» Historie » Groei en Bloei van de geschiedenis van Andijk » Pagina 121-136
Andijk is geen vissersdorp. Tot het midden van de 19e eeuw was hier alles
gras, daarna land- en tuinbouw. Andijk had dan ook geen beschutte haven.
Net als alle dorpen en steden van Westfriesland was naast werk in de landbouw en als
ambachtsman, zeevaart en visserij een belangrijke middel van bestaan.
Dat was zwaar werk, dat verricht werd onder erbarmelijke omstandigheden.
Visserij dicht bij huis, voornamelijk op haring en ansjovis op de Zuiderzee of op de
Noordzee. Verder weg ging men op walvisvaart. Dat waren reizen van maanden tot een jaar,
naar Groenland, IJsland en de Barentszee, met het risico door het ijs te worden verrast
met als gevolg een overwintering.
De koopvaart ging voornamelijk naar de Oostzee, Middellandsezee, Africa, Noord en Zuid
Amerika, West en Oost Indie, China en Japan. Afhankelijk van de bestemming, waren dat
reizen van 6 weken tot 3 jaar en langer. Deze reizen waren niet van gevaar ontbloot. Denk
aan de Duinkerker kapers en de zeerovers van Noord-Afrika, Barbarije. In tijd van oorlog
was kaapvaart op schepen van de tegenstander een geaccepteerd fenomeen waarbij door de
overheid kaperbrieven werden uitgegeven.
Een ander gevaar op de verre reizen vormde de voedselvoorziening. Op de lange reizen at
men gezoute vlees en vis, bonen en scheepsbeschuit. Een zeer eentonig menu, met een enorm
gebrek aan vitaminen door het ontbreken van verse groente en fruit. De voornaamste
doodsoorzaak was dan ook de gevreesde scheurbuik.
Met een bemanning van twee honderd man op een schip van een paar honderd ton, waarbij
laadruimte het economisch oogmerk vormde, liet voor de bemanning niet veel
bewegingsruimte. Men sliep in hangmatten, de een boven de ander in rijen naast elkaar, 2
m. bij 60 cm. Een ideale situatie om bij het uitbreken van besmettelijke ziekten zeer veel
slachtoffers te maken. Het is dan ook voorgekomen, dat slechts enkelen het vaderland
levend terugzagen. Men leze b.v. ‘het ongeluckig of droevigh verhael’ van 't V.O.C. schip
‘De Gouden Buys’, waarbij slechts één man levend in de haven van vertrek, Enkhuizen
terugkeerde.
Gelukkig heeft Andijk niet veel zeevarenden gekend.
‘Al die willen te kaperen varen, moeten mannen met baarden zijn...’
Opperdoezer ouwe pikbroeken? Waren die er wel? Opperdoes is toch dat aardige,
landelijke dorpje bij Medemblik, waar ze aardappelen en groenten verbouwen? Echt een
‘binnendorp’. Wat heeft dat met zeevaart te maken? Weet U wel, dat er in vorige eeuwen
veel mannen uit die ‘binnendorpen’ over de wereldzeeen zwierven? Veel Westfriese boeren
hadden deel in een schip, soms maar een 16e of een 32e deel, maar ze waren dan toch een
soort ‘reders’. Veel boerenzonen, die thuis geen werk konden vinden, (een veeboer kan met
een knecht veel bunders land ‘bewerken’) voeren ter zee, ‘ter harinck ofte ter oorloghe om
huyre’, zoals dat reeds in 1594 heet, d.w.z. ze visten op deel of dienden op de
oorlogsvloot. Een zwaar en gevaarlijk beroep! Niet alleen hadden ze zwaar tempeest van
stormen en ijsgang te verduren, maar vooral werden ze bedreigd door de kaapvaart, de
zeeroof. Voor hen, die bij voorkeur de nabije zee bevoeren, waren het vooral de beruchte
Duinkerkers en Biscayers die ze vreesden... Hoevelen van onze Westfriese zeevaarders
zullen het leven hebben verloren door het z.g. ‘voetenspoelen’, dat de Duinkerker
zeerovers toepasten? En hoeveel anderen zuchtten jarenlang in het gevang van Duinkerken,
tot eindelijk de losprijs voor hen betaald was, de eerste penning met de laatsten.
Om althans tegen het geldelijk verlies enigszins gedekt te zijn, werden omstreeks 1630 in
veel Westfriese dorpen z.g. ‘Zeevarende Beurzen’ opgericht, een soort onderlinge
assurantie, die bij een verloren reis een (ontoereikende) schadeloosstelling uitbetaalde.
In 1635 werd ook te Opperdoes zo'n zeevarende beurs opgericht en het Resolutie- en Kasboek
geeft ons een aardige kijk op deze ouderwetse sociale instelling. We hebben er een
vacantiedag aan besteed, om dit oude boek eens door te snuffelen... en die dag was
allerminst verloren! We kunnen natuurlijk niet het hele boek in extenso overnemen, maar de
aanhef is toch te fraai om niet letterlijk weer te geven! Hier is-tie dan:
Op den 23ste Janneuarij 1635 hebbe de varende Lieden Met elkander Gemaakt dese Navolgende Regelemente en ordenansjes. (alle leestekens ontbreken) Al soo te met door de Pieraten en See rovers van duynkerken en beschajen de Sevarende Luyden Worden beschadigt en gevankelijk Worde gestelt Soo ist dat Wij ondergeschreven Schippers Stierlieden en Boosgeselle Van opperdoes Met Malkander gekontrakteert hebbe ten Soulagement Van de gene die Sulks Wedervare Mogte onder forme en Maniere hier Naar Volgens ten fiene de Schade en onkoste ondert Gemeen en Niet int Partikulier gesupporteert en gedragen Soude werden Namelijk...
Het vervolg geven we in eigen woorden. Allereerst worden de inleggelden geregeld. Het
blijkt, dat de Opperdoezer schippers meest kleine reizen maken, naar de Oostzee (om graan
of hout) of naar Frankrijk (om wijn en zout). Voor zulk een reis moet elke schipper,
stuurman of bootsgezel een gulden van 20 stuivers inleggen. Wie ten oorlog vaart, moet
voor de hele zomer, ('s winters bleven de schepen binnen), drie gulden geven. Ook zij die
ter haring varen, moeten drie gulden betalen voor de hele teelt. Dit lijkt wat onbillijk
tegenover de Oostzee- en Fransvaarders, maar die werden gerekend twee reizen per
zomerseizoen te maken. Dat de oorlogsvloot en de vissers dan toch nog duurder uitkomen,
zal wel liggen in de hogere gevarenklasse. De haringbuizen waren immers een gemakkelijke
prooi voor de Duinkerkers.
Voor hen, die (‘wat god verhoede’) door de Duinkerkers of Biscayers gevangen genomen
worden, wordt per persoon en per dag 10 stuivers kostgeld uitgekeerd. Hoeveel er aan de
strijkstok blijft hangen, staat er niet bij... Wie uit handen van de Duinkerkers weet te
vluchten, heeft natuurlijk geen kostgeld nodig, maar ontvangt een ‘vereering’ van 12
gulden.
Wie uit de Vlaamse gevangenis weet weg te komen, krijgt evenzo 12 gulden. Wie, (‘'t welk
God verhoeden wil’) dadelijk na het uitvaren zijn schip verliest, behoeft voor de
eerstvolgende reis geen inleggeld te betalen De strop van het verloren schip is dan zeker
voor de reder en niet voor de schipper en zijn maats, de bootsgezellen.
Wie uit een gevecht met Duinkerkers of Biscayers vrijkomt, zonder aan land gebracht te
zijn, heeft zo geringe schade, dat hij die zelf maar moet dragen!
Het voorgaande heeft alleen betrekking op de korte reizen naar de Oostzee of naar
Frankrijk. Wie verderop wil, bijv. door de straat van Gibraltar of naar West-Indie, moet
het risico zelf dragen. duidelijk staat er, dat de beurs alleen de schade vergoedt ‘zoveel
van de Duinkerkers en Biscayers aangaat en verder niet’. Want de Straatvaart kende nog
andere en grotere gevaren: gevangenschap bij den wreden ‘Turck’ (verzamelnaam voor alle
donkergekleurde rassen rond de Middellandse zee) was al weinig beter dan die in
Duinkerken! Ergst van al zijn nog de ‘renegaten’, overgelopen en tot de Islam ‘bekeerde’
Hollanders en Engelsen, zoals Simon de Danser en Claes Compaen, onzaliger gedachtenis...
Maar ook een straaltje hoop breekt door: het is 1635 en de oorlog met Spanje heeft al
vanaf 1568 geduurd, er zal toch wel eens een eind aan komen...? ‘Zo het mocht gebeuren dat
dit land met de Koning van Spanje in vrede of treves (bestand) kwame...’ verzuchten de
brave Opperdoezers, dan zullen de gestorte gelden die dan nog over zijn, op rente gezet
worden tot profijt van de arme zeevarende lieden van Opperdoes en de banne van dien...
‘des toijrkonde desen bij ons getekent binnen Opperdoes den 23 Februarij 1635’.
Zo van tijd tot tijd worden de reglementen met nieuwe artikelen aangevuld. Als er bijv.
eens twee, drie of meer zeevarenden in gevangenschap raken, kan het voorkomen, dat de kas
niet toereikend is. Daarom wordt besloten in zo'n geval de aanwezige penningen gelijkelijk
moeten worden verdeeld, ‘en dan dat daar te kort komt zal elk voor zijn hoofd moete teren
op eigen kosten’.
‘Anno 1670..is beraamt en goet gevonden op het Inleggen als Volgt:
die Uijt dese Lande Vaart op groenlant SpitsbergenMosSchovien Yslant Sal Inleggen 16 stuyvers Na St. Uives (=Setubal, Sint-Ubes) 14 stuyvers Na Vrankerijk tot aen Cabo de Fiene Sterre toe Na de oostSee door de Sond Yder Reijs 10 stuyvers Als mede Voor bij bergen drontem Bloemendaal tot aan de Noort Caap en niet Verder Alsmede Yrlant
Verkeerde kanaal Sint JorisCanaalengelant aan de Andere Sij van de hoofde 10 stuyvers Na Londen duinkerken de oostkust Van Schotlant tot aan hitlant
bergen in Noorwegen om de oost tot aan de Sond toe en niet verder8 stuyvers Om de West Na Calis knariese en Vlaamse Ylanden Straat van Giebraltar oost en West Indien bij de maant Sal voor elke drie Maande 10 Stuijver Worde betaalt Soo hij in de eerste drie Maande het schip verliest Sal twaalf gulden Aan gelt Uijt de buijdel ontfange Sullen ook de Vrinde (=familie) Van de Varende Persoon elke drie Maande 10 Stuijvers moeten Inleggen die het Schip verliest buijten of binnen Slans Als de kiel weg is Na dat hij ingeleijt heeft ontfange twaalf gulden Voorts alsoo dagelijks door ervarentheijt bevonden Wort dat eeniege Van de Sevarende Persone In het beste Saijsoen Vant Jaar niet Inlegge
Wederom op den herfst en in de Winter Inlegge twelk een quade Inventie Verwekt onder de gedueriege In leggers Soo Ist dat bij ons is besloten en goet gevonde dat alle die gene die Niet Ingeleijt hebbe Voor elke Reijs die Versuijmt is dubbelt Moeten In Leggen Soo Sij Weder komen Inleggen getekent in Opperdoes 29 Janyary 1670’
We zullen niet alle veranderingen op de voet volgen. De wijzigingen gaan
door tot 1804.
Teunis Molenaar was dus blijkbaar Oranjegezind! Hij werd 28 November 1798 weer lid en
overleed in 1800. Dirk Berk
Dirck Jacobsz. Kee
Sijmen Dircksz. Masereeuw
Cornelis Louw
Teunis Jacobsz. Molenaar
Otto Philipsz.
Dirk Dirksz. Baas
Claas Jansz. Broeck
Jacob Dirksz. Kee
Pieter Joosten
Hendrik Dirksz. Klein
Reylof Jansz. Berkhout
Dirk Sijmensz. Masereeuw
Cornelis Sijmensz. Masereeuw
Jan Heddesz. Smak
Jan Dekker
Herke Gerritsz.
Het kasboek stopt in 1780, het resolutieboek gaat door tot 1804. Daaruit blijkt, dat er al vroeg gevreesd werd, dat het met de Opperdoezer zeevaart wel eens kon aflopen... Reeds op 11 Maart 1738 werd door notaris Pieter van der Wolff te Medemblik een acte opgemaakt, waarin bepaald werd, wat er zou moeten gebeuren als het getal Opperdoezer zeevaarders zou dalen tot drie, of twee, of tot een? In de practijk viel dit nog wel even mee, maar op 9 December 1800 wordt de administratie van de bootsgezellenbeurs in handen gesteld van de predikant en de ouderlingen van de (toen nog gereformeerde) kerk. In ‘Napoleons tijd’ nam de zeevaart af, de beurs hoefde weinig uit te keren en hield geld over...
Dit zijn in het kort de lotgevallen van de bootsgezellenbeurs. Er staat in het kasboek natuurlijk veel meer dan we hier hebben weergegeven, veel details hebben we weg moeten laten. Het is echt ‘voer voor sociologen’! Maar onze oprechte bewondering gaat uit naar die dappere Opperdoezers, die vanuit hun kleine dorpje over de wereldzeeen zwierven, zonder radio of radar, alleen met een paskaart en een kompas en een apparaat om ‘sterren te schieten’... Op de brug te Medemblik rusten we even. Naast Radboud is het zeegat. Hier voeren ze uit:
Resolutieboek van 1635 v.v.
|
Segge ƒ 90.=:=: | Grietje | f 35 =:= |
Aefje Jacob Kee Hendrik Klyn |
f 35 =:= ƒ 10 =:= ƒ 10 =:= |
|
Het welk wij Ondergetekende verklaare Aan de bovenstaande perzoene is afgegeven | ||
Reijlof Berkhout hendrik Cleijn Jacob Kee Mr. Pieter Mazereeuw |
||
(geboekt door R. Berkhout) |
30. Int Jaar 1795 Is bij meerderheyt van stemme geresolveert om aan de lede die thans aan de Beurs geregten Zijn Namentlijk Teunis Molenaar Cornelis Louw Reijlof Berkbout Hendrik Klyn Jacob Kee en Pieter Massereeuw en de Wedw van Dirk Kee --welke aan deze bovenstaande perzoone zoo zij koome te sterven uijt de bootsgeselie beurs uyt te deelen tot de begravenis een Somma van vyfenzeventigh guldens Het welk wij thans zijnde Lede met ons Eygen Hant Ondertekene Teunis molenaar Cornelis Lou Reijlof Berkhout hendrik Cleijn Jacob Kee Mr. Pieter Mazereeuw (geboekt door Reijlof Berkbout) 31. In t Jaar 1795 Vergaderingh gehouden Den 27 Novemb wegens d Forzeerde gelt Negotatie gearresteert dn 17julij 1795 Door de provizionele Reprezentante van Hollant en is door de Alle de Leden goet gevonden om te betaalen volgens de aanschrijven van bovengemelde Rezolutie en is volgens overslagh getaxseert Aan Obligatie Cappitaal Een Somma Van Vier Duijzent guldens en Aan Lant Een Duijzent guldens Dus blijkt an d bovenstaande som dat wij moette Contribueere an de Taxzeerde gelt heffingh d Somma van Drie Hondert guldens te Betaalen in d Laaste Termijn |
Actum Opperdoes dn 27 Nov. 1795 An t Huys van Floris Baan |
Teunis Molenaar Reijlof Berkhout |
henderk cleijn | |
(geboekt door Reijlof Berkbout) | Jacob Kee |
Pieter Mazereeuw |
32. 1796 Is by meerderheyt van stemme Geresolveert Om een Som uijt te deelen een som van Een honder guldens Aan de Ondergetekende Perzoone namentlijk Aan |
|
Grietje Pieters Aefje Voermans Jacob Kee Hendrik Klijn |
f 40 =:= ƒ 40 =:= ƒ 10 =:= ƒ 10 =:= |
Het welk wij Ondergetekende Verklaare Aan bovenstaande is afgegeven | |
Reijlof Berkhout Pieter Mazereeuw |
|
(geboekt door Reijlof Berkhout) | hendrik cleyn |
Jacob Kee |
33. 1796 Den 4 Februarij de Rekeningh gedaan van de boosgeselle beurs van Opperdoes heeft Pieter Massereeuw Een voorstel gedaan wegens een brief geaddresseert aan d Municipalitijt van Opperdoes om de amptenaare En die het Oranje Aristocratie Sijstema omhelse Om soo danige van haar ampt te ontslaan Op dit voorstel is bij omvraagh by meerderheyt van stemme geresolveert om d Administrateur van d boosgeseliebeurs voor zyn Administratuer van d boosgesellebeurs bedankt en een ander in zyn plaats te stellen En op datum heeft Teunis Molenaar Als Lit van d boosgesellebeurs bedankt Pieter Maezereeuw Reijlof Berkhout Jacob Kee hen cleijn (geboekt door Reijlof Berkhout) 34. 1797 Den 2 Februarij Is by meerderheyt van stemmen geresolveert om een som uijt te deelen een som van Een hondert guldens Aan de Ondergetekende Perzoone namentlijk Aan |
Grietje Pieters Aefje Voermans Jacob Kee Hendrik Klijn maakt een Zom |
f 40 =:= ƒ 40 =:= ƒ 10 =:= f 10 =:= ƒ 100 =:= |
Het welk wij Ondergetekende verklaare Aan bovenstaande Is Afgegeven | |
Reijlof Berkhout Pieter Mazereeuw |
|
(geboekt door Reijlof Berkhout) | hendrik cleyn |
Jacob Kee |
35. In t Jaar 1798 Den 28 Novemb hebbe de Opzienders van de Boosgeselle Beurs van Opperdoes by elkander vergadert geweest Wegens het Ongelukkigh geval van Sijmon Massereeuw, die op den eersten dagh als zij uijtgeloopen waare om na Groenlant te vaaren, van de Engelze is genomen en aldaar ses maande in de gevangenhijs is gehouden en nu van allesontbloot te Huijs gekoomen en van ons eenige onderstant verzoekt Of het niet goet zoude zijn om hem in dit geval eenige onderstant te geven Soo hebbe wij ondergetekende goetgevonden om aan de bovenstaande perzoon Sijmon Massereeuw Een Lieberale gift te geven de somma van vijf en veertigh guldens Segge ƒ 45 =:= |
||
Actum Opperdoes Den 28 Nov 1798 | ||
Teunis Molenaar Jacob Kee |
Reijlof Berkhout Pieter Mazereeuw |
|
(geboekt door Reijlof Berkhout) |
36. Zaadlant op de melksloot verhuert aan Jan Liefhebber voor 6 jaar. 37. Heffing van 4 en 8% verplicht? Goetgevonden van niet verpligt te zijn. 38. 2 Febr. 1799 Vijftig gulden uitgedeeld alsvoren. Grietje Pieters niet. 39. 3 Febr. 1800 Zestig gulden uitgedeeld alsvoren. Grietje Pieters niet. 40. 1800 op Heden den 9 Decemb: door de kerkenraad van Opperdoes opgeroepen en Verscheenen Rapporteerde Dezelve dat zy de Bootsgeselle Beurs van Opperdoes met alle gelden en stukken daar toe betrekkelijk van de Wed. Wylen Teunis Molenaar ingevolge Testamentaire dispositie van Leden der Gemelde Beurse de dato den 11 Maart 1738 tot administratie hadde overgenomen en tot Administrateur aangesteld den tegenw Predikant van Opperdoes tot mede Directeuren de twee fungeerende Ouderlingen by welken eerste de twede sleutel van een kist berusten zal om met hun drie gesamenlijk ter hunner verandwording de zaeken der Beurse gemeld alzo te beschikken als zy vermeenen zullen te behoren alles op den ouden voet doende jaerlijks voor de nog leevende Leden Reekening Aldus door ons goedgekeurd en met Naamteekening bevestigd Opp Den 9 Xbrs 1800 Nog is ten zelve dage in omvraag gebragt, hoe te 41. handelen met de gestelde begrafenisse gelden, zo als die in den jaere 1795 volgens Resolutie bepaald waeren: eenpaerig goedgevonden, de Erven van Wijlen Pr. Masereeuw en Teunis Molenaar stellig af te vragen, of het waarlijk derzelver begeerte was, de onkosten der begrafenisse uyt een armen Beurse te halen, en zoo zulks begeerden, dan over te geven latende de verdere schikkingen in deze zaeke aan de Billikheid der kerkenraad voor het vervolg overig In kennis van onsonderg: hendrik Cleijn Jacob Kee Reijlof Berkhout Pieter Visser Gerrit Kee Jacob Wijdenes Jan Jacobszen Liefhebber (handschrift gelijkt het meest op dat van Gerrit Kee) 42. anno 1804 Den 2 Febr. hebben de gezamentlijke Leeden van de Bootsgesellen Beurs te opperdoes goedgevonden om aan de oude Zeelieden tot dien Beurs behorende een onderstand te geeven van 150 guld. midsgaders aan de noodlijdende Zeelieden te Catwijk op Zee en Vlaardingen de somma Een honderd guld. voor elk derzelver de helft bedragende jeder 50 gld.
43 en 44 aantekeningen over landverhuring. (1804) F I N I S |