» Jaarboeken "Oud Andijk" » 1982 » pagina 20-32
(op schrift gesteld tussen 1940 en 1945)
Andijk is de laatste jaren en vooral na de storm van januari 1916 veel
veranderd. Als postbode heb ik van 1891-1917 dagelijks op Andijk de post
rondgebracht, en heb dus veel van die veranderingen zien gebeuren. Ik heb
in die jaren en daarna in mijn vrije tijd verschillende foto's van Andijk
in een album verzameld, en de navolgende beschrijving van die foto's en
van Andijk daarbij geschreven.
In de oude geschiedenis komt Andijk al omstreeks 1250 na Chr. voor en
tussen 1450 en 1460 zijn er paal- en weerwerken aangelegd tegen
bescherming van het zeewater; het begin dus van de zeedijk. Daar het land
zeer laag lag, en bijna alles uit moeras en rietland bestond en bij winter
meestal onder het zeewater liep, woonden de inwoners op enkele hoger
gelegen terreinen, zoals Munnikei welke naam wel afkomt van het land of
eiland der monniken. Munnikei is wel een der oudste gedeelten van Andijk.
Vanouds behoorde Andijk onder Grootebroek en Bovenkarspel en werd in 1812
een zelfstandige gemeente met ongeveer 1160 inwoners en een oppervlakte
van ruim 1500 Ha.
Van 1812 tot 1817 stond er een Maire (frans voor burgemeester aan het
hoofd der gemeente die tevens secretaris en ontvanger was. Van 1817 tot
1850 waren er twee wethouders die samen met de Maire de gemeente
bestuurden. In 1823 werd de heer R. Kooyman Pzn. tot ontvanger benoemd, in
1846 tot secretaris en van 1859 tot 1891 was hij burgemeester van Andijk
en bedankte in 1859 als ontvanger, maar bleef secretaris tot 1891.
In 1850 kwam er verandering in het bestuur van de gemeente, toen werd de
Maire voortaan burgemeester genoemd en er werd een gemeenteraad ingesteld
van 7 personen waarvan de burgemeester en de wethouders lid waren. Vanaf
1919, na de benoeming van de heer P. Groot Jzn. als burgemeester, is deze
geen lid meer van de raad en in 1923 werd vanwege het aantal inwoners, het
aantal gemeenteraadsleden van 7 op 11 gebracht.
Vanouds was het middel van bestaan meestal veehouderij en landbouw, maar
allengs legde men zich meer toe op de landbouw. Vooral na 1900 werden de
boerderijen die verkocht werden door kleine landbouwers aangekocht en
gescheurd, met als gevolg dat er thans weinig grasland meer aanwezig is.
Vroeger waren karwij, mosterd, graan, peulvruchten en aardappelen de
voornaamste producten die werden verbouwd. De aardappelen werden zachtjes
aan het voornaamste product en de drie eerstgenoemde werden door allerlei
tuinzaden vervangen en worden thans zeer weinig meer verbouwd. Omstreeks
1900 begon men ook bloembollen te telen, wat al spoedig werd uitgebreid,
en voor enkele jaren terug was dat het voornaamste product dat goed werd
betaald.
De laatste jaren is door de tijdsomstandigheden de bloembollenteelt aan
banden gelegd en met ongeveer 50% van de oppervlakte verminderd.
Als de bloembollenteelt niet zo goed was geweest, was de bouwerij hier
de laatste jaren niet lonend geweest want de eetbare gewassen, zoals
aardappelen, kool en andere groenten, waren soms onverkoopbaar. Daar de
tuinzaadteelt steeds uitgebreider werd, waren er al spoedig enige personen
die zich op de handel daarvan toelegden zoals de firma Sluys-Groot, de
firma Rood, J. Kooiman Pzn. enz. enz. Later kwamen er, evenals bij de
bloembollenhandel, steeds meer handelaren bij. De firma Sluys-Groot is in
1872 van Andijk naar Enkhuizen vertrokken en de firma Rood enige jaren
later naar Bovenkarspel, maar de overige handelaren zetten hun zaken nog te Andijk voort.
Vóór 1916 stonden de huizen bijna allen aan de dijk, behalve de meeste
boerderijen die in het land aan goed vaarwater waren gebouwd, wat voor het
binnenhalen van het hooi van groot belang was. Op enkele plaatsen waren er
buurten gevormd, zoals de Bangert, Krimpen, Buurtje, Munnikei enz. Er was
slechts een rijweg boven op de dijk met ruim 20 afpaden naar de openbare
gebouwen, zoals Gemeentehuis, Kerken, Magazijnen enz. en naar de in het
veld gelegen boerderijen. Beneden de dijk was een looppad dat slechts op
enkele plaatsen zo breed was, dat het met rijtuigen bereden kon worden. Op
enkele plaatsen was dat looppad erg smal, en het werd door de
belanghebbende onderhouden wat helaas wel eens wat te wensen overliet.
Langzaamaan werden die onderpaden wat verbeterd en waren toen bijna overal
voor kleine bakkers- en kruidenierswagentjes te berijden.
Van oudsher waren er enkele in het veld gelegen boerderijen die
wagenhuizen aan de dijk in gebruik hadden. Als die boeren met kaas naar de
markt moesten, werden de kazen in de schuit geladen, naar de dijk gevaren,
daar op de wagen geladen en dan naar de markt gereden. Naar sommige in het
veld gelegen boerderijen was 's winters wegverlichting aangebracht,
wat.door de belanghebbende zelf werd betaald. Allengs is daar verbetering
in gekomen, en werd de weg bijna overal verlicht. Later werd door de
gemeente daarvoor, per paal berekend, subsidie gegeven, totdat het
elektrisch licht zijn intrede deed en de hele gemeente werd verlicht op gemeentekosten.
De storm van 14 op 15 januari 1916 heeft te Andijk een grote verandering
teweeggebracht. Door die storm was de dijk aan de binnenzijde op sommige
gedeelten half weggeslagen en aan de steenglooïing was ook grote schade
toegebracht. Het gevaar voor een dijkdoorbraak was niet denkbeeldig. In
diezelfde nacht is de dijk tussen Durgerdam en Monnickendam en die in de
Anna Paulownapolder doorgebroken. Daardoor kwam het water wat te vallen en
toen de storm wat bedaarde, was het gevaar voor Andijk gelukkig voorbij.
Door het bestuur van Drechterland, in overleg met de provincie, werd
besloten de dijk zo spoedig mogelijk te herstellen en onder leiding van S.
Prins te Grootebroek, dijkgraaf van Drechterland, en P. Groot Jzn., toen
nog landbouwer te Andijk, werd daar al gauw een begin mee gemaakt.
In de Enkhuizer Courant van 23 januari 1916 werd door Drechterland een
dringend verzoek gedaan aan de omliggende gemeenten om puin aan te voeren
voor herstelling van de dijk. Spoedig daarna werden dagelijks vele
driewielde karren met puin door de boeren uit de omtrek aangevoerd en die
reden dan tot 's avonds toe door, om grond aan te voeren voor het
dichtmaken van de gaten aan de binnenzijde der dijk. Duizenden zakken
werden met zand en grond gevuld en aan de binnenzijde der dijk
opgestapeld, ter bescherming van de losse grond, in de gaten daaronder
voor het geval dat er nogmaals een harde storm mocht komen. Vele arbeiders
van Andijk en omliggende gemeenten hebben daaraan meegewerkt, en daar het
winter was, en het werk goed werd betaald was dat voor hen nog een
buitenkansje. In overleg tussen Drechterland, het Rijk en de Provincie
werd besloten om de dijk belangrijk te verzwaren, en ruim 250 huizen, die
daarvoor in de weg stonden, te onteigenen. Het waren meestal kleine
huizen, maar er waren ook grote bij zoals scholen, onderwijzerswoningen,
de pastorie van de N.H. Kerk te Andijk-West, het Boerenleenbank-gebouw,
verschillende winkels enz. Voor die onteigening werd een commissie benoemd
bestaande uit de heren P. Groot Jz. te Andijk, R. Zwagerman te
Bovenkarspel, en K. Breebaart te Winkel en deze commissie is het gelukt om
bijna alle gebouwen bij minnelijke schikking in handen te krijgen. Slechts
enkele percelen werden pas later, na verschillende onderhandelingen,
onteigend. Daar er aan de dijk voor al die nieuw te bouwen huizen niet
voldoende ruimte was, werd de nieuwe weg, waarin 25 bruggen en met een
lengte van ongeveer 8 km., aangelegd. De gebouwen die onteigend waren
werden voor een deel gesloopt, en voor een deel opgetild en op rollen
gezet, en vervolgens wat achteruit of opzij verplaatst. Enkele daarvan
werden ten behoeve van hun verplaatsing langs de weg gerold of op schuiten
gerold en vervolgens vervaren en aan de nieuwe wegen dan weer neergezet.
Dit gebeurde eerst met kleine schuren en huizen, maar door de groeiende
ervaring werden steeds grotere gebouwen onderhanden genomen en tenslotte
is zelfs een grote kapberg van K. Tensen Dzn., staande nabij de dijk aan
de Bakkershoek, op schuiten gerold, vervaren en aan de Kleingouw wederom geplaatst.
De rentenierswoning van V. Visser Jzn., is, zonder dat er in huis iets van
plaats veranderde, opgetild en enige meters achteruit gezet. Van de huizen
die gesloopt waren, werden door de Bouwvereniging, die inmiddels was
opgericht, weer verschillende huizen aan de nieuwe wegen gebouwd en deze
huizen zijn later aan verschillende personen verkocht. Ook werden enkele
huizen die onteigend waren, door de vroegere eigenaars teruggekocht en met
medewerking van de Bouwvereniging afgebroken en op een andere plaats opgebouwd.
Aan al die werkzaamheden van herstellen en verzwaring van de dijk, het
onteigenen en verplaatsen der gebouwen, en vooral m.b.t. de aanleg van de
nieuwe wegen heeft P. Groot Jzn., die intussen in 1919 burgemeester der
gemeente was geworden, voor een belangrijk deel meegewerkt en door zijn
toedoen is Andijk zeer veranderd en belangrijk uitgebreid.
Vanouds werden de mensen die overleden waren, begraven in de N.H. Kerk op
het Buurtje onder zerken of op het daar bezuiden gelegen terrein, het Oude
Kerkhof genaamd. In 1915 zijn de grafzerken in der kerk, die in de loop
der jaren waren stukgeraakt, opgeruimd en de grond daaronder, die verzakt
was, vlak gemaakt en met zand opgevuld. De zerken die nog gaaf waren, zijn
eerst weer gebruikt; de opengevallen plekken werden met beton aangevuld.
Verschillende zerken, die genummerd waren, zijn thans nog aanwezig.
In 1828 werd door het gemeentebestuur besloten een nieuwe begraafplaats
aan te leggen en toen is de Westerbegraafplaats in gebruik genomen. in
1914 werd door de gemeenteraad besloten, aangezien de Westerbegraafplaats
niet voldoende ruimte meer had en het aantal inwoners aan de Oosterdijk
steeds groter word, om ook daar een begraafplaats aan te leggen en in
gebruik te nemen, hetgeen ook is gebeurd.
De winter van 1890-1891 was zeer streng. Op Oudejaarsdag had het ijs in de
zee nabij de Fluithoek een dikte van 1 meter, en in de nacht van 14 op 15
januari daaropvolgend heeft er een zware ijsverschuiving plaats gehad.
Aan de Oosterdijk kwam een ijsschots van 1 meter dikte over de dijk
heenschuiven, drukte het ijzeren hek voor de openbare school geheel weg en
een gedeelte van de schoolmuur naar binnen. In de nabij de school gelegen
smederij van C. Smit zat men gezellig te kaarten, toen de ijsplaat aan
kwam schuiven, en moest de kaartclub haastig vluchten. Door het omvallen
van de lamp en de kachel raakte het huis in brand en brandde tot de grond
toe af. Op andere plaatsen kwam het ijs hoog op de dijk te liggen, doordat
de schotsen over elkaar heenschoven. Bij de Bakkershoek lag het ijs zo
hoog op de dijk, dat, toen er een rijpad doorheen gegraven was, en daar
een kapwagen tussendoor reed, er van paard en wagen niets meer was te zien.
Nadat het eerste opruimingswerk van dat ijs ƒ 700,- had gekost, werd de
rest daarvan in 19 percelen aanbesteed voor ƒ 800,-.
In 1880 werd, wegens vergroting van het stoomgemaal, de eerste van de vijf
molens die voor de bemaling in gebruik waren gesloopt en op het
vrijkomende terrein werd een nieuwe woning voor de machinist gebouwd in
1885.
In 1907 en 1908 werden de andere vier molens gesloopt en werd de molenkolk
en de dijk daaromheen vlak gemaakt en werd de bemaling geheel overgenomen
door het stoomgemaal.
In 1910 en 1911 werden de huizen aan de Kolkstraat gebouwd en bij de
aanleg van de nieuwe wegen werd de Kolkstraat daarmee verbonden en kreeg
de naam: Molenweg, en vervolgens werd Munnikei weer hiermee verbonden.
In 1902 werd er in de Geuzenbuurt een nieuwe sekretarie met woning voor
de secretaris gebouwd en het eerst bewoond door D. Kooiman. Vóór die
tijd werd het secretarie-werk aan huis bij de burgemeester gedaan, maar
dat werk werd, evenals het aantal inwoners, steeds omvangrijker en er
diende een secretarie te komen.
Tot 1922 is dat gebouw als seeretarie in gebruik geweest, maar toen er een
nieuwe woning voor de secretaris aan de Kleingouw werd gebouwd is P. de
Boer daarheen verhuisd en werd het eerste gebouw daarna door het hoofd der
Middenschool bewoond.
In 1920 besloot de gemeenteraad om een nieuw raadhuis aan de Kleingouw te
bouwen. Op 9 september 1921 is door de oudste inwoner van Andijk, E. de
Vries, oud 92 jaar, de eerste steen daarvan gelegd.
In 1922 is dat gemeentehuis in gebruik genomen en werd de secretarie
daarheen verplaatst.
Van 1921 tot 1922 werd de aansluiting op het elektrische lichtnet van de
gemeente Andijk gerealiseerd en in 1927 werden we aangesloten op het
waterleidingnet.
In 1926 is de proefpolder die enkele jaren daarvoor was drooggelegd, om
proeven te nemen in het belang van de droogmaking van de Zuiderzee, met
een grootte van ongeveer 40 Ha. bij Andijk gekomen.
Kerkelijk gezien behoorde Andijk vroeger deels tot Grootebroek en deels
tot Lutjebroek, maar de geregelde kerkgang en begravenis was vooral in de
winter erg bezwaarlijk en zodoende ontstond het verlangen zelf over een
kerk en begraafplaats te kunnen beschikken waartoe in 1667 werd besloten.
Het ledental gericht op Grootebroek was toen ongeveer 300 en op Lutjebroek
zo'n 180. Op 17 april 1667 deed de eerste predikant Ds. Abrahamus Hovius
zijn intrede en op 18 september daaropvolgend werd de N.H. Kerk met
pastorie ingewijd. Het ledental werd al groter en 1741 werd het aantal
zitplaatsen door het bouwen van twee galerijen uitgebreid. In 1791 werd
besloten aan de noordzijde van de kerk een huis met galerij te bouwen,
omdat deze alweer te klein was geworden. In 1877 werd de naast de kerk
staande bakkerij van K. Schuurman Tzn. aangekocht en gesloopt, en werd op
dat terrein een nieuwe pastorie gebouwd. De oude pastorie werd toen aan
verschillende personen verhuurd en vanaf 1882 als kosterswoning enz.
gebruikt. Vanwege de dijkverzwaring is de pastorie in 1920 door
Drechterland onteigend en gesloopt.
In 1873 werd aan de Oosterdijk een N.H. Kerk en pastorie gebouwd en zijn
de leden van de kerk die beoosten de Lange Deelesloot woonden, daarbij
overgegaan. Na het vertrek van Ds. de Walle in 1919 is daar wegens financiële
moeilijkheden geen predikant meer geweest. In 1921 is tot combinatie der
beide kerkelijke gemeenten overgegaan en de eerste predikant der
combinatie D.H.G. Brink kwam in 1923 naar Andijk over vanuit Grolloo en
heeft eerst vier jaar in de pastorie aan de Oosterdijk gewoond.
In 1926 is besloten om te Andijk-west weer een pastorie te bouwen, iets
achter de plek waar de vorige pastorie had gestaan. Onder leiding van de
architect D. Saal te Alkmaar is dat gebouw in 1927 gereed gekomen en is D.
Brink van Andijk-Oost naar Andijk-West verhuisd. Na het vertrek van D.H.
Bax in oktober 1940 naar Fredriksoord, worden pogingen gedaan om in de
combinatie Andijk-Oosterdijk ook de kerkelijke gemeente Wervershoof op te
nemen. De R.K.-inwoners van Andijk hadden vanouds twee gebouwen, één in
de Bakkershoek en één in de Bangert, waar gewone kerkdiensten in werden
gehouden, maar voor buitengewone diensten waren ze ook op de Streek
aangewezen.
In 1803 werd er te Wervershoof een nieuwe R.K. kerk gebouwd, en toen zijn
de inwoners van Andijk daarbij aangesloten. De gebouwen waar de
kerkdiensten tot dan toe in werden gehouden, zijn toen verkocht: dat wat
in de Bakkershoek stond werd gesloopt en dat op de Bangert werd gekocht en
wordt nog steeds bewoond door de fam. Swart.
De laatste jaren zijn de R.K. inwoners van Andijk ijverig bezig om geld
bij elkaar te krijgen voor een eigen kerkgebouw.
In 1834 is in Nederland de afscheiding van de Gereformeerde Kerk van de
N.H. Kerk begonnen en in 1836 scheidden zich dientengevolge te Andijk een
achttal leden van de N.H. Kerk af. Dit aantal werd al spoedig groter en
nabij de Kathoek werd een eigen gebouw in gebruik genoment wat op palen
was gebouwd: bij harde wind stond dat gebouw te kraken en te schudden. Als
eerste pastorie werd het woonhuis gebruikt dat later werd bewoond door D.
Schuurman en als tweede het huis dat later werd bewoond door W.
Bloemendaal, beide gebouwen staande nabij de Kathoek.
Daar het ledental gestaag groeide en ook in omliggende gemeenten enkele
personen zich bij de Gereformeerde Kerk aansloten en te Andijk ter kerk
kwamen, werd het kerkgebouw later wat vergroot en er werd een galerij in
aangebracht.
In 1845 scheiden zich enkele leden van de Gereformeerde Kerk af en sloten
zich aan bij het geloof van Jan Mazereeuw, die al spoedig 130 volgelingen
had. Dezen stichtten zelf een gebouw achter de winkel van Fam. Zee, later
J. Reinsma en hielden daar hun godsdienstoefeningen in. De volgelingen
geloofden dat hun leider J. Mazereeuw onsterfelijk was, maar toen in 1855
Mazereeuw kwam te overlijden werd hun geloof erg verzwakt en keerden de
leden langzaamaan weer bij de Gereformeerde Kerk terug; in 1900 zochten de
laatsten aansluiting. Hun eigen gebouw werd na die tijd voor verschillende
doeleinden gebruikt en de laatste jaren door de rechtzinnige leden van de
N.H. Kerk voor hun bijeenkomsten.
In 1863 werd besloten, aangezien het Kerkgebouw nabij de Kathoek te klein
werd, een nieuwe kerk met pastorie te bouwen, bewesten de Kathoek. Dit
gebouw werd later ook weer te klein en in 1905 werd de pastorie gesloopt,
de kerk aan die zijde vergroot en daarnaast een nieuwe pastorie gebouwd.
Daar het aantal inwoners van Andijk steeds groter werd, en vooral ook
het aantal leden van de Gereformeerde Kerk werd de vergrote kerk weldra
weer te klein, en werd er besloten een nieuwe kerk met pastorie aan de
Middenweg te bouwen. Op 20 september 1930 werden deze nieuwe gebouwen in
gebruik genomen en de gebouwen aan de dijk werden daarna verkocht aan M.
van Heezen die de pastorie voor woonhuis en de kerk voor werkplaats en
smederij gebruikte.
In 1927 en 1928 scheidden zich enkele leden van de Gereformeerde
Kerk af, en stichtten een Gereformeerde Kerk onder Hersteld Verband, en
bouwden een nieuw gebouw aan de Middenweg nabij de Kleingouw om hun
diensten in te houden.
In 1867 werd door de leden der Gereformeerde Kerk besloten een Bijzondere
school met onderwijzerswoning te bouweng en deze werd gebouwd naast de
winkel van Fam. Zee. Deze school werd later te klein en in 1914 werd de
nieuwe school met onderwijzerswoning iets verder oostwaards gebouwd, welke
na die tijd ook weer is vergroot.
In 1916 werd besloten nog een Bijzondere school met onderwijzerswoning te
bouwen en in oktober 1916 werd aldus de "School met de Bijbel"
in gebruik genomen.
Tengevolge van de dijkverzwaring kwam deze onderwijzerswoning wel wat laag
te staan. Deze is toen wat omhoog gebracht, en de school die ook al weer
te klein was geworden is toen afgebroken en iets achteruit op het daarvoor
aangekochte terrein van D. Roosendaal wat groter opgebouwd en in gebruik
genomen.
In 1812 toen Andijk een zelfstandige gemeente werd, was de posterij nog
zeer gering. Als men een brief verwachtte kon men aan het postkantoor te
Wervershoof gaan vragen of er een brief was aangekomen, en verder werd de
post zo nu en dan eens bezorgd. Postzegels werden toen nog niet op de
brieven geplakt, maar bij het afhalen en brengen van brieven moest de port
worden betaald. In 1828 werd de eerste vaste postbode aangesteld tegen een
beloning van ƒ 63,- per jaar. Mijn vader was van 1861-1891 postbode en
woonde tot 1882 te Hoogkarspel en daarna te Andijk. Hij nam 's morgens te
Hoogkarspel de post voor Wervershoof en Andijk in ontvangst, wandelde met
de postzak op zijn rug naar Wervershoof, gaf daar de post voor deze plaats
af, en ging met de rest naar het postkantoor te Andijk.
Het postkantoor was eerst aan huis bij C. Prins (later bewoond door
notaris J. v. Bommel) en daarna in de winkel van J. Dol. Daar werd de post
uitgezocht en vader bestelde de post vanaf het postkantoor tot de grens
van Andijk, de Fluithoek, en keerde dan weer terug. Vanaf het postkantoor
tot de grens van Wervershoof, de Driehuizen, werd de post door de
kantoorhouder bezorgd.
Het aantal inwoners werd al maar groter en de post uitgebreider, en
toen omstreeks 1880 ook postpakketten werden toegestaan voor verzending,
werd de postdienst te zwaar.
In 1882 verhuisde mijn vader met zijn gezin daarom naar Andijk en werd de
post vanaf die tijd door hem van Wervershoof afgehaald, en daarna weer tot
de Fluithoek bezorgd. In 1891 heeft mijn vader met pensioen de dienst
verlaten en ben ik als zijn opvolger benoemd, en nam in dat jaar het werk
van hem over. In 1910 vroeg de postkantoorhouder J. Dol ontslag aan en
werd J. de Haas tot zijn opvolger benoemd. Het postkantoor is toen naar de
Bakkershoek verplaatst, als zijnde meer in het midden der gemeente
gelegen. Vanaf mijn benoeming heb ik op het Buurtje gewoond in het huis
van K. Kooiman, thans bewoond door W. Bakker Kzn.
In 1910 toen het postkantoor verplaatst werd, heb ik een nieuw huis daar
nabij laten zetten en heb daar mijn verdere dienstjaren gewoond.
De post werd evenals het aantal inwoners steeds omvangrijker, ook het
aantal postbodes werd groter en de post werd twee keer per dag bezorgd.
In 1920 werd het postkantoor aan de Bakkershoek, dat door
de.dijkverzwaring was onteigend, opgeheven, en kwamen er twee andere
kantoren: één aan de Molenweg met als kantoorhouder W. de Haas, en één
aan de Knokkel met als kantoorhouder J. Timmerman.
In 1919 is J. de Haas overleden en werd door zijn zoon W. de Haas
opgevolgd. Deze is in 1930 overleden en daarna wordt het kantoor
waargenomen door zijn weduwe Y. de Haas-Luyt.
Thans wordt de post twee maal daags door vier postbodes bezorgd., en dat
is dus al een grote verbetering vergeleken bij 1861.
Het verkeer is vanaf 1812 ook erg veranderd, want toen was, behalve
voor de boeren die paard en rijtuig hadden, de schuit het enigste middel
van vervoer, of anders lopen.
De boeren brachten hun kazen naar de markt te Medemblik, Enkhuizen of
Hoorn. De kaasmarkten te Medemblik en Enkhuizen zijn zachtjes aan geheel
verdwenen, en die van Hoorn is van weinig betekenis meer. Het vee dat de
boeren hadden te kopen of te verkopen, werd steeds lopende naar de markt
gebracht, welke markten in april en november in Medemblik, Enkhuizen en
Hoorn werden gehouden, en in juli in de Beemster.
Na de opening van het spoor van Enkhuizen naar Amsterdam is dat veranderd.
Er bestond toen gelegenheid om het vee vanaf Hoogkarspel of Westwoud
iedere dinsdag naar de markt te Purmerend te vervoeren en weer terug.
De veemarkten te Medemblik en Enkhuizen zijn daarna langzaam aan
opgeheven, die in de Beemster is van weinig betekenis meer en de grote
markten te Hoorn zijn ook heel wat kleiner geworden.
De landbouwers gingen als de oogst binnen was, met monsters van hun
zaden 's woensdags naar de Oranjezaal te Enkhuizen, om daar zaken te
doen en als er wat verkocht werd bracht men het verkochte zaad enkele
dagen later per schuit naar Enkhuizen toe.
Later, toen het verkeer wat beter werd, en de fiets een algemeen
vervoermiddel was geworden, is die handel geleidelijk naar Hoorn
overgegaan. en die in de Oranjezaal te Enkhuizen werd opgeheven.
Enkele personen hebben jarenlang een geregelde vrachtdienst per schuit
naar Enkhuizen gehouden, en in de zomer en het najaar voeren er ook enkele
naar Hoorn. Deze mensen vervoerden meestal aardappelen voor de inwoners
van Hoorn en gingen dan 's avonds uit Andijk weg, waren dan almorgens
vroeg in Hoorn en keerden slmiddags weer terug na een reis van 6 tot 7 uur.
In 1881 opende S. Knip een vrachtdienst per as naar Hoorn en heeft die
dienst 8 jaar volgehouden en heel wat zware vrachten weggereden. Na S.
Knip hebben verschillende andere personen met vrachtwagens een dienst
gehouden, maar toen de vrachtauto's in werden gevoerd, zijn de overige
vrachtdiensten opgeheven. Volgens een advertentie in de Enkhuizer Courant
van juni 1885 opende S. Knip, alleen 's maandags een passagiersdienst twee
keer per dag heen en terug naar Hoogkarspel-station, en dit was dus de
eerste passagiersdienst vanaf Andijk. Kort daarna opende J. Knook van
Westwoud een passagiersdienst op maandag, woensdag en vrijdag vanaf het
Fortuin te Wervershoof en op zaterdag van het Buurtje naar Westwoud. Deze
beide diensten hebben niet lang bestaan.
In 1888 opende Impita van Medemblik een dagelijkse dienst vanaf
Medemblik naar het Buurtje en vandaar naar Hoogkarspel. Deze dienst heeft
enige jaren bestaan en is toen weer opgeheven. Toen de N.V. Autodienst
"West-Friesland" werd opgericht, werd in de Bakkershoek een
terrein aangekocht om een garage te bouwen. Door deze autodienst werden
dagelijks diensten gereden naar Enkhuizen en Hoogkarspel, wat voor Andijk
een grote verbetering was.
Tengevolge van de storm van januari 1916 was het onmogelijk deze diensten
door te laten gaan. De autobussen zijn toen verkocht en nadat de garage
onteigend was, is, in 1920, de N.V. Autodienst West-Friesland opgeheven.
Intussen was er een motorboot in de vaart gebracht om de passagiers mee te
vervoeren, toen dat langs de weg niet mogelijk was.
In 1918 vervoerde deze motorboot 13.967 personen en in 1921: 8.488 en
daarvan werd aan gelden ontvangen: in 1918: ƒ 5.805,- en in 1921: ƒ 3.547,-.
Voor het tekort van deze dienst werd van de gemeente subsidie ontvangen.
Toen de dijk weer hersteld was, opende L. Kors van Hoogkarspel weer een
autodienst van Andijk naar Hoogkarspel en Enkhuizen. Enkele jaren later is
door L. Kors de Meestoof aangekocht en als garage in gebruik genomen en
kwam Kors daar zelf in te wonen. In 1930 heeft Kors deze autodienst en
garage overgedaan aan de W.A.C.O. te Hoorn en vanaf die tijd woont één
der chauffeurs in dat gebouw.
Vanaf dat tijdstip rijdt deze dienst geregeld op Hoorn en Enkhuizen en
is Andijk uit zijn isolement gekomen.
Het aantal verenigingen op allerlei gebied is de laatste jaren belangrijk
toegenomen. In 1835 werd door enige vooraanstaande personen, waarbij ook
enkele roomskatholieken te Andijk en Wervershoof het Dep. tot Nut van 't
Algemeen Andijk en Wervershoof opgericht. In 1838 werd door dat Dep.
besloten een ziekenfonds op te richten en al spoedig werden enkele
personen daar lid van en hun aantal groeide gestaag. In 1938 is het
honderd-jarig bestaan herdacht door met de leden een autotocht te houden.
Na 1900 kwamen er verschillende andere verenigingen voor ziekte en
ongevallen tot stand en ging het ledental achteruit. In 1940 werd door het
bestuur in overleg met het Dep. voorgesteld geen nieuwe leden meer aan te
nemen en dientengevolge het ziekenfonds over enkele jaren op te heffen. In
1843 werd door het Dep. een spaarbank opgericht en de controle daarop werd
aan de burgemeester en wethouders opgedragen. Enige jaren later is
tengevolge van een verschil van mening het bestuur van de spaarbank
gescheiden van het bestuur van het Dep. maar de spaarbank bleef zonder
enige controle doorwerken. In 1861 bedankten de te Wervershoof wonende
leden van het Dep. als lid en richtten zelf een Dep. te Wervershoof op. In
1864 is door het Dep. te Andijk opnieuw een spaarbank opgericht, die al
spoedig een flink aantal inleggers verkreeg. In 1921 zijn deze beide
spaarbanken met elkaar verenigd, en deze spaarbank staat onder controle
van de Nederlandse Spaarbankbond en telt thans ongeveer 800 inleggers.
In 1875 bedankten de te Oosterdijk wonende leden van het Dep. als lid en
richtten zelf een Dep. en een spaarbank op. Een gedeelte "betreffende
inleggers te Oosterdijk" van de bestaande spaarbank werd aan de
nieuwe spaarbank afgedragen. Van de bibliotheek die al door het Dep.
Andijk was opgericht werd ook een gedeelte aan het Dep. Oosterdijk
afgedragen en van beide bibliotheken wordt 's winters door vele personen
druk gebruik gemaakt.
In 1852 is door het Dep. een "Naai- en Breischool" opgericht,
maar toen in 1881 het verplicht werd daarin les in de openbare school te
geven, werd deze Naai en Breischool opgeheven. Het batig saldo van deze
school werd afgedragen aan de "Vereniging tot Onderhoud van de
Benedendijk Voetpaden".
Na 1890 zijn door het Dep. verschillende commissies benoemd voor onderzoek
en oprichting van verenigingen op allerlei gebied en werden de eerste
kosten daarvan door het Dep. betaald. Zo werd in 1891 een Commissie voor
Mandenmaken ingesteld, hetgeen na onderzoek te duur werd gevonden; later
werd echter besloten te proberen er 's winters een cursus in te geven met
het oog op werkverschaffing.
In 1895 werd op voorstel van A.Warnaar een brandassurantie opgericht en
het kantoor daarvan werd bij Warnaar, die sekretaris-penningmeester was
geworden, aan huis gehouden.
Het aantal deelnemers werd steeds groter en na A. Warnaar is W.J.A. de
Kat sekretaris-penningmeester, en na diens overlijden in 1941 werd C.
Minnes Pzn., als diens opvolger gekozen. In 1941 werd aan de Kleingouw een
woning aangekocht en deze wordt thans tot woning en kantoor voor de
sekretaris- penningmeester verbouwd. Het aantal deelnemers is thans zo
groot, dat het bestuur het gewenst achtte zelf een huis met kantoor te
hebben waar het werk, er aan verbonden, kan worden gedaan.
In 1898 werd op voorstel van F. Ypma en W. Jonker een commissie voor
onderzoek tot oprichting van een inmaakfabriek ingesteld. Deze
inmaakfabriek is enkele jaren in werking geweest, maar daarna opgeheven.
In 1898 stelde W. Singer J.Kzn. voor een Floralia op te richten, maar na
gedaan onderzoek is niet tot oprichting overgegaan.
In 1902 stelde P. Kooijman Kz., toen de burgemeester, voor een afdeling
van het Witte Kruis op te richten. D. Heenk vond dat zeer gewenst maar
vond het beter dit van de gemeente uit te laten gaan, hetgeen ook is
gebeurd. In 1903 werd door burgemeester P. Kooijman een commissie bij
elkaar geroepen en werd de afdeling van het Witte Kruis opgericht. Voor
kosten van oprichting werd door het Dep. een bedrag van ƒ 25,- toegestaan.
In 1905 werd door A. Warnaar en H. Tuytel voorgesteld te onderzoeken of
een Boerenleenbank kon worden opgericht, waartoe na enig onderzoek werd
besloten. Op 18 maart 1905 werd door 46 personen de Boerenleenbank
opgericht en tot kassier daarvan werd A. Warnaar benoemd. in 1914 besloot
de bank een eigen gebouw te laten zetten en ten behoeve daarvan werd in de
Bakkershoek een terrein aangekocht. In 1915 is dat gebouw in gebruik
genomen en is A. Warnaar daarin gaan wonen, terwijl tevens de
administratie van de Brandassurantie daarin werd ondergebracht. Door de
dijkverzwaring werd dit gebouw enige jaren later onteigend en werd het
kantoor tijdelijk overgebracht naar de autogarage van de N.V. Autodienst
West-Friesland. In 1920 bedankte de heer Warnaar als kassier van de bank
en werd W.J.A. de Kat zijn opvolger.
Aan de Kleingouw is toen een nieuw terrein aangekocht en werd daar een
kassierswoning met kantoor op gebouwd. Deze zijn in 1920 in gebruik genomen.
Op 15 januari 1941 overleed W.J.A. de Kat en werd G. Boogaard. die vanaf
juni 1930 als klerk op het kantoor werkzaam was, tot zijn opvolger benoemd.
In 1905 werd door A. Warnaar en W. Singer J.Kzn, nogmaals voorgesteld een
Floralia op te richten en dat is toen goed geslaagd.
In 1907 werd een commissie benoemd om verbetering in de aansluiting met
het spoor te verkrijgen en zijn er pogingen gedaan om vanaf Andijk over
Wervershoof en Hauwert spoorverbinding met de lijn van Medemblik-Hoorn te
verkrijgen, hetgeen na heel wat voorbereidingen toch niet is gelukt.
Verder is er ook nog een Weduwfonds door het Dep. opgericht maar na enkele
jaren is dat weer opgeheven, omdat het financieel niet mogelijk was om aan
de verplichtingen te voldoen.
Door het Dep. is in al de jaren van haar bestaan al heel wat goeds
gedaan en haar bestaan is in 1860, in 1885, in 1910 en in 1935 telkens
feestelijk herdacht, en verschillende door haar opgerichte verenigingen
zijn thans nog nuttig werkzaam.
In 1882 werd de vereniging "Akkerbouw" opgericht, met het doel
beter afzetgebied en een hogere prijs voor de aardappelen te krijgen daar
de helft daarvan geregeld aan groter werd. In het drukste tijdje van het
aardappelrooi-seizoen werden deze 's morgens vroeg naar Broekerhaven
gebracht, daar door twee aanwezige leden van het bestuur gekeurd, en dan
in het schip geladen om de volgende dag te Amsterdam aan de markt of door
een handelaar te worden verkocht.
Nadat de markt te Bovenkarspel werd opgericht, is de verzending van
aardappelen door Akkerbouw naar Amsterdam teniet gedaan. Akkerbouw was ook
al begonnen met aankoop van benodigdheden voor de landbouw zoals manden,
stokken, riet en mest enz., en nadat de verzending van aardappelen
afgelopen was, helemaal een inkoopvereniging geworden. waarbij thans alle
bouwers zijn aangesloten.
Op land en tuinbouwgebied zijn er de laatste jaren ook verschillende
verenigingen opgericht, zoals "Bloembollencultuur", "Hulp
bij Ziekte", "Ziekten en Ongevallenverzekering" enz. welke
alle nuttig werkzaam zijn.
Op het gebied van veeteelt en zuivelbereiding zijn de vanouds bestaande en
later opgerichte verenigingen zoals stierenvereniging
"Veefonds", de fokvereniging en zuivelfabrieken bijna allen
opgeheven, daar het aantal veehouders steeds kleiner werd en thans zeer
gering is.
Ook op het gebied van de gezondheid zijn er verschillende verenigingen
opgericht, zoals gezinsverpleging "Huisverzorging",
"Uitzending naar Vakantiekolonies" enz., die alle in het belang
van de gezondheid werkzaam zijn.
Behalve al de reeds genoemde verenigingen zijn er ook verschillende
toneel-, muziek-, zang- en sportverenigingen opgericht welke bijna alle
een goede belangstelling bij haar uitvoeringen ondervinden en die bij
concoursen en wedstrijden waaraan zij deelnemen goed naar voren komen.
In mei 1941 werd door A. van Zanten te Oosterdijk een
standaardisatie-bedrijf voor consumptie-melk opgericht. Bij de opening
werd. ongeveer 1600 L. melk per dag verwerkt. Door de tijdsomstandigheden
moet de melk op een vetgehalte van 2,40 à 2,60% worden gebracht, voordat
deze wordt rondgebracht. In dit bedrijf zijn verschillende machines
aangebracht om de melk te verwerken en na deze bewerking wordt de melk bij
de verschillende melkboeren thuis bezorgd om uitgevent te worden. Bijna
alle veehouders zijn bij dat bedrijf aangesloten, maar van enkele gaat de
melk nog naar de kaasfabriek te Wervershoof.
J. de Vries.