» Religie » Masereeuwers "Vrienden van de waarheid" » Pagina 31
Jan Masereeuw ontving ook scheldbrieven. Zo schrijft hij op 30 Mei 1831 aan Simon Zwier:
"... vermits ik wel drie onderschijdene, seer uytgebrijde, gemaskerde (= anonieme) en door de Hoogmoedige Reden wonderlijk geblanket, ja, wonderlijk versierde Goddeloze schimpschriften ontfangen heb. Waarvan er twee, soo hier en elders, bij vrient en vijant zijn ront en om ende weerom gesonden..."
"... door mij seer gewigtige tegengifte zijn verzonden, welke nu ook dadelijk bij haar zijn en heden werkelijk bij haar rontgaan" enz.
Die "gewigtige tegengifte" waren niet van gister, want als
het op woordenrijkdom aankwam, stond Jan Masereeuw zijn mannetje!
En dan die "profeet". Dat was een prachtig mikpunt voor de
spotters. Bij vriend en Vijand was hij onder die naam bekend. De reden was
wel dat hij zichzelf met Elia vergeleken had en Elia was "ten Hemel
gevaren". Daarom werd de volgende anecdote verteld: Jan Masereeuw
reed eens met paard en wagen op de dijk bij Medemblik. Waar nu het
stoomgemaal van de Vier Noorder Koggen op nonactief staat, stonden toen
watermolens. Het paard schrok van de klapperende zeilen op de naderende
wieken en sloeg op hol. De wagen raakte van de weg af op de steenglooiing
aan de zeekant. Het kan zijn dat Jan Masereeuw toen zijn armen
omhooggestoken heeft, maar dat was de oorzaak van veel spot de profeet zou
ten hemel varen!
Bij zijn volgelingen werd algemeen geloofd, dat JAN geen normale dood zou
vinden. Hij was immers de allerlaatste getuige. Er wordt verteld, dat toen
het toch zover was, sommigen aan het Zuiderpad stiekum door de rakken
gluurden, of JAN toch nog op zou staan ? Er gebeurde niets...
Ook gaat het verhaal van een dienstmeid, die op de stoep aan de slootkant
zat te "goeskônmaken" (vaatwassen). Toen haar baas op de wal
kwam en zei : "Vader Jan is dôôd", schrok zij zo, dat ze
prompt in het water viel en gered moest worden.... Mogelijk heette haar
eigen vader Jan?
Dat was allemaal spot over Jan Masereeuw zelf. Maar ook zij volgelingen
bleef smaad en hoon niet gespaard. Die stiekeme lui, die in geen kerk
wilden komen, die ongeveer overal tegen waren, die van kermis of dansen
niets wilden weten, die nooit in een herberg kwamen, of er moest veiling
wezen, die hun kinderen liever lieten doodgaan dan ze in te enten tegen
pokken, die zich opsloten met een boekje in een hoekje, die... enz.
De Masereeuwers verdroegen deze smaad geduldig en gingen hun eigen weg.
De Heere zal het voorzien...