» Jaarboeken "Oud Andijk"
» 1979
» pagina 14
Eeuwenlang hebben de molens een onontbeerlijk element gevormd in de waterhuishouding
en in het economisch leven van dit gewest. In een gebied,
dat door het ontbreken van noemenswaardige hoogteverschillen niet over
snelstromende wateren beschikte, was de wind de voornaamste bron van
energie. Daardoor kregen de molens, die deze energie konden benutten, een
zeer belangrijke taak te vervullen en stelden zij de bevolking in staat
hun strijd tegen het water met meer succes te voeren.
De opkomst van andere bronnen van energie is er de oorzaak van geweest dat
de molens het veld hebben moeten ruimen en de geringe belangstelling voor
hun esthetische waarde heeft ertoe bijgedragen dat het molenbezit op zo
betreurenswaardige wijze is afgenomen.
Men kan zich verbaasd afvragen hoe het mogelijk is geweest dat vanaf de
14e eeuw het weinige droge land, aan alle kanten door het water bedreigd,
heeft kunnen standhouden. Met enorme inspanning hebben de inwoners,
beseffende dat bedijking niet alleen voor de bewoonbaarheid, maar ook voor
lijfsbehoud noodzakelijk was, met geen andere middelen dan schop, berrie
en kruiwagen, dit gigantische werk uitgevoerd.
Ook waren er aanvankelijk geen (gegraven) sloten. Het water liep langs
natuurlijke weg af. Enkele stroompjes liepen van west naar oost. Aan het
eind van de stroompjes werden getijsluisjes gebouwd, waardoor water naar
zee geloosd kon worden. Als het tij ongunstig was, bleef het land
maandenlang verdronken. Bij stormweer brak de buitendijk wel eens door. Om
te voorkomen dat dan al het land onder water kwam te staan, werden
binnendijkjes aangelegd. Hierdoor ontstonden kleine poldertjes en ook in
deze poldertjes trachtte men de waterafvoer met sluisjes te regelen.
Uitbreiding van het inwonertal schiep behoefte aan meer bruikbaar land.
Mede hierdoor ontstond een aantal sloten die naast begrenzing van
landbezit ook functioneerden als vaarsloot en waterberging.
De afvoer van regen- en hemelwater was nog een groot probleem. Op kleine
schaal kon deze afvoer geschieden met hoosschoppen of een scheprad. Maar
op den duur waren krachtiger apparaten noodzakelijk en hierin werd door de
windmolens voorzien. De Westfriese omringdijk was rond 1250 gereed
gekomen, maar het duurde nog twee eeuwen voordat er watermolens kwamen.