39.
3 Febr. 1800 Zestig gulden uitgedeeld alsvoren. Grietje Pieters niet.

40.
1800 op Heden den 9 Decemb: door de kerkenraad van Opperdoes opgeroepen en Verscheenen Rapporteerde Dezelve dat zy de Bootsgeselle Beurs van Opperdoes met alle gelden en stukken daar toe betrekkelijk van de Wed. Wylen Teunis Molenaar ingevolge Testamentaire dispositie van Leden der Gemelde Beurse de dato den 11 Maart 1738 tot administratie hadde overgenomen en tot Administrateur aangesteld den tegenw Predikant van Opperdoes tot mede Directeuren de twee fungeerende Ouderlingen by welken eerste de twede sleutel van een kist berusten zal om met hun drie gesamenlijk ter hunner verandwording de zaeken der Beurse gemeld alzo te beschikken als zy vermeenen zullen te behoren alles op den ouden voet doende jaerlijks voor de nog leevende Leden Reekening Aldus door ons goedgekeurd en met Naamteekening bevestigd Opp Den 9 Xbrs 1800 Nog is ten zelve dage in omvraag gebragt, hoe te

41.
handelen met de gestelde begrafenisse gelden, zo als die in den jaere 1795 volgens Resolutie bepaald waeren: eenpaerig goedgevonden, de Erven van Wijlen Pr. Masereeuw en Teunis Molenaar stellig af te vragen, of het waarlijk derzelver begeerte was, de onkosten der begrafenisse uyt een armen Beurse te halen, en zoo zulks begeerden, dan over te geven latende de verdere schikkingen in deze zaeke aan de Billikheid der kerkenraad voor het vervolg overig In kennis van onsonderg: hendrik Cleijn Jacob Kee Reijlof Berkhout Pieter Visser Gerrit Kee Jacob Wijdenes Jan Jacobszen Liefhebber (handschrift gelijkt het meest op dat van Gerrit Kee)

42.
anno 1804 Den 2 Febr. hebben de gezamentlijke Leeden van de Bootsgesellen Beurs te opperdoes goedgevonden om aan de oude Zeelieden tot dien Beurs behorende een onderstand te geeven van 150 guld. midsgaders aan de noodlijdende Zeelieden te Catwijk op Zee en Vlaardingen de somma Een honderd guld. voor elk derzelver de helft bedragende jeder 50 gld.

Reijlof Berkhout
Jacob Kee
Hendrik Kleijn }
Pieter Kleijn } zelfde handtekening

43 en 44 aantekeningen over landverhuring. (1804)

F I N I S

 


© 2001-2024 | Sitemap | Contact

Facebook: Ansichtkaarten van Andijk