» Historie » Groei en Bloei van de geschiedenis van Andijk » Pagina 196-199
Wanneer de eerste school te Andijk gesticht is, weten we niet. Wel lezen we dat op 10 Mei 1665 ‘den vroomen, godseligen, seer discreten meester Pieter Wiggersz. Aves, of Vogel, naar Wervershoof vertrokken is’, waar hij op 14 juni van het volgende jaar overlijdt. Het onderwijs is tot 1899 een taak van de kerk en dat is vanaf 1619 de Gereformeerde Kerk, met uitsluiting van alles wat anders denkt of gelooft. Vooral de Roomsen worden onderdrukt. Zo lezen we in de kerkeraadsnotulen van Buurtje anno 1668:
‘Also eenige Papiste jongens groote baldaigheyt hadden gepleegt aan vier vrijsters. die hier in de predicatie hadden geweest, deselve met een touw van de dijk afwerpende, soo hebben de Broederen des kerkeraets eenige van de voornaemste papisten bij haer ontboden te comen z'n het school ende haer aengeseght dat sij haer in het toecomende mosten wachten van eenige moleste, ofte selve, ofte door haere kinderen aen de kerckgaende te plegen, ofte daerin soodanigh soude voorsien worden, dat het haer rouwen soude...’
Onderwijs is een taak van de kerk. Er is nog geen leerplichtwet, maar de kerk legt de ouders een zedelijke plicht op. Bij de kinderdoop wordt aan hen, ieder persoonlijk gevraagd:
‘of gij u niet bekent ende voorneemt, dese kinderen, als sij tot hun verstant sullen gekomen syn, in de voorszeyde leer te onderwijzen, te doen ofte te helpen onderwijzen, wat is daerop uw antwoord? ... en uw antwoord?’
Met hun ‘ja’ nemen de ouders de morele plicht op zich, hun kinderen te onderwijzen in
de leer ‘die naar de godzaligheid is’.
Nu wordt daar in de praktijk wel eens de hand mee gelicht, de afstanden zijn groot en in
de arme gezinnen moeten de kinderen al zo vroeg mogelijk meewerken. Kinderarbeid is nog
niet verboden!
Er zijn in het begin zelfs twee scholen: een op Buurtje en een op de Boede in de
Bakkershoek. Maar nadat door de kerkbouw Buurtje een soort kern is geworden, is Buurtje
de school en op de boede slechts een bijschooltje,
niet veel meer dan een enkel vertrek in
meesters huis. Na 1757 horen we van het schooltje op de Boede niets meer. We kunnen
niet alle schoolmeesters noemen, maar maken voor de voornaamsten een uitzondering. Een van de
eersten was meester Willem Willemsz. Posthumius. Hij trouwde hier op 15 November 1676 en
overlijdt hier op 26 juli 1694. Ook zijn zoon en kleinzoon zijn hier schoolmeester. Zijn
nageslacht neemt later de naam ‘Groot’ aan, waarvan de meesten nog steeds op Andijk wonen.
Een volgende is meester Sijmen Jongejeugt. Hij komt hier op 4 November 1736 en overlijdt
op 29 Mei 1750. Hij is hier dus veertien jaar schoolmeester en dat juist in die moeilijke
veepestjaren! Op hem volgt Cornelis Claasz. Singer, schoolmeester en collecteur, d.i.
belastinggaarder. Hij komt in Augustus 1748 van Benningbroek met zijn vrouw en twee
kinderen on overlijdt hier op 11 Mei 1799.
Hij is hier zevenenveertig jaar schoolmeester onder
tien dominee's en is de stamvader van een belangrijk West-Fries geslacht.
Na hem komt meester Maarten Brugman. Hij komt hier op 15 juli 1799 van Oude Niedorp en overlijdt op 23 Augustus 1820.
Na het overlijden van meester Sijmen Jongejeugt wordt een ‘reglement’ opgesteld, waerna
zig de Voorzanger en Schoolmeester te Andijk zal hebben te reguleren’. We nemen daarvan
drie artikelen over:
Art. 1. Zal de schoolmeester gehouden zijn te beginnen den 1 September en eindigen den 15 july, des morgens van agt tot elf en des middags van twaelf tot drie uuren, de vijf eerste gehele dagen der weke, zullende des Zateraags in 't geheel geen school worden gehouden, tenzij enig verzuim in de voorgaende dagen des Zaterdags most vergoed worden, om vijf dagen vol te maken.
Art. 10. Yder kint terschole gaende zal moeten betalen in de maendt van leren spelden en lezen twe stuivers, van schrijven drie stuivers, van cijferen ses stuivers, en als drie kinderen uit een huis komen, zal de derde vrij wezen van maentgelt te betalen na ouder gewoonte, gelijk ook de schoolmeester voor niet zal moeten onderwijzen in 't school de kinderen die van de gereformeerde arme voogden en Diakenen onderhouden worden.
Art. 11. De schoolmeester zal als er genoegzame leerlingen zijn, ook verpligt wezen een avontschool te houden des winters van half zeven tot half negen toe, mits dat de discipelen het ligt en vuur als zij 't begeren, bezorgen en zal de schoolmeester van ieder in de maent betaelt worden, agt stuivers voor schrijven, cijferen, zingen na elks verkiezing en dat vijf avonden in de weke.
Aldus besloten en vastgestelt in Lutjebroek den 12 July 1751.
(Andijk valt dan immers nog onder de banne van Lutjebroek).
In het copieboek van de Maire Cornelis Veer lezen we op 11 Februari 1812:
‘Buiten het gewoon onderwijs in het Hollandsch wordt er geen ander onderwijs gegeven dan hetgeen men op de Lagere Scholen kan verwachten. Alleen is er met primo Februari jl. aan de kerkschool te Andijk eene school aangelegd, waar in onderwijs in de Fransche Taal wordt gegeven door een daartoe aangestelde onderwijzer.’
Het onderwijs in de Franse taal is van korte duur: na de ‘bevrijding’ van 1813 wordt al wat Frans is uitgebannen!
‘1665... Pieter Wiggersz. Aves, schoolmeester, voormaals op Broekoord, alias de Boede, met
attestatie van Grootebroek...’ las ik in het ‘Kerckeboeck’ van Wervershoof.
Dus was er al een ‘school’ op de Boede, dat is in de Bakkershoek, voor de kerk op Buurtje
gebouwd werd! Een hooge gedachte is er van deze school niet noodig... Waarschijnlijk was
het niet anders dan een vertrekje in een van de armelijke huisjes, mogelijk het huis van
den schoolmeester zelf... mogelijk zijn woonkamer. In elk geval geen school, zooals wij
die nu kennen: een vrijstaand gebouw, ruim en licht.
Anno 1665 woonden er nog maar weinig menschen op Andijk. Toen twee jaar later de kerk op
Buurtje werd gesticht, waren het net
honderd belijdende leden, die van Grootebroek
en Lutjebroek overgeboekt werden. Van die honderd woonde dan nog het grootste deel aan het
Westeind: op de Bangaert, op Krimpen, op Munnekay, op de Geusenbuurt en in de Veldhuisen...
Verder Oostelijk woonden maar weinigen, voorbij de Kathoek zoo goed als niemand meer,
uitgenomen dan de boeren die in het veld woonden. De Boede was dus maar een klein buurtje
en het pleit zeker ten gunste van de Grootebroekers, dat ze daar alevel een ‘school’
onderhielden. Want daar moest zeker geld bij, hoe weinig de schoolmeester ook verdiende!
Ik stel mij voor, dat het baantje van Pieter Wiggersz. Aves niet te benijden was. Hij zal
zeker buiten de schooluren getracht hebben een extraatje te verdienen ‘met ettelijcke
lepelaryen, daer een stuyver of twee aen hanghen’, zooals meester Valckoogh zegt... die
nogal wat weet op te noemen als bijverdiensten van een ouderwetschen schoolmeester, o.a.:
Haer afsnyden, somtyds oock wonden cureeren,
Glasemaken, cloetmaken ende doodkisten,
Steenhouwen, schilderen, stoelen verwen en vernisten,
Oock schoenlappen ende clompenmaken,
Roukorf maken ende den acker haecken,
Boeckbinden op veteren en breyden netten,
Een paer kooyen houen, ossen vetten,
Somtyts met naeyen een stuyver verdienen,
Oock uytsteken hechten in houten, in bienen,
Boecken uytschryven, boelbrieven invanghen,
Ettelycke lepelaryes, daer een stuyver of twee aen hanghen.
enz. enz.
Welk van al deze bedrijven Pieter Wiggersz. Aves tot het zijne maakte, is nu niet meer
na te gaan, zeker is wel, dat hij eenige bijverdienste hard noodig had. ‘De school op de
Boede’ was maar een bijschooltje. Die naast de kerk op Buurtje was DE school.
In een tijd toen de dominee nauwlijks 500 gulden per jaar als ‘salarium’ ontving, had de
schoolmeester wel een zeer ‘sober regiment’.
Waer deur sy dick moeten zyn een clagher,
(Jae, sy hebben oock gheen stallen met koeyen).
zegt Valckoogh, die het puike vee in de stallen van zijn Barregornder schoolbestuurders met leede
oogen aanzag.
Een andere schoolmeester op de Boede was Aart Gerbrantsz. Quast, die 20 Nov. 1695 met attestatie van
Bovenkarspel kwam ... Wellicht was hij wel een nazaat van Hillebrant Gerbrantsz. Quast, die in 1628
Vice-Admiraal van Noord-Holland werd. Wat zal zoo'n meester prachtige verhalen verteld hebben van de
verre reizen die zijn grootvader of oom naar Oost of West deed. Aart Gerbrantsz. Quast trouwde in
Januari 1697 met Mary Crelis' en stierf in 1711. Mary Crelis' bleef toen met zes kinderen achter.
De volgende, meester Rens Stammes, is waarschijnlijk spoedig na zijn benoeming overleden ... Alleen de
datum van zijn belijdenis is te vinden, verder niets meer ... In 1721 volgde meester Barent Nansz., en
zoo zijn er velen na hem nog schoolmeester op de Boede geweest.
Nu is er geen schoolmeester op de Boede meer. De school van meester Warnaar is gesloopt, een nieuwe is
aan de Hoekweg gebouwd. Een van de vijf scholen die Andijk nu bezit, waar dagelijks honderden kinderen
onderwijs ontvangen. Als we zoo eens bij een openbare les de school bezoeken, waar in een ruim en frisch,
ideaal verlicht lokaal een schoolmeester de les geeft ... dan dwalen onze gedachten naar dat kleine
schooltje op de Boede, naar dien ouderwetschen schoolmeester Pieter Wiggertsz. Aves ... Zoo'n oue baas
met de plak en gard en Haneboek.
Wat had zoo'n voortrekker het moeilijk. Of, zou hij grimlachen om ons beklag?
Was het leven vroeger zooveel moeilijker dan nu of denken wij dat maar? Valckoogh antwoordt voor ons:
Hier sal hem de schoolmeester in toonen seer vlytich,
Ende in al desen te doene niet syn verdrytich,
Want dat is syn ampt, dat hem is opgeleyt,
Die loon ontfanght, 't is regt dat hy doe arbeyt...