» Jaarboeken "Oud Andijk"
» 1985
» pagina 15-17
Veel van de Nederlandse polders ondergaan - zoals ook elders de landschappen van ons land -
intensieve veranderingen. Wie in een polder woont zal dat niet ontgaan. Heel sterk is dat met twee
poldergebieden in onze omgeving: de polder "Het Grootslag" ... nou wij hoeven de wat ouderen niets te
vertellen, de jongeren kunnen zich de oude situatie niet eens meer voorstellen van een polder met
vrijwel alle verkeer met schuiten langs huizen en akkers. Die andere polder, waar wij het over willen
hebben is de Heer Hugowaard, die niet de zelfde soort verandering heeft ondergaan maar een geheel
andere, ten minste niet minder ingrijpende: die van de "overloopfunctie van een stad als Amsterdam.
Van een kleine agrarische gemeenschap groeide de bewoning in die polder explosief en weinige jaren tot
een bevolking van ongeveer 30.000 zielen. Niet gering die groei, niet gering ook de verandering daardoor.
De veranderingen stoelen niet, zoals eerdere ontwikkelingen op logische wijzigingen en aanpassingen.
Het zijn ingrepen op basis van economische argumenten, die wij niet ter discussie behoeven te stellen.
Niettemin is en blijft het zinvol ons bewust te blijven van het historisch aspect, van het verleden.
Want leven, wonen en werken hebben ook hun historie. Dat is de zin van de tentoonstelling: laten zien
hoe het groeide, hoe het aanvankelijk traag evolueerde van uit logische groei van mensental, economische
verlangens en eisen en sociale beweegredenen.
In de tentoonstelling wordt eerst wat getoond van het ontwikkelen van ons woon- en werkgebied vanuit
een ver verleden en van de bewoningsgeschiedenis. De mens die nog aanvankdijk invloedloos verbleef in
dat landschap, maar met het begin van landbouw en veehouderij begon in te grijpen door branden en
ontginnen, begon de natuur naar zijn hand te zetten. Die invloed was gering en de natuur heroverde
meestal snel het verloren gebied zodra die mens het weer prijs gaf. Dat is minder en minder mogelijk
geworden omdat de ingrepen steeds sterker werden, steeds krachtiger de aanval op het natuurlijke
plaats vond.
In de tentoonstelling wordt achterom gezien en rondom om duidelijk te maken hoe de levenscyclus van
de mens zich ontwikkelt in het woongebied in samenhang met het werken. Een belangrijk aspect daarin
is niet in het minst het wonen. Wonen betekent al van oudsher het bouwen van woningen voor het wonen
als zodanig en voor het werken. Zo worden er woonhuisplattegronden getoond van boerderijen in hun
variaties. Want het werken bepaalde in sterke mate het innerlijk van de woning. Het uiterlijk werd
mede bepaald door het gebruikte bouwmateriaal.
Van de oudste woningen, waarvan de sporen met opgravingen werden vastgesteld, waren de wanden opgebouwd
uit vlechtwerk van tenen, met leem bestreken, tussen staande palen in een soort vakwerkbouw uitgevoerd.
In de 11/12de eeuw werden meer en meer houten huizen gebouwd. En er ontwikkelde zich de bouw in tuf
en baksteen. Eerst werden alleen kerken, kastelen en kloosters met blokken tufsteen en grote kloostermoppen
(bakstenen) gebouwd. Later kwamen kleinere bakstenen in gebruik, ook voor gewone woningbouw en veelal
waren er combinaties van hout en baksteen.
De Westfriese stolpboerderij met het vierkante raamwerk in het midden, het pyramide-vormige dak, met
stenen en gedeeltelijk houten wanden werd een karakteristiek element in het landschap. Het was de
leefruimte voor mens en dier in nauwe gemeenachap.
Een woongemeenschap bestaat evenwel niet uitsluitend uit boerderijen die bewoond worden door mensen
en die hen gelegenheid geven voor het houden van huisdieren als middel van bestaan. In de gemeenschap
van het plattelandsdorp zijn ook arbeiderswoningen nodig, soms huizen voor tuinders met hun behoefte
aan bergruimte voor materiaal en producten in de vorm van schuren en "boeten". Voor de voorzieningen
en de woongemeenschappen zijn er winkels nodig en scholen.
De waterbeheersing vereist bouwelementen als molens en gemalen.
In latere Jaren werden die gemeenschappen aangevuld met immigranten, die niet landschapsgebonden
leefden. Zo groeide uit de zuiver agrarische polderbevolking bijvoorbeeld in verscheidene polders ten
Noorden van het IJ stedelijke agglomeraties met allerlei diverse woonruimten, ook voor deze stadsmensen.
Zo groeit een stad - zonder stadsrechten - uit een plattelandsdorp.
Een huis is een samenstel van materialen als hout, baksteen, riet, dakpannen, leem, plavuizen voor de
vloeren en nog veel meer.
Wonen vereist echter meer; er is ruimte óm de woning ... ook met eigen gezicht en eigen historie.
In die ruimte zijn tuinen met vaste planten, heesters, struikgewas en bomen. Tuinen en woningen naar
hun voorkomen bij de bewoners, hun geaardheid en de mode. Het erf van een veeboer ziet er anders uit
dan dat van de bouwboer of de tuinder. Stadswijken, waarin stedelingen wonen, zien er geheel anders
uit dan de gespreide plattelandsbewoning. Bij plattelandswoningen horen van ouds boenstoepen aan de
sloot, hekken en hekjes, kdppen- en hondenhokken, een pleetje boven de sloot, eertijds, geiten op een
kist en een schaap aan een touw. Voorts is er vaak een slootje langs de weg, dat het erf van de straatweg
scheidt, met een bruggetje, een damhek, soms een poort, paden om het huis, een oprijlaan naar de boerderij
of het landhuis. Er zijn weg- en erfbeplantingen die het landschap toon geven. Het is allemaal in
iedere streek van het land op eigen wijze opgelost.
Het doel van de tentoonstelling is: "Kijk eens om U heen!" Zie hoe onze voorouders in het Westfriese
land hun grond gebruikten, er woonden en werkten. Zie eens hoe zij het veranderden, hoe de woning
veranderde, hoe de kleine kerk van weleer een kolossaal bouwsel werd, hoe uit de kleine bouwsels van
plaatselijke timmerlieden en metselaars wooncomplexen groeiden door architecten bedacht en op tekentafels
uit gewerkt. Zie hoe het oude stamkroegje van een dorp ten onder is gegaan in een recreatieve
restauratie-gelegenheid en bowlingbanen het vermaak van eertijds vervingen, hoe een klein vissershaventje
geen nut meeer heeft en een enorme jachthaven honderden schepen gaat herbergen alleen voor plezier.
Zie daarbij ook hoe oude waarden en schoonheden verloren gingen. Pas dan wanneer wij daarnaar bewust
zien, begrijpen wij hoe een woongemeenschap waarin wij leven, wonen en werken is samengesteld en
functioneert, hoe het leven daarin al maar verandert ... de evolutie van ons bestaan ... onontkoombaar.
Verliezen en winsten, maar zeker niet winst alleen. Van belang is dat wij er bewust mee bezig zijn;
er bewust in bestaan is erg belangrijk want dat is ons leven. Maar ook bewust uitwegen de voor- en
nadelen de winsten en verliezen afwegen. En nooit het verleden wegdoen alleen om de toekomst. Ons
heden stoelt geheel op dat verleden. Dus is het waardevol dat te blijven onderscheiden.
Gerrit van der Heide.