» Historie » Groei en Bloei van de geschiedenis van Andijk » Pagina 232-233
Bij overlijden of vertrek van een tuinbouwer werd vroeger de hele inventaris publiek
geveild, ook het ‘boelgoed’, meubilair en porselein meestal in of bij een herberg, soms
ook aan huis.
‘Te boeles’ was in de wintermaanden een prettig tijdverdrijf en er was meestal veel
belangstelling voor, meer kijkers dan kopers. Tegen de glooing van de dijk lag dan de hele
rataplan uitgestald: hekstokken, aanbinders, rietmatten, stullestokken, aardappelbakken,
halfmudsmanden, een slijpsteen, timmer- en brandhout, tot aan bakken met oud-roest toe...
De veldwachter was ‘afslager’, maar dit materiaal werd bij opbod verkocht. De prijzen
waren meestal niet hoog: enkele guldens of kwartjes. Voor rommel, waarop geen mens bieden
wou, zei hij gewoon: ‘Eef Brouwer, een dubbeltje’. Eef had helemaal niet geboden, maar nam
altijd alle rommel mee.
Het gereedschap werd in de kolfbaan geveild. De netste mensen hadden voor deze gelegenheid
alles gladgeschuurd en in het vet gezet, maar anderen geloofden het wel... Koopjesjagers
namen ook roestig gereedschap wel mee...
Laten wij nu eens zien, hoe er bij opbod en afslag geveild werd:
Tegen de glooing van de dijk bij de Meiboom is een groot dorszeil uitgespreid en de
aspirant-kopers staan er omheen... Dan komt ook de veldwachter, op de voet gevolgd door de
notarisklerk. Een kwajongen rollebolt goedwillig van bovenaf over het zeil naar beneden.
Een staaltje van durf, nu de veldwachter daar onderaan staat. Die veldwachter is geen
West-Fries, daarom praat hij ‘deftig’, d.w.z. Nederlands. ‘Nu heren, er is alweer een
rijksdaalder te verdienen, voor wie dit zeil naar het hoogste bod brengt. Wie heeft er nu
zin aan die knaak, of aan dat zeil, wie zet dat eens in?’.... Absolute stilte. Dat weet
hij al bij ervaring, daarom zegt hij zelf ‘we zetten dat zeil in op TIEN gulden, wie meer
dan tien?’ Vanonder de leren klep van zijn pet gluurt hij eens rond... maar niemand doet
een mond open, tot er een zegt: ‘elf’. Langzaam-aan gaat het bod hoger, eerst met een
gulden, dan met vijf, tot de waarde van het zeil bereikt is.
‘Vijf en zeventig... tachtig... vijf en tachtig... Klaas Dijkman Hermanszoon. ‘De harde
rijksdaalder wordt naar de hoogste bieder gekeild, die hem dankbaar opvangt... Dan komt de
afslag: ‘Nu heren, dat zeil heeft kunnen gelden vijf en tachtig gulden. Wij zetten daar
nog boven TWINTIG gulden’. Dan telt hij met sneltreinvaart achteruit vanaf twintig. Bij
tien komt er wat spanning in en telt hij langzamer: ....zeven, zes, vijf ....vier
...drie.’ Dan zegt er opeens iemand: ‘moin’. Dat is Piet Groot en voor zeven en tachtig
gulden kan hij zich nu eigenaar van het dorszeil noemen. Hij begint direct met een paar
helpers het zeil te vouwen en op te rollen.
De hele ploeg volk gaat met de veldwachter naar de slootkant. Daar ligt ‘een schuit, met
mast, zeil en spriet’ en die wordt op dezelfde manier geveild, maar nu met een gulden
strijkgeld. ‘Wie heeft er zin aan die piek of aan die schuit?’
's Middags wordt het huisraad geveild. Dan zijn de vrouwen present. De felste
koopjesjaagsters zitten vooraan op stoelen, de rest staat meer bescheiden achteraf... Van
dat voorste gelid staan sommigen bij de middenstand vrij diep in het krijt. De veldwachter
weet dat, hij kent ze allemaal... Als ze al wat ruim gekocht hebben, hoort hij hun verdere
bieden niet eens. Dat geeft soms aanleiding tot felle protesten! Alles wordt bij opbod
verkocht, alleen als er een zeldzaam antiek meubel aan bod komt, is er soms een gulden
strijkgeld te verdienen. Maar dat hoge bieden is riskant, soms blijft de bieder aan zijn
koopje hangen. Dan is het: ‘tien, an je bien’, of ‘vijf, an je lijf’.
Helaas zijn er nu geen boelhuizen meer. Bij de veilingen, die nu nog gehouden worden, is
het meer een prijsopjagerij ten bate van het goede doel. Dat heeft met die oude boelhuizen
niets te maken. De ouderwetse ‘boelesers’ waren voorzichtiger: geld was duur! Niettemin
hadden ze ook nog wel eens een (kleine) strop. De goederen werden verkocht
‘voetstoots, in de staat waarin zij zich nu bevinden’.
In geschillen besliste de notaris ‘als
hoogste ressort’. Het was dus uitkijken, maar de verleiding om koopjes te halen bleef
altijd groot... Een mooi stukje folklore is hiermee verdwenen!