» Lectori Salutem » Nummer
"De Hongerwinter van oktober 1944 tot februari 1945 was een tijd van uiterste ontbering voor
hoofdzakelijk de stadsbevolking van de provincies Noord-Holland, Zuid-Holland en Utrecht
De hongersnood was veroorzaakt bij drie gebeurtenissen: ten eerste het was het resultaat van de hardvochtige
maatregels bij het Duitse bezettingsgezag, de bevrijding van het zuidelijke gedeelte van Nederland en
de daarop volgende stopzetting van het vervoer van kolen naar het Noorden en de oproep van de
regering-in-ballingschap tot een totale spoorwegstaking. Tijdens die periode stierven meer dan 22.000
mensen als het gevolg van ondervoeding en aanverwante oorzaken en één uit elke zeventien
inwoners van de westelijke provincies leed aan voedselgebrek." (Het
voorgaande is een vertaling van een artikel in een Canadese krant)
Deze achtergrond informatie is nodig voor het volgende verhaal over mijn eigen ervaring in die tijd.
Ik weet wel dat de mensen die het meegemaakt hebben het weten, maar de jongere generatie misschien
niet.
Ik was zes jaar oud en woonde met mijn ouders, drie broers en een zuster in Amsterdam. Mijn moeder was
in verwachting van haar zesde kind. Mijn vader ging af en toe naar Andijk om een kar eten te halen. De
afstand was ongeveer 50 km. Meestal huurde hij een bakfiets maar een keer toen er geen bakfiets was
moest hij het met een handkar doen. De terugweg was het moeilijkste gedeelte van de tocht. Hij en een
vriend duwden de zware kar naar huis en allebei waren ze doodvermoeid toen ze eindelijk thuis kwamen.
Er werd besloten om een paar kinderen naar familie in Andijk te brengen.Oom Piet en Tante Aaf kwamen
op de fiets naar Amsterdam om mijn zuster Gerda en mij op te halen. Het was januari en er was sneeuw
op de weg. We moesten op een kussen op de bagagedrager, zitten met onze benen in de fietstassen met
warme waterkruiken. We stopten ergens bij een restaurant om iets te eten. Aan een tafel zat een groep
mensen te eten. Ik zag dat ze vlees op hun bord hadden, dat was iets dat ik al tijden niet gezien had.
Het water in de kruiken was inmiddels koud geworden. Het was een lange koude tocht voordat we in Andijk
waren. Ik was een tijdje bij Oom Piet en Tante Aaf en ook bij Tante Teet en Oom Jaap Bootsman totdat
mijn vader ons weer kwam halen met een bakfiets. De Beemsterpolder was nog onder water. Ik ben erg
dankbaar voor die barmhartige reis van Oom Piet en Tante Aaf en heb een hoop goede herinneringen aan
mijn tijd in Andijk. Tijdens mijn laatste bezoek aan Nederland in mei 1992, bezocht ik ze in Hoorn en
hebben we het er nog eens over gehad.
Deze gedachte blijft bij me: Is het niet beter om onze uiterste best te doen om vrede te behouden dan
ooit nog eens een ellendige oorlog te moeten vechten om het terug te winnen?
John Op't Land, Calgary, September 1992