» Religie » Masereeuwers "Vrienden van de waarheid" » Pagina 4
Het volgende jaar kwam de grote verandering: het VISIOEN!
Het was na pinksteren 1822. Jan Masereeuw was met zijn roeibootje baar
Medemblik geweest, om daar zijn boter te marktten. Op de terugweg liet hij
even zijn riemen rusten... Wonderlijk! Een vreemd visioen: hij zag de
hemel geopend... hij werd door het goddelijk licht omgestraald... hij
hoorde zich door GOD zelf geroepen om de verborgenheden en de geheimen
Gods aan het volk te openbaren en hen de tijd aan te geven van de
wederkomst van Christus... Een tijd, tijden en een halve tijd... wie oren
heeft om te horen, die hore...!
Wat moeten we ervan geloven? Niets? Geestelijke overspanning van een
moegewerkte en geplaagde man? 1822 was nu juist geen best jaar voor de
boeren. Had tegenslag in het gezin, (vier kinderen verloren) en in bedrijf
hem teveel vermoeid? Had hij teveel over het pinksterwonder.
("verdeelde tongen als van vuur op een iegelijk van hen"),
geprakkiseerd? Had de spiegeling van het licht op het brede water bij het
veldhuis hem wat verblind? We weten het niet en kunnen het verhaal van het
visioen maar moeilijk geloven... Nu was Jan Masereeuw niet de eerste die
een visioen zag... De profeten van het Oude Testament hadden al heel
vreemde gezichten gezien. En na Christus' geboorte had de apostel Paulus,
(toen nog de Jood Saoel) ook zo'n hemels licht gezien en een stem gehoord:
"Saul, Saul, wat vervolgt gij mij?" Op het eiland Patmos had de
apostel Johannes zijn Openbaringen gehad... De keizer Constantijn zag ook
een hemels licht en het teken des kruises met de woorden "in hoc
signo vinces"... Zo zijn er velen geweest: Antoinette Bourignon in
Frankrijk, Jeane Lead in Engeland... Vooral van haar had Jan Masereeuw veel gelezen.
Mochten velen twijfelen, Jan Masereeuw geloofde het zelf vast en zeker! In
zijn geschriften komt het telkens weer terug. In 1822 schreef hij:
"...niet zoozeer om de onmiddellijke openbaringen door dewelke mij de HEERE en dat wel bijzonder op het Christen Pinksterfeest en enige volgende dagen van dit jaar 1822 veel heeft doen horen en zien"...
"Want ik, die in mij zelf een ledig vat ben en geen wijsheid noch wetenschap boven anderen bezit en op geen hogescholen, maar van den vroegen morgen toen den laten avond op den korenakker en bij het rundvee ben opgevoed en gebleven, tot den tijd toe, dat God mij, gelijk Amos, Elisa en meer anderen, daar heeft afgeroepen en middelijk en zichtbaar in den weg van Zijne aanbiddelijke voorzienigheid, voor elks ogen daar van heeft afgescheiden en onmiddellijk door Zijn Geest krachtdadelijk en onweerstaandelijk daar van heeft afgetrokken, leggende mij een andere last op, welke ik, nog enig schepsel, op en van zich zelf zou kunnen dragen. Maar met Christus, onzen Heere vermogen wij alles en is ons niet onmogelijk, want ik leg, zegt Hij. (Jes. 51:16) Mijn woorden in uw mond en bedek u onder de schaduw Mijner hand om den hemel te planten en om de aarde te gronden, en te zeggen tot Zion: gij zijt Mijn volk.
Deze dan heeft mij 't jaar 1822 al tot u gezonden, om u Zijn dag aan te kondigen, en de tekenen daar van aan te tonen, hetwelk ik hier nu niet behoef op te halen, maar zal het ten laatste wel laten volgen; maar dit getuigenis heeft geen beter onthaal bij u gehad, dan alleen door ongeloof terstond gedood, dat het veel, ja veel minder op het mijne geleek als een paard naar een varken".