Kistemaker

Thuis » Historie » Groei en Bloei van de geschiedenis van Andijk » Pagina 147-160

11. Zeevaart en visserij

Een bron die snel droogde

Allen die willen te kaperen varen,
moeten mannen met baarden zijn
Jan, Piet, Joris en Korneel,
die hebben baarden,
die hebben baarden,
zij varen veel.
(Oud zeemansliedje)


}
} bis
}

Omstreeks 1900 waren de lonen in de tuinbouw laag. Een arbeider verdiende in de lange dagen van 6 tot 6 uur, 24 stuivers en in de korte dagen van 8 tot 5 uur, zegge 1 gulden per dag! Daar ging dan het regenverzuim nog af! Geen wonder, dat er naar wat beters werd uitgezien.
In de visserij waren de inkomsten erg wisselvallig, beste en slechte jaren.
In de beste jaren moesten dan de schulden worden afgelost.

In 1887 werd hier de eerste ansjovis gevangen. Simon Broer en Jan Gutter waren de eerste vissers. Rond 1890 had de visserij goede jaren. 1890 was zelfs een rijk jaar! Van Andijk hebben we geen cijfers. Volgens Huizinga's Wieringermeerboek waren de Ansjovisvangsten in de hele Zuiderzee:


1887

1888

1889

1890

1891

1892
15.000 15.000 1.600 190.000 44.000 7.000
‘ankers’ van 50 kg.

1890 was dus een recordjaar! De twee zouterijen in Medemblik konden de ‘sjoop’ nauwelijks verwerken, er moest een derde gebouwd worden! Andijk had 1 zouterij, van Bout Boor uit Huizen. Het werd een ware goldrush! In allerijl werden vletten gebouwd. De timmerman kon een vlet maken voor 80 gulden, een compleet huis voor 800! Bij de vlet kwam dan de beug: netten van zijdegarens, kurken, lood, lijnen en stokken, ankertjes, roeiriemen, zeiltuig, mast en spriet. Dat was hetzelfde tuig, waar ze binnendijks ook mee zeilden. Daar hadden ze dus geen moeite mee.

Hoewel, de Zuiderzee was geen binnenslootje! Al met al, was het een hele investering. Het geld ervoor moest bijelkaar gescharreld worden met 10 en 25 gulden tegelijk op obligatie! Andijk had alleen maar vletten, een enkele gefortuneerde had een Staverse jol, maar voor grotere schepen was er geen geld. Het grootste aantal vletten is 72 geweest. In 1892 waren er nog 50.
Die lagen op drie plaatsen: Buurtje, Bakkershoek en Fluithoek, alles aan open water, dus gevaarlijk bij stormweer. Er waren ‘stellingen’ en aan elke kant van zo'n stelling kon een vlet liggen. Elk voorjaar moesten de stellingen vernieuwd worden wegens stormschade.

Er kon met de vlet ook gezeild worden, maar sommige nieuwbakken Zuiderzeevissers durfden dat niet, tenminste niet bij woest weer en dan werd het roeien, twee man naast elkaar op de bank en trekken maar! Dat was een heel eind, van de Bakkershoek naar de Kreupel, de zandbank halfweg Stavoren.
Soms voeren ze daar ‘s avonds heen en bleven de nacht op de Kreupel over. Dan konden ze 's morgens vroeg direct ‘halen’. Er werd gevist met staand want, op plaatsen waar niet al te sterke stroom stond.

Ansjovis of Sardel, Engraulis encrasicholus, is een visje dat in de Middellandse zee thuishoort, maar in de paartijd bij 100.000en in grote scholen de Atlantische oceaan opzwemt en in de baaien kuitschiet. De Zuiderzee was zo'n baai, voor dat de Afsluitdijk er was. De ansjovis kwam naar binnen, met als voorbode de geep, een veel grotere vis. Zodra er geep gevangen werd, was er kans dat er ansjovis kwam. Dan werden in alle kustplaatsen de haringnetten geruild voor ansjovisnetten met kleinere mazen. De haringtijd was van Februari tot April, dan kwam de ansjovis tot Juli. Dat was voor onze tuinders juist een geschikte tijd. Als de aardappelen gepoot waren, was er met visserij wel wat bij te verdienen tot aan de rooitijd. Dus gingen dan de vletten, die in de stille tijd binnendijks lagen om stormschade te voorkomen, over de dijk en de tuinders waren vissers, nou ja... Na de visvangst werden de vletten dan weer overdijk gesjord om beschadiging te voorkomen. Een mens moet zich krommen om door de wereld te kommen!

De gevangen ansjovis werd in vaten zg. ‘ankers’ van 50 kg. ingezouten, met een dommekracht geperst en kon dan jarenlang bewaard worden. De kwaliteit werd zelfs per jaar beter, tot na 8 jaar de ansjovis totaal verzouten was en alleen nog geschikt voor Engelse vissaus. Ansjovis werd een gokartikel.
Er werd mee gespeculeerd en er kwamen beursnoteringen in de Enkhuizer krant. De grootste vangsten waren 25.000 tot 30.000 visjes per vlet.
De hoogste prijs was 10 gulden per 1000 en de laagste een rijksdaalder.

Helaas, het was maar een korte vreugd! Na het rijke jaar 1890 werd de vangst geleidelijk minder. Er was nog een kleine opleving omstreeks 1900, maar daarna liep het af. Na 1910 waren er nog maar enkele vletten. Toen de Afsluitdijk kwam, was het met de ansjovis finaal afgelopen. De laatste vissers brachten hun vangst naar Medemblik of naar Enkhuizen of gingen daar wonen.
Arie Bruin en zijn zonen waren wel de laatste Andijkers, die op het IJsselmeer visten. De Andijker tuinders zijn wijselijk maar binnendijks gebleven...

Bronnen:

Peter Dorleijn: ‘geen moed vist ook’.
Aantekeningen van Jan Trompetter.
Mondeling van Arie Bruin.
Eigen herinnering.

Als slaaf in Barbarijen.....(1)

Een van mijn meest illustere voorvaderen was Gerrit Adriaensz. van Warmenhuysen, 1608 - 1678, schoolmeester ende notaris publyc, bij den Hove van Hollant geadmitteert ende tot Hauwert resideerende...
Ahem! Enfin, laten wij de goede man dankbaar zijn, dat hij met zoveel ijver en accuratesse allerlei zeer oude acten heeft gecopieerd, ja, bijna overgetekend in zijn fraai handschrift, waarbij hij nimmer vergat te tekenen voor copie conform: G.A. van Warmenhuysen, ‘met eenige trcken’. Zo'n bundel oude acten vond ik in het archief van het Koggehuis te Medemblik: allerlei wetenswaardigs over handvesten en privelegien, over polderlasten en dijkzorg en ... helemaal achterin iets wat men in zo'n verzameling allerminst zou verwachten: over slaven in Barbarijen en Turckijen .... Oftewel voluit:

Register van de gecollecteerde penningen van seeckere personen die alhier met de Busse van dese Ingesetenen vergadert sijn Ende deselve penningen alhier ten Comptoir sullen blijven leggen totter tijt toe deselve gevangenen binnen Christenlant sullen gecomen sijn ende daerop deselve penningen sullen gerestitueert ende als losgelt gegeven worden.

Het register betreft een veertigtal Westfriezen, die in de jaren 1657 - 1680 gevangen zaten in Algiers of in Turkije en voor wien door familie of kennissen in Hauwert gecollecteerd mocht worden.

‘Op den 18 January 1657 soo hebben Pieter Jansz. ende Adriaen Gerritsz. van Opdam alhier met de Busse omgegaen en gecollecteerd voor een harer
gevangen slave in Barbarijen... de somma van 5.10.00.
Doch alsoo deselve slave mede van d'onsen genomen en sonder losgelt thuis gecomen is, sullen dese penningen niet opgeeischt worden.’

Op den 29 September 1657 heeft Joes Jansdr. Wed., woonende tot Schermerhorn, alhier met de Busse omgegaen voor haer Soon, Jan Ockesz. noch vrijer sijnde, gevangen slave in Turckijen, ende daer in vergadert somma 5.04.00.

Den 14 Maert 1660 soo is dit bovengeschreven gelt betaelt bij (=door) Cornelis Jansz. als Vreedemaker.’

Op den 30 January 1659 hebben hier twee vrouwen met de Busse omgegaen voor eene Jan Barentsz. van Enckhuysen ..........’ enzoovoort.

We zullen niet het hele register op den voet volgen, het is tenslotte eentonig als het verhaal van Saidja en Adinda... Maar denkt het u eens in, wat het betekende: zo te moeten bedelen van huis tot huis, van dorp tot dorp. Want het was maar een armoedig schijntje wat ze ophaalden, zelden boven de 10 gulden, maar veel meer keren eronder: 9 gulden, zeven, vijf, drie, ja soms twee gulden met enkele stuivers en penningen.
Een lichte bus maar een zware gang! Och, het bloed sprak en zoo zien wij ze dan gaan en smeken: een vrouw voor haar man, een moeder voor haar jongen, twee goede geburen voor hun dorpsgenoot, een vader voor zijn zoon.

‘15 December 1680 soo heeft Hendrik Woutersz. van Hoogkarspel voor sijn soon die in Barbarijen is met de Dorpsbos omgegaen en is bevonden te sijn 5 gul. 11 st. welke penningen hier int Cantoor sullen berusten soo lange hij int Christenlant sal gecomen sijn.’

De zeevarenden waarvoor gecollecteerd werd, kwamen uit alle mogelijke plaatsen in Westfriesland. Niet alleen uit de ‘watersteden’ Enkhuizen, Hoorn en Medemblik, maar ook uit de binnendorpen: Opperdoes, Oostwoud, Sijbecarsopel, Westerblokker, Hem, Bovencarspel, zowel als ‘van de hooge dijck bij Sint-Anna’, dwz. uit Wervershoof. Immers, heel Westfriesland nam in de Gouden Eeuw aan de zeevaart deel, de boerenjongens uit de binnendorpen voeren zowel ten haring als ten oorlog, meestal onbewust van de gevaren die hen bedreigden... En die gevaren waren niet gering!

Het zijn meest heel eenvoudige namen op onze lijst, meest patronymen: Meynert Adriaensz., Jan Lenertsz., Albert Reynersz. enz. Bekende groot heden zijn er niet bij, geen namen van zeehelden komen we tegen, of het moest dan Schram zijn, hier een Jan Jacobsz. Schram van Enkhuizen, waarvoor Ariaentie Cornelis', zijn vrouw, met de bus rondgaat. Mogelijk was hij een familielid van de dappere Volkert Schram, die eens bij Sierra Leone de beruchte zeerover Claes Gerritsz. COMPAEN flink van katoen gaf!

Maar, waren dit stuk voor stuk dan geen helden, deze eenvoudige bootsgezellen, stierlieden en schippers, die alle zee-en dorsten bevaren, Oost ende West....? Ze voeren het Texelse zeegat uit in alle richtingen: door de Sond de Oostzee in tot ‘Ryga’ toe, omhoog naar Bergen en Drontheim, naar Groenland en de Straat Davits.... of door het Engelse Kanaal naar Brest en Bilbao, naar de Goudkust of door de Straat naar de Middellandse zee, waar ze ongekende rijkdommen wegvoerden uit de Levant....

Maar juist daar, in de buurt van de Straat, loerde het grootste gevaar! Reeds hadden ze ‘duysent vreesen’ achter de rug, als ze met goed gevolg eerst de Duinkerkers en dan de Biscayers ontlopen waren, maar dan kwam het pas! Om ende bij de Straat loerden de Barbarijse zeerovers op rijke buit en hun snelzeilende roofschepen waren de zwaargeladen Hollandse koopvaarders maar wat vaak te vlug af! Vooral op de thuisreis raakten er velen in de fuik, vooral als ze voor de Straat op gunstige wind moesten wachten. Het gruwelijkste van alles was, dat er onder die beruchte zeerovers ook eigen landgenoten waren, die zich niet ontzagen om onder eigen- of aangenomen naam de Hollanders zoveel mogelijk schade te doen.

Claes Compaen, Simon de Danser, Soliman Reys, (alias de Veenboer), Haggy Mamy Reys (Pieter Jansz. van Akersloot) zijn een eeuwige schandvlek in onze geschiedenis! Talrijke Hollandse zeevaarders hebben jarenlang in de vunzige kerkers van Tunis en Algiers gezucht en gebeden om uitkomst..
Hoe erg het was, blijkt uit het feit, dat in zes jaar tijds, van 1617 tot 1623 honderdzesentachtig Hollandse schepen door de Algerijnen genomen werden. En onze voorvaderen waren toch voor geen kleintje vervaard als het op vechten aankwam... Men leze slechts de scheepsjournalen van dien tijd!

Veel werd er in het vaderland gedaan, om het lijden van de gevangenen althans zoveel mogelijk te verzachten. Meestal werd getracht door het zenden van kostgeld de gevangenen een groter rantsoen voedsel te doen verstrekken. Of er in de praktijk veel van terecht gekomen is?

In verschillende plaatsen van Westfriesland werden, meest omstreeks 1635, zg. ‘Zeevarende Buidels’ opgericht, d.w.z. de dorpsgenoten verenigden zich om gelden bijeen te brengen ten behoeve van de zeevarenden, die op zee verongelukten of in gevangenschap raakten. Uit deze gelden kon dan het kostgeld betaald worden, of was het soms mogelijk de gevangene geheel vrij te kopen, hoewel de hoge losprijzen dit vaak onmogelijk maakten. Men leze de interessante artikelen over de zeevarende beurzen van wijlen den heer S. Lootsma in de 3e en 10e bundel van ‘Oud-Westfriesland’.

Waren er meerderen van een plaats in gevangenschap geraakt, dan was de ‘Seevaerende Buydel’ soms niet bij machte allen te helpen. Als uiterste redmiddel werd dan ‘met de Busse omgegaen’, wat alleen mocht na bekomen ‘dispensatie’ van het dorpsbestuur, dat de gelden in beheer hield totdat ‘deselve slaaf sal in Christenlant gearriveert sijn’.

 

Uit: Diverse acten en memorien,
verzameld door Gerrit Adriaensz. van Warmenhuysen,
notaris te Hauwert.
No. 90, Koggehuis Medemblik.

Register van de gecollecteerde penningen van seeckere personen die alhier met de Busse van dese Ingesetenen vergadert sijn Ende deselve penningen alhier ten Comptoir sullen blijven leggen totter tijt toe deselve gevangenen binnen Christenlant sullen gecomen sijn ende daerop deselve penningen sullen gerestitueert ende als losgelt gegeven worden.

‘Op den 18 January 1657 soo hebben Pieter Jansz. ende Adriaen Gerritsz. van Opdam alhier met de Busse omgegaen en gecollecteerd voor een harer Slave in Barbarijen gevangen de
somma van 5.10.00.
Doch alsoo deselve slave mede van d'onsen genomen en sonder losgelt thuis gecomen is, sullen dese penningen niet opgeeischt worden.’

‘Op den 29 September 1657 heeft Joes Jansdr. Wed., woonende tot Schermerhorn, alhier met de Busse omgegaen voor haer Soon, Jan Ockesz. noch
vrijer sijnde, gevangen slave in Turckijen, ende daer in vergadert
somma 5.04.00.
Den 14 Maert 1660 soo is dit bovengeschreven gelt betaelt bij Cornelis Jansz. als Vreedemaker.’

‘Op den 30 January 1659 hebben hier twee vrouwen met de Busse omgegaen voor eene Jan Barentsz. van Enckhuysen gevangen in Turckijen ende daer in vergadert
somma 3.04.12.

Op den 27 Marty 1659 is hier met de Busse omgegaen voor eene Broer Cornelisz. van Enckhuysen, gevangen slave in Turckijen ende daer in vergadert
somma 2.10.12.
(in margine): den 26 November 1678 is dese nevenstaende post met consent van de vroetschap afgelost Cornelis Jacopsz. poins van Enckhuysen.

Op de 5 April 1659 is hier met de Busse omgegaen voor eene Hercke Claesz. van Hoorn, gevangen slave in Barbarijen ende voor deselve daer in vergadert.
somma 2.12.02.

Op den 2 Maey 1659 heeft hier omgegaen Sijmen Jansz., alias Anne van Hauwert, Sijmon woonende tot Twisck ende Heyn Sijbrantsz. van Opperdoes, voor eene Allard Dircksz. Lul(?) van Medemblik, gevangen slave in Turckijen en hebbende in deselve haer Omganck met de Busse vergadert.
somma 7.15.14.

Op den 19 Augusti 1659 heeft Ariaentie Cornelis', woonende tot Enckhuysen alhier met de Busse omgegaen voor haer man Jan Jacobsz. Schram, gevangen in Turckijen ende daer in vergadert
de somma van 4.01.08.

Op den 19 Sept. 1659 heeft Berber Claes' uyt Lutjebroeck alhier met de Busse omgegaen voor haer man Jan Gerritsz., gevangen in Barbarijen ende daer in vergadert
3.14.04.

Op den 12 January 1660 is alhier met de Busse omgegaen voor eene Ollebrant Jansz. van Sijbecarspel, gevangen Slave in Barbarijen ende daer in vergadert
somma 9.16.02.

Op den 18 January 1661 heeft Heyndrick Jansz. ende Wyert Cornelisz. hier met de Busse omgegaen voor eene Jonggesel Taed Claesz. van Hem, gevangen in Barbarijen ende daer in vergadert
de somma van 16.08.12.

In 't Jaer 1661 (den 27 July) met de Busse omgegaen voor Steven ‘Glousus'(?) van Enckhuysen ende vergadert
4.15.04.

Item den 18 July 1661 met de Busse vergadert voor Jan Claesz. tot Hoorn
de somma van 5.07.00.

Item den 11 May 1661 voor Jan Pietersz. Vos van Hoorn met de Busse vergadert
5.18.04.

Den 18 October 1661 voor Jan Lenertsz. van Hoorn vergadert
3.01.08.

Voor Joost Jansz. van Enckhuysen vergadert
3.11.01.

Voor Ysbrant Cornelisz. van Bovencarspel vergadert
1.10.00.

Den 24 January 1662 voor Pieter Wybrantsz. van Medemblick
6.11.06.

In 't Jaer 1662 voor Willem Cardesz. van Hoorn ende vergadert
5.06.04.

In 't Jaer 1662 voor Meynert Adriaensz. van de hooge dijck bij Sint-Anna vergadert
6.18.12.

Dit gelt niet opgehaelt sijnde, is aan onse armen gegeven in 't jaer '66.

Op den 17 Juny 1662 soo hebben Jacob Adriaensz. ende Cornelis Sijmonsz. Schots, beyde tot Wognum alhier met de Busse omgegaen voor Cornelis Jacobsz. ende Dirck Gerritsz., beyde van Wognum ende gevangen in Algiers ende vergadert
somma 28.13.00.

In 't jaer 1662 den 29 December hebben Albert Reynersz. ende Dirck Jorisz. van Wervershoof alhier met de Busse omgegaen voor Cornelis Lou, mede van daer, gevangen in Algiers in Barbarijen ende vergadert
7 gul. 3 st. 4 penn.
Dit gelt niet opgehaelt sijnde, is aen onse armen gegeven in 't jaer 1666.

Op den 18 April 1664 is alhier met de Busse omgegaen ende vergadert voor eene Teunis Pietersz. Roggen van Medemblick, gevangen in Barbarijen, de somma van 6 gul. 3 st. 8 penn. ende alhier beneffens ander vergadert gelt in 't Cantoor berustende.

Op den 16 April 1666 is hier met de Busse omgegaen voor Allert Aukesz. Krijger van Medemblick, gevangen in Barbarijen ende daer in vergadert de somma van 1 gul. 16 st. 8 penn. 't welck hier berusten sal soo lange hij in 't Christenlant sal gecomen sijn.

Op den 23 February 1668 is hier met de Busse omgegaen voor Jan Cornelisz. van Westerblokker, gevangen in Algiers ende versamelt 7 gul. 17 st. 2 penn. 't welck hier in 't Cantoor berusten sal soo lange hij in 't Christenlant sal gecomen sijn.
(in margine): Dese nevenstaende gevangene is overleden ende is geconsenteert dese penningen te transporteeren en te geven aen de gevangene van Munnickij onder Westerblokker genaemt Pouwels Maertensz.

Op den 24 May 1668 soo hebben 2 vrouwen van Hoorn met de dorpsbusse alhier omgegaen voor eene Tonis Pietersz. van Hoorn, gevangen in Barbarijen ende daer in vergadert 2 gul. 11 st. 4 penn. Twelck hier in 't Cantoor berusten sal soo lange hij in 't Christenlant sal gecomen sijn.
Opgehaelt den 6 Augusti 1669.

Den 25 Juli 1668 is hier met de Busse omgegaen voor eene gevangene in Barbarijen, genaemt Jasper Cornelisz. van Enckhuysen ende daer in vergadert 2 gul. 10 st. 't welck hier in 't Cantoor geleyt is ende daer blijft soo lange deselve gevangene in Christenlant sal gecomen sijn.
Dit gelt is daerna opgehaelt ende betaelt.

Den 18 September 1668 is hier met de Busse omgegaen voor eene gevangene in Barbarijen, genaemt Maerten Claesz. van Hoorn ende daer in vergadert 4 gul. 12 st., twelck hier in 't Cantoor berusten sal soo lange hij in 't Christenlant sal gecomen sijn.
Betaeld den 18 January 1670.

Op den 21 January 1669 is hier met de Busse omgegaen voor eene gevangene in Barbarijen, genaemt Sijbert Doedesz. van Oosterleeck ende daer in vergadert 11 gul. 2 st. 0 penn., twelck hier in 't Cantoor berusten sal soo lange hij in 't Christenlant sal gecomen sijn.
Opgehaelt den 11 September desselven Jaers 1669.

Op den 14 Marty 1669 soo hebben die van Oostwoud alhier met de Busse omgegaen voor eenen Symon IJsbrantsz., gevangen in Barbarijen ende daer in vergadert de zomma van 6 gul. 12 st. 8 penn., twelck hier in 't Cantoor berusten sal soo lange hij in 't Christenlant sal gecomen sijn.
Opgehaelt en voldaen op den 8 January 1670.

Op den 10 Marty 1670 soo hebben eenige persoonen van Wijdenes alhier met de Bos omgegaen voor de gevangene in Barbarijen.... geen naam... ende daer in versamelt ende bevonden 8 gul. 13 st. 2 penn., twelck hier in 't Cantoor berusten sal soo lange hij in 't Christenlant sal gecomen sijn.
Dese gevangene is thuisgekomen sonder losgelt.

Op den 11 February 1671 soo hebben twee persoonen van Oosterleeck genaemt .....geen naam..... alhier met de Bos omgegaen voor eene gevangene van Oosterleeck ende daer in versamelt 7 gul. 19 st. 12 penn., 't welck hier in 't Cantoor berusten sal soo lange hij in 't Christenlant sal gecomen sijn.

Op den 16 May 1671 is hier met de Busse versamelt voor een slaef van Hoorn, genaemt Jan Philipsz., de somma van 3 gul. 10 st. 0 penn.

Op den 18 Augustus 1671 is hier met de Busse versamelt voor eene Willem Jansz. Kluut van Enckhuysen, gevangen in Barbarijen, de somma van 3 gul. 12 st. 0 penn. ende twelck in 't Cantoor berusten sal tot hij in 't Christenlant sal gecomen sijn.
Verrekend.

Op den 2 December 1671 is hier met de Busse omgegaen ende daer in versamelt voor een slave in Barbarijen, genaemt Jan Jansz, Kool van Bovencarspel, de somma van 6 gul. 11 st. 10 penn. in 't Cantoor geleyt tot hij in 't Christenlant sal gecomen sijn.
Verrekend.

Op den 18 Juny 1675 in de Busse alhier vergadert voor eene Cornelis Luytgensz. gevangene in Barbarijen tot sijne verlossinge de som van 5 gul. 19 st. 2 penn. sal in 't Cantoor berusten soo lange tot hij in 't Christenlant sal gecomen sijn.
Verrekend.

Op den 9 July 1675 is hier met de Busse omgegaen voor eene Barent Jansz. van Hoorn ende daer in vergadert 5 gul. 1 st. 4 penn. welcke penningen in 't Cantoor sullen berusten tot hij in 't Christenlant sal gecomen sijn.

Op den 14 October 1675 is hier met de Busse omgegaen voor eene Jan Dircksz. Rooyer van Abbekerk ende hebben daer in vergadert 7 gul. 9 st. welcke penningen hier soo lange berusten tot hij in 't Christenlant sal gecomen sijn.

Gerrit Adriaensz. van Warmenhuysen overleden 1678, volgt Hendrick Gerritsz. die nagenoeg hetzelfde handschrift als zijn vader had.

15 December 1680 soo heeft Hendrik Woutersz. van Hoogkarspel voor sijn soon die in Barbarijen is met de Dorpsbos omgegaen en is bevonden te sijn 5 gul. 11 st. welke penningen in 't Cantoor geleyt sijn ende daer blijft soo lange deselve gevangene in Christenlant sal gecomen sijn.

Naschrift:
Dit gelt dat overig is ende is overgelevert uit last en ordre van vroedschappen ter somma van 29 gul. 13 st. 6 penn. aen Cornelis Claesz. Slagter als armvoogt tot Hauwert den Jare 1711 den 24 November.

 

Als slaaf in Barbarijen.....(2)

‘Vrede’. Na jarenlange ballingschap in een vreemd land keeren de gevangenen weer.... als vrij man! Welk een wereld van geluk! Duizenden keeren zoo terug... na jaren van slavernij... VRIJHEID!

Het is niet nieuw. Eeuwen achtereen is het zoo gegaan, duizenden vonden den dood... andere duizenden de vrijheid...

In zoo'n tijd treft ons bijzonder de inhoud van zoo'n oude acte, die wij vonden in het gemeente-archief van Oostwoud/Midwoud.

Acte, deel 1

Acte, deel 2

‘Op huijden den veertienden Septembris Anno xvj vijffenveertich Compareerden voor mij Jan Volkaertsz. Oli openbaer Notaris tot Amsterdamme residerende bij den Hove van Hollandt geadmitteert ter presentie vande ondergeschr. getuijgen Sr. Claes Jansz. van Woglom coopman binnen deser Stede, Ende heeft hem bij desen gestelt aen ende ten behoeve van Sr. Jacomo van Neck, mede coopman alhier, tot borge als principael voor Heijn Sijmonsz. van Midwout tegenwoordich slave tot Algiers in Barbarijen ter Somme van Vijff hondert stucken van achten naer Cours van wissel tien a twintich stucken van achten onbegrepen voor welcke penningen den voorn. Sr. van Neck ordre heeft gestelt off sal stellen omme den vsz. slave soot doenlijck is uijt sijn vsz. slavernije te lossen ende rantsonneren alle tollen rechten hooftgelt tiende Oncosten costgelt passagie Cambio Maritimo reijsgelt en aencleven daerin gerekent Belovende dienvolgens hij comparant ende aennemende mits desen onder renunciatie van Beneffitien ordinis et excussionis daer van alvorens wel onder recht aen den voorn. Sr. van Neck off sijner ordre binnen deser Stede deuchdelijck cost en schadeloos prompt ende buijten alle rechts vorderinge in banco te betalen soo als den cours vande wissel alsdan sal comen tgunt den selven slave soo ouer rantsoen als oncosten costgelden tollen rechten hooftgelt tiende passagie Cambio Maritimo reijsgelt ende aencleven sal hebben gecost tot de vsz. somme van Vijff hondert stucken van Achten Tien a: twintich stucken van achten Onbegrepen nae cours van wissel toe En dat soo haest den voorsz van Neck hem Comparant sal tonen geschrifte van de hant off ondertekeninge van de voorsz slave off schrifture bij hem verleden voor Notaris en getuijgen Waaerin hij verclaerde dat hij door ordre vanden voorsz van Neck gestelt is in Algiers in sijn vrijheijt om te mogen comen off vertrecken derwaerts hem gelieft sonder dat den voorsz van Neck in enigh vorder bewijs noch off de voorsz slave daer nae quam te overlijden niet terecht quam off andersints gehouden sal sijn, Verbindende voort'gene voorsz is mijn persoon en goederen - present en toecomende gene uijtgesondert Die Submitterende ten bedwanck en executie van allen rechten en rechteren Sonder fraude Gedaen binnen der voorschreven Stede Amsterdamme ten huijse mijns Notaris ter presentie van Francoijs Antonisz ende Nicolaes Frison getuijgen hiertoe versocht.

Hé, dat was een heel eind! Tot zoover is de acte met fraaie en duidelijke hand geschreven... echt zwierig naar 17e eeuwsche trant...
Onderaan volgen nog eenige regels in kleiner en daardoor minder duidelijk schrift, als volgt:

Wij ondergeschr. gesien en gelesen hebbende den inhouden vande voorstaende Borghtocht, verclaren mits desen ons intestellen ende verbinden tot Indemniteyt ende ontlastinge van Claes Jansz van Woglom en dien volgende aentenemen hem van sijn vsz borghtocht ende verbintenisse te bevrijden cost en schadeloos te houden en den inhouden van dien als ons eygen sake en schuld te voldoen in allen schijne off wij de selve acte vander eerste Instantie selffs in plaetse van hem gepasseerd hadden, sonder dat hij daer over eenige schade off aensprake sal lijden Ondert verband van onse respective personen ende goederen te samen en elx een voor al Die Submitterende allen rechten en rechteren en renuncieren de Benefitien ordonis Divisionis et excussionis teffect vandien wel verstaende sonder bedrogh Toirconde desen getekent In Midwoud den xlen Octobris anno xvj c Vijff en veertich.

Jan pelgrimsz
Dijrck Dijrck zoon
Jan Sijmensen abbekerck
Tijmen tijmensz
yan albert winckel
Tonis Sijmensz
Dierck pietersz Stam.

Welk een prachtig staaltje van gemeenschapszin! Zeven Midwouder boeren verbinden zich ‘te samen en elx een voor al’ om hun dorpsgenoot los te koopen uit zijn gevangenis ‘bij den Turck’ zooals dat meestal heette. Zeven boeren en niet van de domsten. Ze kunnen tenminste alle zeven hun eigen naam schrijven. Hoewel niet allen even fraai. De notaris hoeft voor hen niet onder het stuk te schrijven: ‘Dit is het merck van die-en-die.’ Ze hebben er een flinke cent voor over ook, want vijfhonderd stukken van achten, dat zijn 500 rijksdaalders, wil nogal wat zeggen bij een kaasprijs van 8 tot 9 gulden.

Heyn Sijmonsz. was dus een ‘Straatvaarder’, d.w.z. hij voer op een van de talrijke Hollandsche schepen die rijke ladingen brachten en haalden naar en van de Levant, de landen rond de Middellansche Zee. De Hollanders waren in die Gouden Eeuw van Frederik Hendrik de vrachtvaarders van Europa.
Van de 25.000 schepen, die in Europa handel dreven, waren er 15.000, dat is 60%, die de Hollandsche vlag voerden. Een groot deel hiervan voer op de Levant en moest zoowel bij uit- als thuisreis de Straat van Gibraltar passeeren, vandaar de naam Straatvaarder. Het was een aantrekkelijke maar ook een gevaarvolle reis. Aantrekkelijk omdat men spoediger weer terug was dan van een reis naar Indie, die soms maanden duurde en ook omdat men minder te maken had met de veranderingen van het klimaat en de vele ziekten daaraan verbonden. Maar gevaarvol door de vele zeerooverij. Dat begon al in het nauw van Calais, waar de gevreesde Duinkerkers loerden.

Was men daar zonder kleerscheuren doorgekomen, dan waren het de Biscayers, die hen het leven zuur maakten met hun recht barbaarsche practijken. Vooral bij de thuisreis raakten er velen in de fuik, als ze voor de Straat op gunstige wind moesten wachten. Het gruwelijkste van alles was, dat er landgenoten, verraders, waren die zich niet ontzagen hun eigen volk te beroven en te vermoorden. Namen van Simon de Danser, Soliman Reijs, alias de ‘Veenboer’, Haggi Mamy Rais ook wel Pieter Jansz. van Akersloot, Claes Compaen, e.a. zijn een schandvlek in onze geschiedenis!

Heyn Sijmonsz. was dus lang niet de eenige die in hun handen viel. Talrijke Hollandsche Zeevaarders hebben jarenlang in de vunzige kerkers van Tunis en Algiers gezucht en gebeden om uitkomst. Hoe erg het was blijkt uit het feit dat in zes jaar tijds, van 1617 tot 1623 honderdzesentachtig Hollandsche schepen door de Algerijnen genomen werden. En onze voorvaderen waren toch voor geen kleintje vervaard als het op vechten aankwam. Men leze slechts de scheepsjournalen van dien tijd!

Veel werd er in het vaderland gedaan, om het lijden van de gevangenen althans zoveel mogelijk te verzachten. Meestal werd getracht door het zenden van kostgeld de gevangenen een groter rantsoen voedsel te doen verstrekken. Of er in de praktijk veel van terecht gekomen is?

In verschillende plaatsen van Westfriesland werden, meest omstreeks 1635, zg. ‘Zeevarende Buidels’ opgericht, d.w.z. de dorpsgenoten verenigden zich om gelden bijeen te brengen ten behoeve van de zeevarenden, die op zee verongelukten of in gevangenschap raakten. Uit deze gelden kon dan het kostgeld betaald worden, of was het soms mogelijk de gevangene geheel vrij te kopen, hoewel de hoge losprijzen dit vaak onmogelijk maakten. Men leze het interessante artikel over de zeevarende beurzen van wijlen den heer S. Lootsma in de 3e en 10e bundel van ‘Oud-Westfriesland’.
Ook werd er voor de gevangenen vaak huis-aan-huis gecollecteerd, ‘met de bos geloopen’, zooals dat toen heette. In het archief van het Koggehuis te Medemblik zagen wij eens een lange lijst van gevangenen, voor wie in Hauwert en omstreken met de collectebus geloopen was. Misschien komen we daar nog wel eens op terug.

Hoe wisten ze nu in Midwoud, dat Heyn Sijmonsz. gevangen zat in Algiers? Had hij een ‘smeekbrief’ gezonden, zooals vele gevangenen deden die jarenlang vastgehouden werden, zonder eenig uitzicht. Want ook hier was het weer: ‘Het geld dat stom is, maakt recht wat krom is’. De losprijzen die de Algerijnen vroegen, waren niet malsch en het maakt de indruk dat ze vaak namen wat ze krijgen konden. Zoo schrijft Lootsma over een matroos uit de Rijp, die dertien jaar gevangen zat ‘en noch continuerende ende niet te lossen ofte coopen is dan voor een somme van duysent guldens’. Voor Sijmon Cornelisz. Hoen uit Graft werd 4947 gulden gevraagd.

Willem IJsbrantsz. Bontekoe, de bekende schipper uit Hoorn, die in 1617 ook te Algiers gevangen zat, werd ‘met eenen jongen, sijn broeder’, waarschijnlijk Jacob, op 12 October 1617 losgekocht voor ‘2915 dobbels, sijnde omtrent 750 realen van achten’. Zie hiervoor J.Ph. de Monte Ver Looren, in West-Frieslands' ‘Oud en Nieuw’ IX, 35.

Voor Claes Jansz. van Woglom, in onze acte genoemd, die in 1636 in Tunis gevangen zat, werden 1000 realen van Achten gevraagd. Dus zijn onze Midwouders met 510 a 520 stukken van achten voor Heyn Sijmonsz. nog niet zoo duur uit.
Neen, een smeekbrief zal Heyn Sijmonsz. niet gezonden hebben. Hier was Claes Jansz. van Woglom de tusschenpersoon. Hij wordt nu, in 1645, ‘coopman binnen deser Stede’ (Amsterdam) genoemd, maar in Juni 1636 was hij nog schipper op ‘de gekroonde Swaen’. Blijkbaar een flink schip, want het was ‘gemonteert met 24 stucken’ en kon dus in een zeegevecht een hartig woordje meespreken. In dat zelfde jaar 1636 voer Claes Jansz. van Woglom in de Straat van Messina samen met Claes Jacobsz. Verloren, schipper op ‘de Verloren Soon’. ‘... ende tsamen aangerant sijnde ter voorsz. plaetse van tien Basartse ende Tunis galeyen, die haer overmachtich waren te vermeesteren...’. ‘... ende neffens sijn volck alle devoir gedaen hebbende, sijn door de grooter macht der voorsz. galeyen verovert, wechgevoert ende tot Tunis in Barbarijen als slaven ende gevangenen gebracht...’. Zie hiervoor J.Ph. de Monte Ver Looren, in West-Frieslands’ ‘Oud en Nieuw’ IX, 40.
Claes Jansz. van Woglom wist dus wat slavernij ‘bij den Turck’ was!

In onze acte is Claes Jansz. slechts bemiddelaar. De Midwouders maken hem volledig vrij, hij loopt geen enkel risico. Het is Sinjeur Jacomo van Neck, die alles in het werk zal stellen om Heyn Sijmonsz. vrij te krijgen. Hij zal de losprijs betalen en alle mogelijke onkosten die daar bij zouden komen en de Midwouders behoeven niet te betalen voor ze bewijs in handen hebben dat Heyn Sijmonsz. werkelijk vrij is .... in Algiers, want verder risico neemt Sr. van Neck niet!

Wie was deze Jacomo van Neck? Was hij mogelijk een zoon van Jacob van Neck, die in 1598 als eerste met Jacob van Heemskerk en Wijbrand van Waerwijck naar Oost-Indien voer en die later burgemeester van Amsterdam werd? Of was hij dezelfde die Bontekoe noemt in zijn Merckwaerdige Reyse, blz. 65:

‘.... Doe quam het schip Groeningen uyt het Vaderlandt daer schipper op was Tobias van Embden en koopman Signeur van Neck, die schout op Texel hadde geweest....’?

We weten niet of de bemiddeling van Claes Jansz. van Woglom en Signeur van Neck succes heeft gehad. In de acte is dwars door de tekst gesneden als bewijs dat deze zaak afgedaan was. Mogelijk is dus Heyn Sijmonsz. weer behouden ‘in het Christen Lant gearriveert’. Met welk een vreugde zal hij de groene weiden rondom Midwoud weer aanschouwd hebben. Het grazende vee, de stelphoeven in hun boomenkrans en de boeren, die hem vrijkochten ‘ondert verband van onse respective personen ende goederen te samen en elx een voor al ....’. ‘...'t effect van dien wel verstaende.’

En, als ze vrij waren, bleven ze dan verder thuis? Geloof dat maar niet, ze waren niet gewoon bij moeders pappot te zitten, zwerven over de wereldzeeen, dat zat hen in het bloed! Een stout volk, die voorvaderen van ons! Trots alle gevaren weer naar zee. Hadden ze het niet als randschrift op hun penningen geslagen:

IMPERATOR MARIS, TERRAE DOMINUS
Wie de zee beheerscht, is meester van het land...
‘connende een besem in haere merssen voeren....’.

 


© 2001-2024 | Sitemap | Contact

Facebook: Ansichtkaarten van Andijk