Kistemaker

Thuis » Historie » Groei en Bloei van de geschiedenis van Andijk » Pagina 214-217

19. De Andijker Middenstand

Voor 1900 waren er op Andijk maar weinig winkels en dan nog vaak de winkel als bijverdienste. Winkelen werd door de bevolking niet als een volwaardig bedrijf gezien. Een winkelier moest immers leven van de ‘gunst’. Een beginneling ,moest, met het petje onder de arm, om de gunst vragen. Als hij later wat meer gevestigd was, hoefde dat zozeer niet meer, maar de idee bleef.

Sociale zorg was er niet, alleen diaconie en die gaf niet in alle gevallen. Vrouwen, die door het overlijden van haar kostwinner, zich van inkomsten zagen beroofd en mannen, die door enig lichaamsgebrek of door ouderdom, geen zwaar werk meer konden doen, begonnen een winkeltje. Zonder enig kapitaal, zonder enige vakkennis. Ze waren daardoor volkomen afhankelijk van de grossier, die hen credit gaf en bij mislukking met de strop bleef zitten.

Zo kwamen er op den duur een menigte kleine winkeltjes, die meestal geen lange levensduur hadden. Jan Zee, die zelf van kruidenier tot winkelier/grossier was opgeklommen, leverde aan een groot aantal van zulke ‘zakenmensen’. ‘Met een sinaasappel, een flesje slaolie en een kalken pijpje heb je een winkel’, zei Dirk Uiterdijk vroeger en dat mocht dan wat overdreven zijn, het was een kleine nering. Zo heb ik een weduwe gekend, die ook ‘winkelierster’ was. Zij verkocht kruidenierswaren, manufacturen en groente, alles in kleine hoeveelheden. In plaats van een kassa had ze vier portemonnees. Als ze een kilo suiker verkocht had, moest het geld daarvan in een paar jarretels in portemonnee C. Maar de winst van elk artikel moest in portemonnee D. Dat gaf aanleiding tot zeer ingewikkelde berekeningen, waarbij het geld soms weer van de ene portemonnee in de andere moest... Zo trof ik haar dan aan, met de vier portemonnees in haar en een gezicht van ouwe lappen, vanwege het moeilijke rekenen.
Het zal duidelijk zijn, dat zulk ‘zakendoen’ op mislukking moest uitlopen.
Op textielgebied werd door de weduwen, vaak naaisters, gewerkt met ‘staalkaarten’, wit carton met een driehoekig gevouwen lapje stof. Uit die kaarten kon dan de keus gemaakt worden en de stof bij de grossier nabesteld, want de weduwe had noch geld, noch ruimte om zelf voorraad te houden. Meestal duurde zo'n ‘agentschap’ niet lang, hetzij dat de weduwe overleed of hertrouwde. Bij ruimer aanbod van de grotere manufacturiers zijn de staalkaarten verdwenen.

Van de weinige winkeliers voor 1900 was Jan Zee wel de voornaamste. Hij verkocht, zoals dat gewoonte was, kruidenierswaren en manufacturen. Toen zijn dochter met Albert van Dokkum trouwde, deed Jan Zee de lapjes aan van Dokkum over. Die begon in een nieuw pand dan ook met confectie, een artikel dat voordien op Andijk niet verkrijgbaar was. Het aanbod van de andere winkeliers was vrij beperkt. Voor iets extra's moest men naar Enkhuizen of, zeldzamer naar Hoorn. Zo was Wijven Meurs, de moeder van Minne van Heezen, de eerste die nikkelwaar, theelichtjes en theepotten verkocht in een klein winkeltje achter de smederij van haar man.

Slagerijen waren er voor 1900 vrijwel niet, het waren meer varkensslachterijen, die voor particulieren varkens slachtten. Boeren en welgestelde landbouwers lieten in November, alleen of gezamenlijk, een varken slachten. Voor arme mensen was vlees meestal te duur, die werden tevredengesteld met een varkenskop of darmen...
Jan Vriend, die ze ‘Jan Gak’ noemden, omdat hij door zijn neus praatte, ‘wou je nag g'ak?’ (gehakt), was wel de eerste, die vlees ‘uitpondde’.
Hij begon in 1904 in een oud boerenhuis een slagerij (later Nijdam).

Groente hadden de tuinbouwers zelf, hoewel weinig gevarieerd. Er kwamen losse venters met afgevallen peren en appelen, met bloemkool, maar een echte groentenzaak was er niet. Mevrouw Singer-Reek was de eerste, die op Andijk-West een echte groentezaak begon.

Op textielgebied behoorde de familie Bootsman tot de pioniers. Vanuit een klein winkeltje oop Andijk-West ('t winkeltje van Troin de Boer), groeide de zaak uit tot drie winkels, twee op Andijk en een in Opperdoes.
In April 1922 was de Dijkweg te Andijk enkele weken versperd, omdat Bootsmans woon- en winkelhuis verplaatst werd. De stenen en pannen eraf en zo werd het houten karkas in twee stukken een halve kilometer oostwaarts gewrikt, op rollen en met dommekrachten. Het staat nu nog waar Pieter Meindert Bootsman woont.

De Andijker middenstand was in de loop der jaren flink gegroeid, vooral na de eerste wereldoorlog 1914 - 1918. Op 2 April 1921 werd de Andijker Middenstandsvereniging opgericht. Pioniers daarvan waren Albert van Dokkum, Dirk Uiterdijk en Simon Scheer. ‘Vreemdelingen’ hebben op Andijk meestal de kachel aangemaakt en als het vuur eenmaal goed bleek te branden, pookten de Andijkers het verder op. Van Dokkum was een Urker en Uiterdijk een Fries.
Geleidelijk breidde de middenstand zich uit: er kwamen meer slagers, meer manufacturiers. Na 1900 kwamen er rijwielen. Dirk van Heezen en Jan Sluys Pietersz. waren wel de pioniers op dat gebied. Dirk Uiterdijk breidde zijn kruidenierswinkel uit met drogisterij artikelen, later ook met optiek.

Iemand met veel handelsgeest was Pieter Dekker Kz. Hij begon een winkeltje met ‘galanterie’ in de Kathoek en verplaatste die later meer westelijk, dichtbij de Bakkershoek, eerst alleen, later met Jacob en Pieter Groot als compagnons. Dekker & Co. was een van de voornaamste winkels op Andijk. Het werd daar een soort winkelgalerij: van oost naar west: slagerij Kroeb, cafe ‘de nieuwe aanleg’, Rienk Brandsma met rijwielen en motoren, Dekker & Co. galanterie en Bootsman met manufacturen. Toen in 1918 de electriciteit op Andijk kwam, was Willem Ootjes de eerste electricien in dienst van Dekker & Co. Piet Dekker heeft aan die nieuwigheid aardig wat verdiend!

Ongeveer in diezelfde tijd kwam de radio. Willem Peetoom had vanaf Buurtje een eigen distributienet met veel abonnees. Vaak wat primitief: ‘mense efkes wachte, we hewwe wat trammelant’, maar echt pionierswerk. Ieder had toen nog geen eigen radio. Van Dokkum, Uiterdijk en Piet Dekker waren alle drie bij Jan Zee in de leer geweest. Van Dokkum was voorzitter van de A.M.V. en aan spraakwater had hij geen gebrek! Hij moest eens een voorstel van het bestuur verdedigen, waarvan hij wel wist, dat de meeste leden er tegen waren. Niettemin verdedigde hij het met vuur en vlam! Toen kwam de rondvraag: ‘tegen... teugen...teugen...tegen’. ‘Dan ben ik er ook tegen’, zei van Dokkum gnuivend. Grote hilariteit!
Het is hier niet de plaats, om alle ups en downs van de A.M.V. te verhalen.
De vereniging bestaat nog steeds en bracht zelfs een Andijker Jaarmarkt tot leven! Daarom hier alleen enkele van de belangrijkste veranderingen in het middenstandsleven.
Een uitwas van de handel was het cadeaustelsel, bonnen voor alles en nog wat. Bijv. de Klokzeepfabriek te Heerde, die een harde strijd moest voeren tegen Unielever, gaf cadeaux, die groter waren dan het artikel zelf. Het liep de spuigaten uit, toen sommige fabrieken textiel als cadeauartikel gingen geven. ‘VIVO deelt de lakens uit’, zeer tot ergernis en woede van de manufacturenhandel. Een andere uitwas was het grote aantal venters, vooral in de magere dertiger jaren. Ieder die werkeloos werd, begon te venten met fruit, met kaas, met zeep, met bokking, enz. enz. De winkeliers, die het in deze jaren toch al moeilijk genoeg hadden, mede door de veelvuldige wanbetaling, zagen met lede ogen een deel van hun omzet naar de venters gaan.

Om deze ambulante handel tegen te gaan, werd in 1937 het middenstandsdiploma verplicht gesteld. Zonder dat diploma mocht niemand winkeldrijven. Tegen branchevervaging werd een diploma warenkennis ingevoerd en dit werd zover doorgedreven, dat er voor iedere branche een diploma nodig was. Dat liep te pletter, toen de supermarkten opkwamen, die alles verkochten wat los en vast zat. Naast levensmiddelen verkochten deze ook ‘nonfood’ en planten.
Met de tweede wereldoorlog kwam de distributie ellende; een ware bezoeking voor de winkeliers, met stapels bonnenvellen en kleine pakjes toewijzingen en tenslotte wel bonnen, maar geen goed!

Na de oorlog kwam er op Andijk veel verandering: 500 Andijkers emigreerden naar Canada of Nieuw-Zeeland en de winkeliers zagen hun omzet dalen. Later werd dat weer wat rechtgetrokken, toen er in de nieuwbouwwijken mensen uit de grote steden kwamen wonen. Maar die waren gewoon, in grote zaken te winkelen en kochten veel buiten Andijk.

Andijk onderging in de 60er jaren een totale verandering. Dat kwam door de centrumvorming. Van een langgerekt dorp moest Andijk een komdorp worden, met de Drentse brinkdorpen als voorbeeld. De hoek Middenweg-Kleingouw werd als centrum gekozen. In 1962 werd daar een nieuw raadhuis gebouwd. Ten noordwesten daarvan kwamen de eerste woningblokken later ook uitgebreid tot over de Kleingouw, het ‘Plan-Zuid.’
Die nieuwe huizen werden ook betrokken door Andijkers, die jarenlang in de oudere huizen aan de dijk gewoond hadden. De dijk werd daardoor steeds meer ontvolkt, tot schade van de middenstand, er werden meer huizen afgebroken dan bijgebouwd. Winkels aan de dijk werden opgeheven en het dreigde daar een dooie boel te worden. In het nieuwe plan was ook een winkelcentrum geprojecteerd, maar het heeft lang geduurd, eer het gerealiseerd kon worden.

Op het terrein, dat er voor gepland was, stond alvast een winkel, maar tussen die winkel en het nieuwe politiebureau (1965) lag een open grasveld, dat wel vijf jaar braak gelegen heeft... In 1972 wist burgemeester Knorr de Beleggingsmaatschappij voor Bedrijfsprojekten te Amersfoort er voor te spannen. Die kreeg op 27 Maart van dat jaar een bouwvergunning om een winkelcentrum te bouwen. Het werden zogenaamde ‘units’, winkels zonder woning. Op 21 Maart 1973 waren er nog units te huur voor fl. 78,-- per m2 per jaar.

Op 19 mei 1973 werd de supermarkt ‘4 = 6’ door burgemeester Knorr geopend.
De vier exploitanten waren: Uiterdijk met kruidenierswaren, Bakkerij ‘VEA’ van Visser & Zoon en de slagers Groot en Nijdam. Behalve Visser ontruimden zij hun winkels aan de dijk. Zo werd geleidelijk de meeste winkelnering naar het centrum getrokken, dat tenslotte toch volkwam.
Intussen had zich ook het verschijnsel ‘rijdende winkel’ voorgedaan, zowel op Oost als op West. De winkelstand aan de dijk liep steeds meer achteruit, totdat Piet van Heezen in 1968 een warenhuis opende in de oude gereformeerde kerk met pastorie. Dat werd een grote trekpleister, ook van buiten Andijk, want zijn assortiment was byzonder groot! Wat een verschil bij de tijd, toen zijn oma Wijven Meurs een winkeltje met nikkelwaar begon!

Dit was het dan, ‘om kort te gaan’, zoals Albert van Dokkum gewoonlijk zei, het verhaal van de ‘Andijker Middenstand’. Uiteraard konden niet alle zaken worden genoemd, er zou nog veel meer interessants te vertellen zijn. De middenstand van Andijk maakte in de zeventiger jaren een periode van bloei door, die in de volgende decennia weer wat getemperd werd. ‘Koopt op Andijk’ is geen loze kreet: de variatie aan artikelen is, vergeleken bij de jaren omstreeks 1900 enorm uitgebreid.

 


© 2001-2024 | Sitemap | Contact

Facebook: Ansichtkaarten van Andijk