» Historie » Met sprongen door de Andijker Historie » Hoofdstuk 5 » 34-39
ER is een kleine samenleving gegroeid aan de oude dijk. Een dorp mag dit nog niet heten.... slechts een gehucht met enkele buurten, hier en daar een stelphoeve langs de dijk en verder de veldhuizen in hun boomkrans. Enkele losse buurten van armelijke huisjes, waar vissers en arbeiders wonen.... de Bangaerdt.... was daar werkelijk een fruittuin, die aan de banne toebehoorde?.... Krimpen.... waar sinds onheuglijke tijden de herberg „De Heer van Krimpen” staat.... de Geusebuurt.... waar volgens overlevering de nazaten van watergeuzen en beeldstormers wonen.... en Broekoort.... waarvan de naam U er aan herinnert, dat dit deel van Andijk nog altijd onder de Steede Broec behoort....
Slechts enkele buurten.... Geen dorps
kern, waar zich na een moeizame dagtaak de mannen verzamelen op de brink.... om de belangen van het dorp te bespreken.... geen dorpsput of -pomp, waar de vrouwen het onmisbare water komen halen en elkaar de dorpsnieuwtjes vertellen.... geen
kerk, in alle dorpen in wijde omtrek
het centrale punt, waar elke Zondag het Woord verkondigd wordt en de proclamaties van het burgerlijk bestuur voorgelezen worden.
Dat centrale punt ligt voor de oude Andijkers in de Streek, in Bovenkarspel, in Grootebroek, in Lutjebroek....
In drie lange stroken is het land verdeeld.... bannegewijs.... en dat houdt kernvorming tegen.... eeuwenlang.
In de Streek zetelt hun bestuur, daar wonen Schout en Schepenen, daar houdt men regtdag, daar is van tijd tot tijd verkoping of verhuring, daar staat het Weeshuis.... kortom, het
leven wordt in de Streek geleefd.... en de Noorderdijk is slechts een gehucht!
Bovendien: in de Streek staat de kerk! Daar
moeten ze heen, elke Zondag.... weer of geen weer, storm, mist, hagel, regen, sneeuw of ijs houdt hen niet tegen.... ze gaan naar de Streek ter kerk! Denk het U in! Het is geen kleinigheid.... het is een onderneming! De reis kan uiteraard slechts te water gemaakt. worden, want met paard en wagen duurt het veel te lang.... Dat zou over Enkhuizen moeten gaan.... een slechte weg, glad en glibberig in de regentijd.... of over.... schrik niet.... over Westwoud, want de Tolweg is nog niet eens in aanleg! Mogelijk komen ze er in de zomer te voet langs de „inninghweghen”, de zomerdijkjes.... maar dan nog: welk een moeilijke en inspannende reis, vooral voor de ouderen....! Dus per schuit! Bij gunstige wind een prettig zeiltochtje, maar bij tegenwind.... hoe vaak is de wind niet noordwest.... een harde dobber: anderhalf tot twee uur aan de kloet! Geen wonder, dat ze er over klaagden”
„De broeders.... alhier onder den dijk lange tijt van haer voorouders tijden af beswaert met so een moeylieke kerckgangh, verre afleggende van de Kercken daer onder sij ressorteerden ende oock haere naburige plaatsen (Wervershoof) bisonder beswaerlijck voor oude swacke Lieden en anderen die van weghen haer beroepinghe so veel, tijts niet ofte nauwelijcx konden uytvinden om ordinair ter kereke te komen....”
Want dat komt er nog bij: het zijn allemaal boeren, d.w.z. veehouders, die dit beklag doen.... Een boer heeft, altijd werk,
's Zondags en in de, week en het kost moeite voor melktijd terug te zijn.... (Hebben we het zelf niet
beleefd, dat de boeren juist voor de zegen de kerk uitliepen, om eerder thuis te wezen?)
Boeren, die
beter met de hooivork kunnen omgaan dan met de pen: ze tekenen de acte van scheydinghe met hun huismerk of
met een simpel kruisje en de dominee schrijft er bij: dit is het merk van Jan Jansen, dit is het merk van
Pieter Cornelissen.... Boeren van de Noorderdijk, niet vele rijken, niet vele edelen. Bovendien is daar
„die conjuncture des tijds ende dees' becommerlijcke oorlog met Engelandt....” want we zitten
midden in de tweede Engelse oorlog!
Welk een ideaal moet het voor deze boeren geweest zijn: een eigen kerk! En ze komen er! Niet gemakkelijk, maar dat hindert hen niet, ze zijn immers aan tegenslag gewoon.... Verschillende „liefdegaven, 't sij in gelote off in arbeyt”, worden toegezegd.... het sal waerachtigh wel gaen.... ze zullen hun eigen kerk hebben....
hier aan de dijk!
Op 21 December
1666 scheiden zij zich af van de kerken van Grootebroek en Lutjebroek, waartoe ze nu bijna honderd jaar hebben behoord.... Eigenaardig dat Bovenkarspel niet eens wordt genoemd. Dat bewijst o.i., dat er anno 1666 beoosten de Kathoek nog heel weinig volk woont, alleen enkele boeren in de veldhuizen en die zijn dicht bij Bovenkarspel.
Een kleine kudde scheidt zich af: precies honderd belijdende leden: van Grootebroek 42 en van Lutjebroek 58. Het meeste volk woont dus aan het Westeind van Andijk en daar zal ook de kerk komen.... Het Oosteind is minder goed bewoonbaar... het is land van kranke waarde.... nat en dras....
De kerkbouw blijkt een duur geval te zijn.... er is veel geld voor nodig! De boeren steken de koppen bij
elkaar en besluiten: „so bij de E. E. Classis van Enkhuysen als elders raat en hulpe te versoecken....”
en dat helpt! ....„verscheyde leden van de Regeringhe van Enckhuysen (hebben) veel en seer getrouwe devoiren aengewent, sonder welke het seer beswaerlijck soude sijn geweest....” Er moet ook een tractement voor de dominee zijn en er wordt een commissie benoemd, die bij de Edel-Groot-Mogende Heren daarom zal verzoeken. Jan Cornelissen Boeder, Jan Jansen „Genaed”, Pieter Cornelissen Schoenmaker, Nanne Jacobsen, Jan Teeuwissen en Pieter Cornelissen (Backer) zullen dat zaakje wel eens opknappen! Zij stellen zich met de E. Classis in verbinding.... de stadsdominees doen dus het werk en de boeren blijven thuis.... en na veel omslachtigheid gelukt het van de E. G. M. Heren een „Apostille” te bekomen, waarin hen een „ordinaris predikantstractement” wordt toegezegd.... Dat is dan pl.m. 600 gulden!
Op 30 Januari
1667 wordt de eerste predikant beroepen.... een jonge man.... een candidaat, pas van de studie: Abraham Hovius. Zijn vader, Jacobus Hovius, is predikant te Enkhuizen vanaf 1652. De naam Hovius komt in verschillende regentenlijsten voor.... trouwens, de Westfriese predikanten van die tijd zijn meestal onderling verwant en hebben hun familieleden in de sternhebbende steden.... deftige regenten, die zeer vast zitten op het groene kussen....
Nu de dominee beroepen is, wordt met spoed tot kerkbouw overgegaan. Op 10 Mei 1667 worden kerk en predikantswoning aanbesteed.... de meeste materialen worden „door liefhebbers gehaelt”.... en in vier maanden is de kerk kant en klaar.... Hadden ze er maar wat langer over gedaan zouden wij nu zeggen....Het is niet veel moois wat zij gewrocht hebben en het was zeker geen groot kunstenaar, die dit gebouw ontwierp! Niet de minste poging er iets moois van te maken.... zie dat lelijke gewelf met die onbehouwen trekbalken.... die lompe preekstoel.... die grove banken, zonder enige versiering! Het geheel maakt een sobere en naargeestige indruk.... en toch: hoe blij zijn onze vaderen met deze kerk! Een e i g e n kerk! Geen lange reizen meer naar Grootebroek of Lutjebroek in weer en wind.... maar rustig in een eigen kerk het Woord aanhoren, dat gebracht wordt door een
eigen dominee.... Verbum Domini Minister.... Dienaer des Goddelicken Woorts....
Op 18 September,
1667 doet de jonge dominee zijn intrede.... Het kleine kerkje is overvol.... (het kruis is er nog niet aangebouwd).... en met stille aandacht luisteren de Andijker boeren naar de jonge Hovius, die zijn tekst ontvouwt uit 2 Corinthe 6 vers 16: „Want ghij sijt de Tempel des levendighen Gods. Gelijkerwijs God gezegd heeft: lck sal in haer wonen ende lck sal onder haer wandelen.”
De jonge prediker is in zijn „uytbreidinghe” zeer uitvoerig, hij sleept er van alles bij, met talrijke aanhalingen, versierselen en fraaie zinswendingen wordt zijn preek opgesmukt en het duurt zeker twee uur.... Maar de boeren hindert dat niet.... zij luisteren met vrome aandacht en met open mond....
Na de middag is de kerk bijkans nog voller: vader Hovius zal zijn zoon bevestigen! Allicht komen er enkele Enkhuizer regenten mee....
Jacobus Hovius preekt over Psalm 122 vers 1 en 2: „lck verblijde mij in degene die tot mij segghen: wij sullen in het huys des Heeren gaen; onse voeten sijn staende in uwe poorten, o Jerusalem!”
Blijdschap en dankbaarheid is de grondtoon van deze dag!
Och.... het mag dan niet veel zijn wat hier is bereikt.... nog in 1732 heet Andijk „een gehucht met
een kerkje voorzien”.... maar het begin is er: Andijk heeft een eigen kerk! Ook voor de toekomst is
dit van belang.
De kerk is het centrale punt en al is Andijk door de uitgestrektheid niet geëigend om een dorpskern te
hebben.... toch is „Buurtje” jarenlang, zelfs tot pl.m. 1900 het toonaangevende deel van Andijk....
van waaruit het hele dorp geregeerd wordt. Pas in de laatste decennia is hierin verandering gekomen.
Voor onze vaderen is de nieuwe kerk een triomf! Een eigen kerk en een eigen leraar! De jonge dominee betrekt
zijn nieuwe huis met zijn zuster Sara, die op 15 Mei 1667 met attestatie van Enkhuizen komt. Abraham en Sara....
en met meer recht dan de aartsvader kan hij zeggen: „Deze is mijn zuster!” Vier jaar later vertrekt
dominee Abraham Hovius naar Stavoren en in 1681 is hij daar overleden.... Hij was de eerste die te Andijk
het Woord verkondigde.... eren wij zijn gedachtenis.
Weer springen we enkele jaren over.... jaren van allerlei ramspoed.... van oorlog en pestilentie.... van watervloeden en andere natuurrampen.... moeilijke jaren voor ons volk.... Zelfs in de Gouden Eeuw is het niet alles goud wat er blinkt!
We nemen een zesde sprong, en zien rond in de 18e eeuw: